1998/412

Rapport
Op 4 november 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer en mevrouw B. te Norg, met een klacht over een gedraging van het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest te Onderdendam. Nadat verzoekers bij brieven van 8 januari, 10 februari en 28 februari 1998 nadere informatie hadden verstrekt, werd naar deze gedraging een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoekers verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoekers klagen over de beslissing die het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest op 15 januari 1998 heeft genomen op hun verzoek om schadevergoeding van 13 augustus 1994. Zij klagen met name over:1.       de mededeling van het waterschap in de beslissing van 15 januari 1998 dat n en ander geschiedt zonder erkenning van aansprakelijkheid; 2.       de hoogte van de aangeboden schadevergoeding (f 2.000 terwijl de schade volgens verzoekers f 10.645 bedraagt); 3.       het in de brief van 15 januari 1998 niet noemen van een termijn waarbinnen zij de toegezegde ontheffing voor het hebben van beplanting kunnen tegemoet zien.

Achtergrond

Zie BIJLAGE.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd het waterschap en verzoekers een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het waterschap deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoekers gaf aanleiding het verslag aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

1. Feiten1.1. Verzoekers zijn onder het maken van huwelijkse voorwaarden gehuwd. E n van de verzoekers is vanaf 14 maart 1974 eigenaar van een perceel hakhout met ondergrond groot 15.00 are en een perceel veen en water groot 34.70 are. In het kader van de ruilverkaveling Peizermade is het perceel veen en water geruild voor een perceel hakhout groot 34.50 are. Bij akte van toedeling van 7 oktober 1974 is aan verzoekers een perceel hakhout van 49.50 are toebedeeld. De andere verzoeker is vanaf 11 mei 1994 eigenaar van een perceel woeste grond groot 5.10 are. Beide bovengenoemde percelen liggen aan het Oostervoortsediep.1.2. Verzoekers schreven op 13 augustus 1994 onder meer het volgende aan het waterschap Noordenveld:"Recentelijk hebben wij een bezoek gebracht aan een strook bos (...), grenzend aan de westzijde van het Oostervoortse Diep. Twee percelen van dit bos (...) behoren ons in eigendom toe. Ons is daarbij gebleken dat door werkzaamheden t.b.v. het Waterschap Noordenveld aanzienlijke schade is toegebracht aan ons eigendom. Het onderhoudspad langs het Diep is nagenoeg over de volle lengte van beide percelen, ca. 180 m., verbreed. De verbreding varieert van ca. 1.00 m. tot ruim 4.00 m. Dit betekent dat de schade een terreinoppervlakte betreft van ca. 450 m2. van ons grondgebied. De schade bestaat uit de verwijdering van ongeveer 20 jaar oude beplanting (w.o. bomen), voor een belangrijk deel aangebracht in het kader van de uitvoering van de Ruilverkaveling Peizermade en Peize-Bunne. Voor de verwijdering van de beplanting en de verbreding van het onderhoudspad is door ons geen toestemming verleend. Voorts is er geen enkele vorm van overleg geweest van de zijde van het Waterschap Noorderveld met ondergetekenden. Er is derhalve sprake van een onrechtmatige daad. Voor de schade, door ons geraamd op f 9000,--, stellen wij u hierdoor aansprakelijk."1.3. Op 30 september 1994 vond naar aanleiding van de schadeclaim van verzoekers een gesprek plaats tussen verzoekers en de voorzitter en het hoofd van de technische dienst van het waterschap Noordenveld. Het dagelijks bestuur van het waterschap Noordenveld liet naar aanleiding van dit gesprek en de brief van verzoekers van 13 augustus 1994 bij brief van 1 november 1994 onder meer het volgende aan verzoekers weten:"Tijdens dit gesprek is er door u gewag gemaakt dat er een schriftelijk stuk bestaat waarin toestemming zou zijn verleend voor het hebben van beplanting binnen 3 meter uit de insteek van het Oostervoortsediep (...). Het is ons niet onbekend dat in 1967 aan de plaatselijke commissie voor de ruilverkaveling Peizermade, ten behoeve van een aantal watergangen, een ontheffing is verleend voor de verbodsbe- paling aanbrengen beplanting binnen 3 meter vanuit de insteek van een watergang. Terzake hebben wij het archief geraadpleegd of bedoelde ontheffing ook geldt voor het Oostervoortsediep voorzover gelegen bijlangs (de percelen van verzoekers; N.o.). Dit blijkt echter niet het geval te zijn. Wij willen in deze evenwel niet zonder meer voorbijgaan over hetgeen waarvan door u gewag is gemaakt. Mocht u derhalve beschikken over een schriftelijk stuk waarin sprake is van een ontheffing als hiervoor bedoeld, dan stellen wij het ten zeerste op prijs hiervan een kopie te ontvangen."1.4. Verzoekers reageerden op 6 december 1994 onder meer als volgt:"Mede gelet op het gestelde in uw brief van 01 november 1994 hebben wij ons verstaan bij het Kadaster te Assen. Hier bleek dat de insteek van betreffende watergang zich ten tijde van de inmeting bevond op 1,20 m. uit de erfafscheiding tussen het terrein van het Waterschap en de eerder genoemde twee percelen. Uw mededeling in voornoemde brief dat door ons gewag is gemaakt dat er een schriftelijk stuk zou bestaan waarin toestemming zou zijn verleend voor het hebben van beplanting binnen 3 meter uit de insteek van het Oostervoortse diep berust op een misverstand uwerzijds. Door ons is gesteld dat onderhavige beplanting indertijd (v r 1973) op gezag van de plaatselijke commissie voor de ruilverkaveling "Peize-Bunne" op ca. 1.20 m. uit de insteek van de watergang is aangebracht. Deze situatie, waarbij de beplanting zich bevindt op ca. 1.20 m. uit de insteek van de watergang is nog goed herkenbaar aanwezig over de volle lengte langs het Oostervoortse diep tussen de fietsbrug (...) en de verkeersbrug van de Donderse weg (...), veronderstelt een ontheffing van de verbodsbepaling voor het hebben/aanbrengen van beplanting binnen 3 meter vanuit de insteek van de watergang. Dit strookt met hetgeen door U wordt gesteld ter zake de verlening van een ontheffing aan de plaatselijke commissie. De huidige - "Keur op het onderhoud, het gebruik en het beheer van waterstaatswerken in het waterschap Noordenveld" -, goedgekeurd d.d. 11 juli 1983 biedt een vergelijkbare ontheffingsmogelijkheid. Tijdens de informatieve bijeenkomst ter plekke op 30 september 1994 is ons voorts van de zijde van het Waterschap Noordenveld gebleken dat:- de schade aan de beplanting in verband kan worden gebracht met werkzaamheden t.b.v. het Waterschap. - het veelal gebruikelijk is dat voor verwijdering van beplanting en verbreding van het onderhoudspad op percelen die anderen in eigendom toebehoren, geen toestemming wordt gevraagd. - met stilzwijgende instemming van het Waterschap vrijkomend hout door uitvoerenden wordt meegenomen. Uit het bovenstaande moge u blijken dat wij onverkort vasthouden aan de in onze brief van 13 augustus gestelde schadeclaim."1.5. Op 23 december 1994 vond een bespreking plaats tussen verzoekers, het dagelijks bestuur van het waterschap Noordenveld, de secretaris van het dagelijks bestuur en het hoofd van de technische dienst. In het verslag dat van deze bespreking werd opgemaakt stond onder meer het volgende:"Hij (de voorzitter van het dagelijks bestuur; N.o.) zegt de behoefte te hebben toch nog enkele feiten te willen aanhalen, te weten; -        het waterschap heeft langs de percelen (van verzoekers; N.o.) een onderhoudspad in eigendom van 1.20 m. breed. -        in de Keur is een verbodsbepaling opgenomen van het hebben van beplanting binnen 3 m. uit de insteek van een waterstaatswerk. In dit geval het Oostervoortsediep. -        de beplanting, aanwezig binnen 3 m., door het waterschap is verwijderd. -        omtrent bedoelde verwijdering het waterschap heeft nagelaten (verzoekers; N.o.) vooraf schriftelijk te informeren. Voor dit verzuim worden excuses aangeboden. -        het waterschap niets bekend is over gemaakte afspraken tussen de plaatselijke commissie rvk. Peizermade en de vorige eigenaar van genoemde percelen (...) voor het hebben van beplanting vanaf 1.20 m. uit de insteek tot 3 m. grens. In ieder geval is er door het waterschap geen ontheffing verleend. Dit laatste punt is naar de mening van de voorzitter de oorzaak dat er nu een geschil is ontstaan tussen het waterschap en (verzoekers; N.o.) met als gevolg een ingediende schadeclaim ad. f. 9.000,--. De vraag is nu hoe komen wij hier onderling uit. (Verzoeker; N.o.) geeft de navolgende toelichting op de bij brief van 12 augustus 1993 (bedoeld wordt 13 augustus 1994; N.o.) ingediende schadeclaim. Eind jaren '60, begin jaren '70 is in goed overleg tussen de plaatselijke commissie en (de vorige eigenaar van het desbetreffende perceel; N.o.) de grens van het perceel (...) bepaald op 1.20 m. uit de insteek van het Oostervoortsediep. Daarna heeft inplant plaatsgevonden van dit perceel met eiken, berken, elzen en aan de loopzijde met meidoorns. Recentelijk is bijgekocht van (...) het bosperceeltje (...). Het steekt ons dat het waterschap, zonder enig vooroverleg, telkens weer de beplanting snoeit tot 4 m. uit de insteek van het

Oostervoortsediep. Dit gebeurt soms met een klepelmaaier op een niet al te nette manier. Het komt bij ons over als een schijn-bare poging van het waterschap om stilzwijgend het onderhoudspad te verbreden. Het komt er op neer dat het waterschap voor onderhoudsactiviteiten nu tevens gebruik maakt van onze grond. Nogmaals, in goed overleg met de ruilverkavelingscommissie is de beplanting aangelegd. Je mag er toch vanuit gaan dat overheden goede afspraken met elkaar maken. Ook in dit geval betreffende aanbrengen beplanting. De voorzitter beaamt dat overheden goed met elkaar dienen om te gaan. De indruk bestaat dat er in deze waarschijnlijk dan toch wel iets fout is gegaan. In het waterschapsarchief is nl. niets te vinden over een verleende ontheffing voor het aanbrengen van beplanting binnen meergenoemde 3 m. grens. (Verzoeker; N.o.) zegt uit te gaan van feiten. Voor andere percelen langs het Oostervoortsediep is indertijd wel een dergelijke ontheffing verleend. Dit moet dus ook gelden voor de percelen (van verzoekers; N.o.). Zo niet dan is er sprake van rechtsongelijkheid. Spreker geeft vervolgens twee mogelijkheden aan om tot een oplossing van het geschil te komen. 1.       Het waterschap verleent alsnog ontheffing van de verbodsbepaling in de Keur voor het hebben van beplanting en draagt zorg voor nieuwe inplant. Deze ontheffing dan gelijkluidend te doen zijn aan de ontheffingen zoals indertijd verleend op verzoek plaatselijke commissie rvk. Peizermade. 2.       Het waterschap koopt een vervangende strook grond, grenzende aan de percelen (van verzoekers; N.o.), en ruilt deze met mijn grond grenzende aan het onderhoudspad. De voorzitter zegt toe dat het d.b. zich over beide mogelijkheden zal beraden en de beslissing hieromtrent zal meedelen voor 1 april a.s."1.6. Per 1 januari 1995 fuseerde het waterschap Noordenveld met een aantal andere waterschappen en ging verder onder de naam waterschap Noorderzijlvest.1.7. Het waterschap Noorderzijlvest stuurde op 8 februari 1995 een kopie van het verslag van het gesprek van 23 december 1994 aan verzoekers. Het waterschap Noorderzijlvest liet in de aanbiedingsbrief aan verzoekers weten dat het dagelijks bestuur van het waterschap had gekozen voor mogelijkheid 1. en dat daarover nog contact met verzoekers zou worden opgenomen.1.8. Vervolgens vernamen verzoekers niets meer van het waterschap Noorderzijlvest. Verzoekers rappelleerden het waterschap bij brief van 14 juli 1995, 4 maart 1996, 14 mei 1996 en 12 februari 1997.1.9. In de brief van 4 maart 1996 gaven verzoekers onder meer het volgende aan:"Op 15 september 1995 hebben wij ons telefonische verstaan met het waterschap Noorderzijlvest. Daarbij werden wij in contact gebracht met de heer (...), juridisch medewerker van het waterschap, die ons de ontvangst van de brief van 14 juli 1995 bevestigde en een spoedige afwikkeling van de zaak beloofde. Tot op heden mochten wij echter niets van uw zijde vernemen. Gelet op het achterwege blijven van enige voor ons waarneembare actie uwerzijds, maken wij u er hierdoor op attent dat wij u tevens aansprakelijk houden voor het sedert 01 april 1995 optredende renteverlies (wettelijke rente) en gemaakte kosten verbandhoudende met de schriftelijke afwikkeling van de claim."1.10. Op 11 maart 1997 vond een gesprek plaats tussen verzoekers en een juridisch medewerker van het waterschap Noorderzijlvest over de schadeclaim van verzoekers.1.11. Verzoekers schreven op 4 oktober 1997 onder meer het volgende aan het waterschap Noorderzijlvest:"In vervolg op ons gesprek (...) d.d. 11-03-1997 inzake:- schadeclaim d.d. 13 augustus 1994, e.v. - berichten wij u, dat aan de toezegging van de heer (...), inhoudende dat het waterschap ons uiterlijk 04-04-1997 een schriftelijke reactie zal doen toekomen met een realistisch voorstel ter genoegdoening van de schadeclaim, c.a., tot op heden geen uitvoering is gegeven. Tijdens het bovengemelde gesprek d.d. 11-03-1997 is door ons wederom uitleg gegeven van de door ons ingediende schadeclaim, c.a. Er heerst overeenstemming over de ondervermelde punten:1.       Het waterschap erkent zijn schuld voor wat betreft de aangerichte schade. 2.       Het waterschap verleent alsnog d.m.v. een schriftelijk besluit de ontheffing van de verbodsbepaling in de Keur van het hebben van beplanting tot 2.20 m uit de insteek van de leiding landinwaarts gemeten en draagt zorg voor nieuwe inplant. Deze ontheffing dan gelijkluidend te doen zijn aan de ontheffingen zoals indertijd (Roden, 26 mei 1967) verleend op verzoek van de plaatselijke commissie rvk Peizermade. 3.       Naast de zorg voor nieuwe inplant vergoedt het waterschap de schade van gederfde houtopbrengst (door ondergetekenden geraamd op 60m3) en andere kosten. 4.       Het aanbrengen van een gesloten rij meidoorn op 2.20 m uit de insteek van de leiding, op het terrein van ondergetekenden. Daarachter aan te vullen met eik, berk, zwarte els. Ondergetekenden verwachten van het waterschap dat de herinplant het komende plantseizoen wordt uitgevoerd, met aansluitend enige jaren (tenminste 3 jaar) begeleiding/nazorg van de nieuwe beplanting. Het door de heer (...) genoemde bedrag, zijnde f 1500,= ter compensatie van de geleden schade wordt door ons als onrealistisch van de hand gewezen. Op 11-03-1997 is hem dit reeds meegedeeld."1.12. Het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest liet bij brief van 15 januari 1998 onder meer het volgende aan verzoekers weten:"Door u is in verband met het snoeien van bomen door het voormalig waterschap Noordenveld in een bosperceel langs het Oostervoortsediep in Norg op 13 augustus 1994 een schadeclaim ingediend bij het waterschap. De reden van het snoeien van de bomen was gelegen in het feit dat deze beplanting zonder ontheffing was aangebracht. Over het een en ander is reeds enige tijd door u correspondentie gevoerd met het waterschap. Het dagelijks bestuur van het voormalig waterschap Noordenveld heeft op 23 december 1994 toestemming verleend voor beplanting binnen 2.20 m uit de insteek van de watergang. Tevens hebben er in het verleden enige besprekingen plaatsgevonden. Naar aanleiding van het bovenstaande heeft er recent intern overleg plaatsgevonden teneinde tot een finale afwikkeling van deze zaak te komen. Dit heeft ertoe geleid om aan u een schadevergoeding aan te bieden ten bedrage van f 2.000,--. Dit bedrag geldt als een vergoeding voor derving van houtopbrengst en voor eventuele nieuwe inplant. Voorts zal er voor het hebben van beplanting ontheffing worden verleend conform het besluit van het bestuur van het voormalig waterschap Noordenveld. Graag horen wij van u of u kunt instemmen met ons voorstel, zodat we deze kwestie met wederzijds goedvinden kunnen afronden. Overigens geschiedt een en ander zonder erkenning van aansprakelijkheid en onder voorbehoud van alle rechten en plichten. Als laatste op dit moment bieden wij u onze excuses aan voor de erg trage afwikkeling van deze kwestie."2. Standpunt van verzoekers2.1. Het standpunt van verzoekers is weergegeven in de klachtsamenvatting onder

Klacht

.

Verzoekers gaven in hun verzoekschrift onder meer het volgende aan:"Blijft onverkort staande de geclaimde schade voor gederfd hout, renteverlies en kosten, zoals opgenomen in het ondervermelde overzicht, bij de punten 2, 3 en 4. Overzicht:1. nieuwe inplant + begeleiding (minimaal 3 jr.) f 6000,-- (raming)2. gederfd hout (sedert begin jaren '70) f 3000,-- (60m3 hout f 50,--)3. renteverlies (sedert 01 april 1995) f 1395,-- (6% van f 9000,-- gedurende 31 maanden)4. kosten, aangetekende brieven, reiskosten en f 250,-- onderzoekskosten (w.o. kadaster), e.a. (+ vervolgschade) ---------- Stand per 01-11-1997 Totaal f 10645,-"2.2. In reactie op de brief van het waterschap van 15 januari 1998 deelden verzoekers onder meer het volgende mee:"Het waterschap erkent het verwijderen van bomen en overige beplanting op het terreingedeelte dat ons in eigendom toebehoort. Het wordt door het waterschap aangemerkt als snoeien van bomen. Het "snoeien" van bomen is zonder overleg met ons geschied. Er is derhalve sprake van een onrechtmatige daad. Dit is door het Dagelijks Bestuur van het waterschap Noordenveld erkend. De gemelde reden voor het "snoeien" houdt geen stand. De bomen en overige beplanting is indertijd (v r 1974 - jaar van toedeling) in opdracht van de Plaatselijke Commissie voor de Ruilverkavelingen Peizermade en Peize-Bunne aangebracht in overleg met het waterschap Noordenveld. Er is dus feitelijk sprake van een ontheffing. Dat er geen schriftelijke ontheffing is kan worden aangemerkt als een omissie van het waterschapsbestuur. (...) Het Dagelijks Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest bevestigt dat het dagelijks bestuur van het voormalig waterschap Noordenveld op 23 december 1994 toestemming heeft verleend voor beplanting binnen 2.20 m uit de insteek van de watergang. (de insteek van de watergang ligt op 1.20 m uit de perceelgrens/ eigendomsgrens) Het Dagelijks Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest verzuimt te vermelden dat het dagelijks bestuur van het voormalig waterschap Noordenveld op 23 december 1994 heeft besloten dat hij zorg zal dragen voor nieuwe inplant. Een schriftelijk besluit over het bovengestelde hebben wij tot op heden niet ontvangen. (...) Het Dagelijks Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest biedt een schadevergoeding aan ten bedrage van f 2000.-- voor derving van houtopbrengst en eventuele nieuwe inplant. Voorts zal er voor het hebben van beplanting ontheffing worden verleend conform het besluit van het bestuur van het voormalig waterschap Noordenveld. Uit het bovengestelde kan worden opgemaakt dat het Dagelijks Bestuur er de voorkeur aan geeft om de schadevergoeding te regelen d.m.v. een afkoopsom. Aangezien een waterschap zich, in 't algemeen gesteld, niet met het aanbrengen van nieuwe inplant en de begeleiding ervan bezig houdt, kunnen wij begrip opbrengen voor de gemelde voorkeur. Het door het Dagelijks Bestuur geboden bedrag, zijnde f 2000,--, wordt door ons, gelet op het door ons geclaimde bedrag, groot f 10.645,-- (stand per 01-11-1997) als onrealistisch van de hand gewezen. (...) De mededeling dat er voor het hebben van beplanting ontheffing zal worden verleend conform het besluit van het bestuur van het voormalig waterschap Noordenveld behoeft een nadere aanduiding in de tijd. Verder uitstel van de verlening van de bedoelde ontheffing achten wij ongewenst en een koppeling ervan met het totstandkomen van overeenstemming over het schadebedrag onnodig en onjuist. (...) Op grond van het bovengestelde moge duidelijk zijn dat wij met het voorstel van het Dagelijks Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest (...) niet instemmen. De mededeling dat e.e.a. geschiedt zonder erkenning van aansprakelijkheid en onder voorbehoud van alle rechten en plichten achten wij niet op zijn plaats. Schuld en aansprakelijkheid voor de schade zijn immers erkend door het dagelijks bestuur van het voormalig waterschap Noordenveld."2.3. Naar aanleiding van een aantal vragen van de Nationale ombudsman merkten verzoekers onder meer het volgende op:"Bij de bepaling van het bedrag, groot f 6000,-- is uitgegaan van het aanbrengen van gemiddeld twee rijen inlands bosplantsoen (vnl. eik, berk, zwarte els) over een lengte van ca. 180 m (= 155 + 25 m), onderlinge afstand van de stammen bedraagt 1,50 m. Totaal 240 stammen. De jonge aanplant langs de watergangzijde aanvullen met een rij jonge meidoorn. Totaal 120 stammen. Daarmee wordt geheel aansluiting gevonden met het oorspronkelijke, in omstreeks 1970 gerealiseerde beplantingsplan. Uitgaande van de bovengenoemde 360 stammen jonge aanplant zijn de kosten van voorbereiding, grondbewerking, levering plantmateriaal (fors formaat), begeleiding, waaronder vrijstellen en inboeten (gedurende 3 jaar) door ons als volgt geraamd. (...) Totaal f 6000,--"

3. Standpunt van het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest Het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest liet in reactie op klacht onder meer het volgende weten:"De feiten. De betreffende watergang is in de ruilverkaveling Peizermade in de zestiger jaren verbeterd. In het beplantingsplan van de ruiverkaveling Peizermade is misschien langs deze watergang op 1,20 m uit de insteek, zonder daarvoor toestemming van het waterschap te hebben, een rij beplanting gezet. Het waterschap was hier niet van op de hoogte. In sommige gevallen werd er een strook van 1,50 m toegewezen aan het waterschap en in andere gevallen zoals langs het Oostervoortse diep stroken van 1,20 m breed. In die gevallen werd een eigendomsbeperking van 0,30 m toegepast en werd daar waar een afrastering nodig was deze afrastering op 1,50 m uit de insteek geplaatst. Het onderhoudssysteem bij het waterschap verlangde en verlangt nog steeds dat er aan weerszijden van de watergang onderhoudspaden van 1,50 m breedte aangelegd werden. Het waterschap heeft de waterleidingen altijd met een smalspoortrekker met een maaibalk (voor het maaien van het talud) en een cirkelmaaier van 1,50 m breedte (voor het maaien van het onderhoudspad) onderhouden. De taluds en onderhoudspaden worden 3 4 keer per jaar gemaaid en de eerste rij beplanting op 1,20 m uit de insteek is misschien wel geplant maar heeft dus maar een zeer korte periode op deze plaats gestaan. Het Oostervoortse diep en de onderhoudspaden langs het diep zijn na de verbetering altijd met de genoemde smalspoortrekker gemaaid. In de ruilverkaveling is voor diverse percelen een ontheffing verleend om de beplanting dichter op de watergang te hebben dan de in de keur aangegeven 3,0 m uit de insteek. In 1967 is voor diverse percelen een ontheffing aangevraagd en verleend om tot 2,20 m uit de insteek te planten. Het waterschap kon zo nog met de smalspoortrekkers over het pad om de watergang te onderhouden. Voor de percelen langs het Oostervoortse diep is geen ontheffing aangevraagd en ergo verleend. In het besprekingsverslag van 23 december 1994 bij het waterschap Noordenveld worden diverse feiten aangehaald en 2 oplossingsmogelijkheden aangegeven. Het waterschap is bereid alsnog een ontheffing te verlenen om beplanting binnen de in de keur aangegeven 3,0 m strook te hebben. Net als in de rest van de

ontheffingen kan er dan geplant worden vanaf 1,0 m buiten de eigendomsstrook, dat komt neer op 2,20 m uit de insteek. Het waterschap snoeide in het verleden en momenteel nog houtopstanden welke naast de watergangen staan. Overhangende takken moeten verwijderd worden opdat de machines van het waterschap over het onderhoudspad kunnen rijden om de watergangen te schonen. Dit snoeien is eigenlijk een taak van de eigenaren van de houtopstanden. Op veler verzoek snoeit het waterschap deze houtopstanden. Enkele eigenaren hebben aangegeven zelf te willen snoeien, dit gebeurt op aanzegging door het watershap. Overhangende takken welke te laag komen te hangen en hinder veroorzaken worden verwijderd. Het waterschap heeft toegegeven dat het snoeien is gebeurd zonder uitdrukkelijke toestemming van de eigenaar, dit is zeker een omissie van het waterschap. In het vervolg zal het waterschap ook (verzoekers; N.o) als eigenaren van de betreffende percelen aanschrijven, indien er takken overhangen en/of er bomen staan welke hinder veroorzaken en binnen de 2,20 m staan, om deze te verwijderen. Het hout wat het waterschap heeft verwijderd is in de houtwal blijven liggen. Dit betreft naar onze raming niet meer dan enkele m3. De medewerkers welke voor het waterschap snoeien hebben allemaal de cursus groenbeheer en maaien met kettingzagen gevolgd en weten dus hoe gesnoeid moet worden. Het snoeien gebeurt niet met behulp van een klepelmaaier maar met daarvoor geschikt materiaal. Wel worden over het onderhoudspad groeiende braamstruiken met een klepelmaaier verwijderd. De overwegingen. Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat er van schade aan de zijde van (verzoekers; N.o.) nauwelijks sprake is. De eventueel weggeklepelde inplant moet zeer jong geweest zijn en brengt dus geen gederfde houtopbrengst met zich mee. Deze kan slechts de gesnoeide takken betreffen en is in onze ogen dan ook verwaarloosbaar. De desalniettemin aangeboden schadevergoeding ad f 2000,00 valt te bezien in het licht van een coulance-betaling. Het is een gebaar van goede wil, waartoe het waterschap zich niet gehouden acht. Het bedrag is een optelsom van een eventuele schade in een worse case scenario, om elke discussie uit te sluiten. Bovendien levert het niet aanzeggen van een keurovertreding en vervolgens het in eigen beheer uitvoeren van snoeiwerkzaamheden, zonder hiervoor overigens de kosten in rekening te brengen, niet automatisch een onrechtmatige overheidsdaad op, op grond waarvan het waterschap aansprakelijk zou zijn.

Het niet noemen van een termijn waarbinnen (verzoekers; N.o.) de in de beslissing toegezegde ontheffing voor het hebben van beplanting tegemoet kunnen zien heeft als reden het verzoek om instemming van de klagers door het waterschap. Wellicht was dit het geval, dan had dit aangegeven kunnen worden. Ook bij de klagers bestond de voorkeur om deze kwestie in zijn geheel af te regelen. De normale afhandelingsduur bij het waterschap bij een verzoek om ontheffing bedraagt ongeveer zes weken. Er is geen reden om aan te nemen dat deze in dit specifieke geval langer geweest zou zijn. Conclusie. Het waterschap heeft slechts licht verwijtbaar gehandeld hetgeen nauwelijks schade heeft opgeleverd. Derhalve is er geen sprake van aansprakelijkheid en vervolgens geen gehoudenheid tot het betalen van een schadevergoeding. Dat het waterschap toch bereid is een betaling te verrichten aan de klagers is daarom geschied onder het voorbehoud van erkenning van aansprakelijkheid. Er is voorts geen beletsel om over te gaan tot het verlenen van de gevraagde ontheffing."4. Reactie van verzoekersVerzoekers deelden onder andere het volgende mee:" 1.       De feiten. Wij merken nogmaals op dat door het bestuur van het waterschap Noordenveld de foute handelwijze is erkend. Door het bestuur van het waterschap is geaccepteerd dat onder meer ter plaatse van onze eigendommen langs de watergang het waterschap beschikt over een vrije werkstrook ter breedte van 1,50 m uit de insteek, waarvan 0,30 m gelegen op het grondgebied van ondergetekenden. Voorts is de vrije hoogte ter plaatse 3,00 m boven het maaiveld. Het waterschap Noorderzijlvest meldt onder de feiten – De betreffende watergang is in de ruilverkaveling Peizermade in de zestiger jaren verbeterd -. Het is ondenkbaar dat het waterschap Noordenveld als belanghebbende en direct betrokkene bij de ruilverkaveling toestaat dat langs de westzijde van de watergang bestaande beplanting in opdracht van de ruilverkavelingcommissie wordt aangevuld tot op tenminste 2,20 m uit de insteek van de watergang over een lengte van ca. 1500 m, zonder hiertegen bezwaar te maken. Gesteld kan worden dat het aanbrengen van de beplanting, als gemeld door ondergetekende, is geschied met de instemming van het waterschap Noordenveld.

In beplante toestand zijn de gronden, in het kader van het plan van toedeling, indertijd overgedragen aan de eigenaren. Door het bestuur van het waterschap Noordenveld is erkend dat indertijd (eind zestiger jaren) ten onrechte geen schriftelijke ontheffing is verleend voor het hebben van de beplanting tot op tenminste 2,20 m uit de insteek van de watergang. Over het alsnog rechtzetten van deze omissie, door het verlenen van bedoelde ontheffing, heerst dan ook terecht overeenstemming. Aan het besluit van het bestuur van het waterschap Noordenveld om de ontheffing te verlenen om beplanting binnen de in de keur aangegeven 3,00 m strook te hebben, waarbij net als in de rest van de ontheffingen geplant kan worden vanaf 1,00 m buiten de eigendomsstrook hetgeen neerkomt op 2,20 m uit de insteek, liggen geen belemmeringen in de weg en dient naar onze mening onverwijld te worden ge ffectueerd. Blijft het verschil over de waarde van gederfde houtopbrengst, de kosten van herinplant en overige kosten. Voor wat betreft de gederfde houtopbrengst houden wij onverkort vast aan ons hierover in voorgaande brieven weergegeven standpunt en de daarbij gegeven toelichting. De zienswijze ter zake van het waterschap Noorderzijlvest kan naar onze mening niet in stand blijven. Betreffende de kosten van herinplant melden wij dat wij primair verwijzen naar het verslag van de bespreking gehouden op 23-12-1994 waarin het bestuur van het waterschap Noordenveld zich verplicht zorg te dragen voor nieuwe inplant. In onze brief van 28 februari 1998 is wederom gesteld dat het genoemde bedrag, groot f 6000,-- een raming betreft. 2.       De overwegingen. Uit deze en voorgaande brieven alsmede uit gevoerde gesprekken zal duidelijk zijn dat wij de mening van het waterschap Noorderzijlvest, inhoudende dat er van schade onzerzijds nauwelijks sprake is, niet delen. Met instemming nemen wij kennis van de mededeling van het waterschap dat er sprake is van weggeklepelde jonge inplant. Het is deze jonge inplant die de houtopbrengst had kunnen leveren als door ons gesteld doch die we door de handelwijze van het waterschap Noordenveld hebben gemist (gederfd). De overige kosten hebben blijkbaar de instemming van het waterschap. Hierover zijn in de brief van het waterschap Noorderzijlvest geen opmerkingen gemaakt. Blijft onverkort staande onze mening dat het verwijderen van beplanting, waaronder het wegklepelen van jonge inplant en het

omzagen van bomen, etc., in eigendom toebehorend aan ondergetekenden, zoals uitgevoerd door, dan wel in opdracht van het waterschap, aan te merken is als een onrechtmatige daad waarvoor het waterschap aansprakelijk is. Zoals reeds eerder door ons is gemeld wordt dit standpunt gedeeld door het Dagelijks Bestuur van het voormalig waterschap Noordenveld. 3.       Conclusie. Wij blijven van mening dat het waterschap verwijtbaar heeft gehandeld, hiervoor aansprakelijk is en gehouden is tot het betalen van een schadevergoeding die in overeenstemming is met de omvang van de schade."5. Nadere informatie van het waterschap Noorderzijlvest5.1. Het waterschap gaf naar aanleiding van een aantal vragen van de Nationale ombudsman onder meer het volgende aan:" - De ruilverkaveling Peize Bunne is begonnen in 1957. De toedeling van de gronden heeft omstreeks 1972 plaatsgevonden. (...) - Het beplantingsplan is een plan van de ruilverkaveling en is ook tijdens de ruilverkaveling uitgevoerd. De juiste datum van uitvoering is niet bekend maar in elk geval voor 1972. - Dit maaien van de onderhoudspaden (drie vier keer per jaar over een breedte van 1.50 meter; N.o.) gebeurde ook in de periode dat de ruilverkaveling nog in uitvoering was. Nadat de watergangen in de ruilverkaveling waren verbeterd en/of gegraven werden deze door het waterschap op kosten van de ruilverkaveling onderhouden. Dit onderhoud op kosten van de ruilverkaveling vond plaats tot dat de watergangen aan het waterschap werden overgedragen. Indien er beplanting op het onderhoudspad had gestaan waren deze watergangen inclusief de maaipaden niet door het waterschap overgenomen. (...) - Vanaf 1972 heeft er geen beplanting binnen een afstand van ca. 2,0 m. uit de insteek gestaan. Het is bij de medewerkers bekend dat in elk geval vanaf die periode de watergang met een trekker en maaier gemaaid is en dat men zonder problemen langs kon rijden. Er is verder geen actie ondernomen omdat het onderhoudsmateriaal er langs kon. Tevens is vanaf die periode regelmatig door het waterschap gesnoeid zodat er een vrij liggend onderhoudspad beschikbaar bleef. Het waterschap heeft, door de veranderingen aan het onderhoudsmaterieel, de laatste jaren iets hoger opgesnoeid dan in het verleden. De machines zijn niet breder geworden maar hoger. Het waterschap heeft

verzuimd om de eigenaren vanaf die tijd te informeren over de uitgevoerde snoeiwerkzaamheden. -        De beplanting die is geplant kan wel binnen de 3,0 m. zijn geplant maar doordat er al solitaire bomen op ca 2,5 m. uit de insteek aanwezig waren, is hier naar ik aanneem verder geen actie op ondernomen. De constatering dat er zonder toestemming beplanting was aangebracht kwam aan het licht doordat (verzoekers; N.o.) het probleem van het snoeien in 1994 aan de orde brachten. (...) -        Het waterschap heeft geen besluit genomen om de percelen te maaien tot de 3,0 m. grens. Het waterschap snoeit alleen de overhangende takken weg en een enkele boom welke door het schuin hangen hinder voor het maaimateriaal van het waterschap veroorzaakt. Deze werkzaamheden worden door het waterschap al vanaf 1972 uitgevoerd. Bramenstruiken worden af en toe ca 2,0/ 2,5 m. gedurende de winterperiode weggemaaid daar deze struiken, door hun snelle groei, anders gedurende het maaiseizoen te veel hinder veroorzaken."5.2. Telefonisch liet een medewerker van het waterschap nog het volgende aan de Nationale ombudsman weten over het onderhoud sinds 1972. Voor het onderhoud is ten minste 1.50 meter nodig omdat de smalspoortrekkers waarmee het onderhoud plaatsvindt 1.50 meter breed zijn. Overhangende takken, scheve bomen en dergelijke die bij het onderhoud in de weg zitten worden weggehaald. Het betreft hier een strook van circa 0.50 meter. Vanaf het begin (de toedeling van de gronden in 1972) wordt dus al een strook van circa 2.00 meter vrijgehouden van beplanting. Hij heeft niet kunnen achterhalen dat er ooit is teruggesnoeid tot 3.00 meter. Volgens medewerkers van het waterschap is dit nooit gebeurd. Het hoofd onderhoud van het waterschap voegde daar het volgende aan toe. Er is nooit teruggesnoeid tot 3.00 meter. Dit is ook niet nodig. 2.00 meter is ruimte genoeg voor het onderhoud. Wel worden bramenstruiken 1 maal per jaar tot 2.00 2.50 meter weggehaald met een klepelmaaier. Bomen worden daarbij ongemoeid gelaten.5.3. Tevens verstrekte het waterschap een aantal foto's aan de Nationale ombudsman die verzoekers in mei 1994, nadat het waterschap had gesnoeid, van de strook grond langs het Oostervoortsediep hadden gemaakt. Uit deze foto's blijkt dat de beplanting slechts op enkele plaatsen verder is teruggesnoeid dan 2.00 meter. Op de foto's valt niet te zien dat daarbij ook bomen zijn verwijderd. Er zijn op de foto's geen (resten van) boomstronken te zien. Wel valt te zien dat er binnen 3.00 meter vanuit de insteek van de watergang verschillende bomen staan. 6. Reactie op de bevindingen6.1. Verzoekers deelden onder meer het volgende mee:"Punt 1.1 Het perceel woeste grond groot 5.10 are is feitelijk een perceel hakhout, dat eveneens ten tijde van de ruilverkaveling (bijna 30 jaar geleden) als zodanig vorm is gegeven (aanvullend ingeplant). (...)    Aanvulling Punt 1.5 –Ondergetekenden (klagers) melden dat op 2.20 m uit de huidige insteek van de watergang nog restanten van de tijdens de ruilverkaveling aangebrachte beplanting, t.w. meidoorn, terug te vinden zijn. De stammen blijken in het verleden door het waterschap Noordenveld te zijn afgezet (boven het maaiveld afgezaagd), terwijl de jonge uitlopers ervan bij herhaling zijn weggeklepeld. -De ingebruikneming van de strook ter breedte van 0.30 m (van 1.20 m tot 1.50 m uit de insteek van de watergang), zijnde eigendom van ondergetekenden (klagers), door het waterschap, berust niet op een overeenkomst. De door het waterschap gestelde gebruiksbeperking van de onderhavige bospercelen is niet opgenomen in het bewijs van eigendom. (...)    De overwegingen Punt 3   Reactie:Het waterschap stelt: "De eventueel weggeklepelde inplant moet zeer jong geweest zijn........met zich mee". Hiermee geeft het waterschap aan dat hij niet schroomt om daar waar het hem dienstbaar en gelegen komt om (jonge) beplanting die anderen toebehoort zonder medeweten en toestemming van de eigenaar te verwijderen. In het onderhavige geval is de jonge beplanting in opdracht van de ruilverkavelingscommissie rechtmatig aangebracht tot tenminste op 2.20 m uit de insteek van de watergang (thans nog aantoonbaar). De verwijdering van deels jonge en deels volgroeide beplanting staande op grond van ondergetekenden (klagers) door het waterschap is zonder meer aan te merken als een onrechtmatige (overheids-)daad, op grond waarvan het waterschap aansprakelijk is gesteld. Door het waterschap Noordenveld is deze aansprakelijkheid dan ook terecht erkend. Het waterschap Noordenveld heeft indertijd bij de toedeling de beplante situatie geaccepteerd, gelijk dat is geschied door de nieuwe eigenaren van de bospercelen. Er was immers voor de eigenaren geen reden om zich er tegen te verzetten. In dit licht moet ook de eerder (...) genoemde ruiling van een perceel veen in een perceel bos worden gezien. Daarbij zijn evenmin beperkende voorwaarden gesteld. Een gedeelte van de binnen de 3.00 m grens aangebrachte beplanting heeft zich dan ook conform het beplantingsplan kunnen ontwikkelen. (...) Nadere informatie van het waterschap Noorderzijlvest Punt 5.1.        Reactie:Op pagina 16 geeft het waterschap toe dat mogelijk binnen de 3.00 m uit de insteek is geplant. Dat het waterschap zich daar indertijd bij de toedeling niet tegen heeft verzet blijkt uit de mededeling van het waterschap dat eerst in 1994 tot het waterschap is doorgedrongen dat zich over een lengte van ca. 1500 m langs de watergang beplanting binnen de 3.00 m grens bevindt. De conclusie kan niet anders luiden dan dat het waterschap Noordenveld ten tijde van de toedeling (1972) de aanwezige oude en nieuwe beplanting binnen de 3.00 m grens heeft geaccepteerd. Opgemerkt wordt dat waar opgaand hout en gesloten randbeplanting geen kans krijgt zich te ontwikkelen, dan wel systematisch wordt verwijderd, o.a. braam de kans krijgt zich te ontwikkelen. (...) Punt 5.3         ReactieDe foto's waarnaar wordt verwezen en waarvan gesteld wordt dat ze door ons in maart 1997 zijn gemaakt, zijn bij ons niet bekend. Wel zijn door ons op 09 mei 1994 een aantal foto's van de strook grond langs het Oostervoortse diep gemaakt. Hiervan zijn, op verzoek van de juridisch medewerker van het waterschap, 10 afdrukken toegezonden aan het waterschap (op 25 maart 1997; N.o.). De functie van deze 10 foto's beperkt zich tot het vastleggen van het beeld waaruit onbetwistbaar vaststaat dat op het terreingedeelte van klagers werkzaamheden zijn verricht, plaatselijk tot 4.00 m uit de insteek van de waterloop. Door de activiteiten van het waterschap, t.w. het gedurende een reeks van jaren klepelen van de getoonde en andere terreingedeelten zijn de sporen van verwij-derde bomen en zeker van jonge aanplant verdwenen c.q. niet direct zichtbaar. Op onze foto's valt voorts te zien dat er binnen de 3.00 m vanuit de insteek van de watergang bomen staan. Het is overduidelijk dat van de oorspronkelijke, strakke beplantingslijn, die evenwijdig aan de watergang loopt en in ieder geval op 2.20 m uit de insteek aanwezig was, zoals elders langs het Oostervoortse diep nog valt te traceren, geen sprake meer is. Door de handelwijze van het waterschap Noordenveld heeft de beplanting zich niet kunnen ontwikkelen zoals door de ruilverkavelingscommissie was beoogd. Op onze foto's is te zien dat op de plaats van het bosplantsoen en de randbeplanting zich thans in belangrijke mate braam, framboos en hoge grassen hebben ontwikkeld. De bosrand is door toedoen van het waterschap Noordenveld zeer rafelig geworden. De mededeling van de zijde van het waterschap dat zich binnen 3.00 m uit de insteek van de watergang verschillende bomen staan (w.o. van de oude en de nieuwe (30 jaar oude) inplant) bevestigt wederom ons standpunt m.b.t. de ontheffing. De ontheffing is door de inrichting tijdens de ruilverkaveling verleend en bevestigd door het plan van toedeling. Het waterschap Noordenveld heeft indertijd, tijdens de tervisielegging, geen (gegronde) bezwaren gemaakt. De bospercelen zijn indertijd geaccepteerd zoals ze door de plaatselijke commissie r.v.k. zijn opgeleverd zonder beperkende bepaling(en). De eigenaren van de bospercelen hebben derhalve de vrije, onbezwaarde beschikking over onderhavige bospercelen, aansluitend bij de bestemmingsvoorschriften die er op van toepassing zijn. Voor het hebben van de ontheffing verwijzen wij voorts naar artikel 12-2 van de Slot- en overgangsbepalingen van de – Keur van het waterschap Noordenveld – van 11 februari 1983. Het verlenen van de toegezegde ontheffing is feitelijk een bevestiging van de door de ruilverkaveling tot stand gebrachte toestand, inhoudende een gesloten beplanting binnen voornoemde 3.00 m grens. De toelichting van een medewerker en het hoofd onderhoud van het waterschap betreft een herhaling van zetten waarbij getracht wordt om met terugwerkende kracht alsnog het gelijk te halen. De mededeling (zie punt 5.1) dat het waterschap zich door de actie van klagers in 1994 bewust is geworden van de door ons gestelde beperkingen m.b.t. het terug-

zetten en snoeien van de beplanting, geeft aan dat het waterschap zich laat leiden door introvert handelen, zonder zich voldoende rekenschap te geven van de belangen van de grondeigenaren, waaronder klagers."6.2. Verder verstrekten verzoekers de tien foto's die zij op 9 mei 1994 hadden gemaakt. Zes van deze foto's komen overeen met de foto's die door het waterschap aan de Nationale ombudsman zijn verstrekt (zie

Bevindingen

onder 5.3.). De overige vier door verzoekers verstrekte foto's geven geen aanleiding om terug te komen op hetgeen onder 5.3. is gesteld aan hetgeen uit de foto's valt af te leiden.

Beoordeling

1. Inleiding1.1. Verzoekers zijn eigenaar van twee percelen grond gelegen langs het Oostervoortsediep. Tussen de percelen van verzoekers en het Oostervoortsediep ligt een strook grond van 1.20 meter breed die in eigendom toebehoort aan het waterschap Noorderzijlvest.1.2. In artikel 7, aanhef en onder f, van de "Keur op het onderhoud, het gebruik en het beheer van waterleidingen, sloten, wegen, bruggen en kaden met de daarbij behorende werken in het waterschap Noordenveld" (hierna: de keur) is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning van het dagelijks bestuur van het waterschap bomen of struiken of andere aanplantingen binnen een afstand van drie meter, landinwaarts gemeten, van de bovenkant van het talud van een waterleiding te planten of te hebben. Vaststaat dat voor de aan verzoekers in eigendom toebehorende percelen zo een vergunning niet is verleend.1.3. Bij brief van 13 augustus 1994 hebben verzoekers het waterschap Noordenveld aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stellen te hebben geleden als gevolg van de verwijdering van beplanting door het waterschap. Verzoekers stellen in hun brief van 13 augustus 1994 dat het waterschap het onderhoudspad langs het Oostervoortsediep heeft verbreed over de volle lengte van beide percelen en dat de verbreding varieert van circa n tot vier meter. Verzoekers zijn van mening dat het waterschap hiertoe niet gerechtigd was. Zij voeren daartoe aan dat de desbetreffende beplanting destijds (v r de toedeling van de gronden in 1974) in opdracht van de plaatselijke commissie voor de ruilverkaveling Peizermade in overleg met danwel met instemming van het waterschap Noordenveld op circa 1.20 meter uit de insteek van de watergang is aangebracht. Zij zijn van mening dat deze situatie moet worden gelijkgesteld met de situatie waarin een vergunning is verleend voor het hebben van beplanting binnen drie meter uit de insteek van de watergang.1.4. Gezien hetgeen door partijen naar voren is gebracht, staat voldoende vast dat het waterschap al vanaf de toedeling van de percelen in het kader van de ruilverkaveling (in 1974) een onderhoudspad in gebruik heeft van circa 1.50 meter breed. Het waterschap deelde mee dat - eveneens vanaf de toedeling - overhangende takken, scheve bomen en dergelijke die bij het onderhoud in de weg zitten door het waterschap worden weggehaald en dat dit een strook van circa 0.50 meter betreft. Gezien het vorenstaande staat voldoende vast dat het waterschap al vanaf de toedeling van de percelen in het kader van de ruilverkaveling (in 1974) een strook grond van circa 2.00 meter vrijhoudt van beplanting. Blijkens informatie van het waterschap is dit gebeurd door het enkele keren per jaar maaien van deze strook.1.5. Volgens verzoekers is v r de toedeling van de gronden in 1974 in opdracht van de plaatselijke commissie voor de ruilverkaveling Peizermade in overleg met danwel met instemming van het waterschap op circa 1.20 meter uit de insteek van de watergang beplanting aangebracht. Het waterschap deelde mee dat in het beplantingsplan van de ruilverkaveling Peizermade misschien op 1.20 meter uit de insteek, zonder toestemming van het waterschap, een rij beplanting is gezet. Aangezien het waterschap niet uitsluit dat er v r 1974 op 1.20 meter uit de insteek beplanting is aangebracht, wordt het ervoor gehouden dat dit het geval is geweest. Verzoekers konden daaraan echter niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat deze beplanting destijds in overleg met danwel met instemming van het waterschap was aangebracht. Zoals hiervoor onder 1.4. is aangegeven, staat immers voldoende vast dat het waterschap al vanaf de toedeling van de gronden in 1974 een strook grond van circa 2.00 meter vrijhoudt van beplanting.1.6. Volgens verzoekers is ook de beplanting tussen 2.00 en 3.00 meter vanuit de insteek van de watergang door het waterschap verwijderd. Het waterschap deelde echter mee dat er nooit is teruggesnoeid tot 3.00 meter. Het waterschap gaf aan dat dit ook niet nodig is, aangezien voor het onderhoud een vrije strook van 2.00 meter voldoende is. Het waterschap liet weten dat wel n maal per jaar bramenstruiken tot ongeveer 2.50 meter worden weggehaald met een klepelmaaier. Bomen worden daarbij, aldus het waterschap, ongemoeid gelaten. In het door het waterschap opgestelde verslag van het gesprek van 23 december 1994 staat evenwel dat de beplanting aanwezig binnen drie meter vanuit de insteek van de watergang door het waterschap is verwijderd. Uit de foto's die verzoekers in mei 1994 hebben gemaakt, blijkt dat de beplanting slechts op enkele plaatsen verder is teruggesnoeid dan 2.00 meter. Niet valt te zien dat daarbij ook bomen zijn verwijderd. Er zijn op de foto's geen (resten van) boomstronken te zien.

Wel valt te zien dat er binnen 3.00 meter vanuit de insteek van de watergang verschillende bomen staan. Gelet hierop, de mededeling van het waterschap dat er - afgezien van het wegklepelen van bramenstruiken tot circa 2.50 meter - nooit is teruggesnoeid tot circa 3.00 meter en de bereidheid van het waterschap om alsnog een ontheffing aan verzoekers te verlenen voor het hebben van beplanting binnen 2.20 meter van de insteek van de watergang, wordt het ervoor gehouden dat het waterschap nooit bezwaar heeft gehad tegen het feit dat er beplanting aanwezig was vanaf circa 2.20 meter uit de insteek van de watergang. Verzoekers mochten daaraan tegenover het water-schap het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de beplanting vanaf circa 2.20 meter uit de insteek van de watergang was aangebracht, althans zich daar bevond, met instemming van het waterschap. Gezien het vorenstaande is niet aannemelijk dat het waterschap - afgezien van bramenstruiken - de beplanting op enig moment verder heeft teruggesnoeid dan circa 2.20 meter. Niet aannemelijk is dat verzoekers door het snoeien van bramenstruiken schade hebben geleden.2. Ten aanzien van de mededeling van het waterschap dat geen aansprakelijkheid wordt aanvaard2.1. Verzoekers klagen in de eerste plaats over de mededeling van het waterschap in de beslissing van 15 januari 1998 dat n en ander geschiedt zonder erkenning van aansprakelijkheid.2.2. Het waterschap is bevoegd om met toepassing van bestuursdwang weg te nemen hetgeen in strijd met de keur is geplaatst (zie

Achtergrond

onder 2., 3. en 4.). Voorwaarde voor het rechtsgeldig uitoefenen van de bevoegdheid tot bestuursdwang is dat de belanghebbende voorafgaand aan de feitelijke toepassing van bestuursdwang schriftelijk wordt gewaarschuwd. De schriftelijke waarschuwing mag alleen achterwege worden gelaten in spoedeisende gevallen.2.3. Uit hetgeen hiervoor onder 1. en 2.2. is aangegeven, volgt dat het waterschap bevoegd was om met toepassing van bestuursdwang de beplanting die was aangebracht van 1.20 meter tot circa 2.20 meter uit de insteek van de watergang te verwijderen. Zoals hiervoor onder 2.2. is aangegeven, diende het waterschap echter wel, alvorens de beplanting te verwijderen, verzoekers schriftelijk te waarschuwen. Vaststaat dat het waterschap dit niet heeft gedaan. Aangezien er geen sprake was van een spoedeisend geval (zie hiervoor onder 2.2.), moet worden geoordeeld dat het waterschap onrechtmatig jegens verzoekers heeft gehandeld door hen niet schriftelijk te waarschuwen alvorens de beplanting te verwijderen.2.4. Artikel 163, boek 6, van het Burgerlijk Wetboek (zie

Achtergrond

onder 5.) bepaalt dat geen verplichting tot schadevergoeding

bestaat, wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden. Het vereiste om voorafgaand aan de feitelijke toepassing van bestuursdwang de belanghebbende schriftelijk te waarschuwen, strekt ertoe de belanghebbende in de gelegenheid te stellen aan een met een wettelijk voorschrift strijdige situatie een einde te maken alvorens het betrokken bestuursorgaan daartoe - eventueel op kosten van de belanghebbende - overgaat. Uit het vorenstaande volgt dat het waterschap alleen aansprakelijk is voor de schade die verzoekers (zouden) hebben geleden als gevolg van het feit dat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld om de beplanting zelf te verwijderen.2.5. Ten aanzien van de hier aan de orde zijnde strook grond, te weten van 1.20 meter tot circa 2.20 meter uit de insteek van de watergang, bestaat de schadeclaim van verzoekers in feite uit n (directe) schadepost, te weten de gederfde houtopbrengst van 20 25 jaar oude bomen. Verzoekers gaan daarbij uit van een opbrengst van het hout indien dit zich sedert het begin van de jaren zeventig ongestoord zou hebben kunnen ontwikkelen. Door verzoekers is niet gesteld, noch is tijdens het onderzoek door de Nationale ombudsman gebleken, dat verzoekers deze schade niet zouden hebben geleden indien het waterschap hen wel schriftelijk had gewaarschuwd en zij derhalve in de gelegenheid waren geweest om de beplanting zelf te verwijderen. Ook in dat geval had de beplanting immers niet ongestoord kunnen blijven staan. Gezien het vorenstaande moet worden geoordeeld dat de door het waterschap geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals verzoekers die hebben gesteld, namelijk gederfde houtopbrengst van 20 25 jaar oude bomen. Het waterschap kon zich dan ook in redelijkheid op het standpunt stellen dat het niet aansprakelijk is voor deze schade. In zoverre is de onderzochte gedraging op dit punt behoorlijk.2.6. Verzoekers zijn niet in de gelegenheid gesteld om de beplanting zelf te verwijderen. Daardoor zijn zij wel de (mogelijke) opbrengst misgelopen van het hout dat door het waterschap in de loop der jaren is gesnoeid op de strook grond van 1.20 tot circa 2.20 meter uit de insteek van de watergang. Op dit punt is het volgende van belang. Het waterschap heeft de beplanting regelmatig verwijderd. Dit betekent dat het hooguit is gegaan om jong snoeihout. Bovendien is het snoeihout volgens het waterschap blijven liggen, zodat dit beschikbaar bleef voor verzoekers. Gezien het vorenstaande is aannemelijk dat, mocht er al sprake zijn van schade in de vorm van gederfde houtopbrengst, deze schade gering is. Verder is van belang dat het waterschap de beplanting heeft verwijderd zonder daarvoor kosten aan verzoekers in rekening te

brengen. Bovendien zouden verzoekers soortgelijke kosten hebben gemaakt indien zij de beplanting zelf hadden verwijderd. Niet onaannemelijk is dat na aftrek van deze kosten er (vrijwel) geen positief saldo voor verzoekers resteert. Het feit dat de schade, naar moet worden aangenomen, gering is, en bovendien wellicht wegvalt tegen de bespaarde kosten, betekent intussen echter niet dat het waterschap in het geheel niet aansprakelijk is voor deze schade. Het standpunt van het waterschap - het zonder meer afwijzen van elke aansprakelijkheid - is dan ook niet houdbaar. In zoverre is de onderzochte gedraging op dit punt niet behoorlijk.3. Ten aanzien van de hoogte van de door het waterschap aangeboden schadevergoeding3.1. Verder klagen verzoekers over de hoogte van de aangeboden schadevergoeding.3.2. Verzoekers hebben een schade van f 10.645 geclaimd, te weten f 6.000 voor nieuwe inplant en begeleiding, f 3.000 voor gederfde houtopbrengst, f 1.395 rente en f 250 overige kosten (aangetekende brieven, reiskosten en dergelijke). Het waterschap heeft een schadevergoeding van f 2.000 aan verzoekers aangeboden. Het waterschap geeft in zijn brief van 15 januari 1998 aan dat dit bedrag geldt als een vergoeding voor derving van houtopbrengst en voor eventuele nieuwe inplant.3.3. Op de strook grond van 1.20 tot circa 2.20 meter uit de insteek van de watergang mag geen beplanting staan. In zoverre is er dan ook geen reden voor vergoeding van nieuwe inplant. Verder is, zoals hiervoor onder 1.6. al is aangegeven, niet aannemelijk dat het waterschap de beplanting verder heeft teruggesnoeid dan circa 2.20 meter (afgezien van bramenstruiken). Ook in zoverre is derhalve geen reden voor vergoeding van nieuwe inplant.3.4. De enige houtopbrengst die verzoekers zijn misgelopen, is de opbrengst van het hout dat het waterschap in de loop der jaren heeft gesnoeid op de strook grond van 1.20 tot circa 2.20 meter uit de insteek van de watergang. Zoals hiervoor onder 2.6. al is aangegeven, is aannemelijk dat, mocht er al sprake zijn van schade in de vorm van gederfde houtopbrengst, deze schade gering is.3.5. Wat betreft de geclaimde wettelijke rente volgt uit hetgeen hiervoor onder 3.3. en 3.4. is aangegeven dat, mochten verzoekers al aanspraak kunnen maken op vergoeding van wettelijke rente vanaf 1 april 1995, dit bedrag aanzienlijk lager is dan door verzoekers gesteld.

3.6. Met betrekking tot de overige kosten die verzoekers claimen, zoals de kosten van aangetekende brieven en reiskosten, verdient opmerking dat het in het maatschappelijk verkeer niet ongebruikelijk is dat men de kosten die men moet maken als gevolg van fouten van anderen, zoals ook bestuursorganen, zelf draagt. Dit uitgangspunt kan onder meer uitzondering lijden wanneer er sprake is van een onevenredig nadeel voor de betrokkene. De kosten die verzoekers hebben moeten maken om hun claim in te dienen, zijn naar aard en omvang niet zodanig dat kan worden gesproken van onevenredig nadeel.3.7. Gezien het vorenstaande en alles in overweging nemende, moet worden geoordeeld dat de door het waterschap aangeboden schadevergoeding redelijk is. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.4. Ten aanzien van de ontheffing voor het hebben van beplanting4.1. Tenslotte klagen verzoekers erover dat het waterschap in de brief van 15 januari 1998 niet een termijn noemt waarbinnen zij de toegezegde ontheffing voor het hebben van beplanting kunnen tegemoet zien.4.2. Vaststaat dat het Waterschap Noorderzijlvest op 8 februari 1995 aan verzoekers heeft laten weten dat het dagelijks bestuur van het waterschap had gekozen voor de tijdens de bespreking van 23 december 1994 genoemde mogelijkheid dat het waterschap alsnog een ontheffing aan verzoekers zou verlenen voor het hebben van beplanting vanaf 2.20 meter uit de insteek van de watergang. De toezegging dat aan verzoekers een ontheffing voor het hebben van beplanting zou worden verleend, dateerde derhalve van 8 februari 1995.4.3. Op 15 januari 1998 was de ontheffing nog niet verleend. De ontheffing was ook niet gevoegd bij de brief van 15 januari 1998. Wel zegde het waterschap in de brief van 15 januari 1998 opnieuw toe dat meergenoemde ontheffing zou worden verleend. Gelet op de tijd die inmiddels was verstreken (bijna drie jaar) had echter van het waterschap mogen worden verwacht dat het in de brief van 15 januari 1998 had aangegeven binnen welke termijn verzoekers de ontheffing zouden kunnen tegemoet zien. Het waterschap deelde mee dat het niet noemen van een termijn waarbinnen verzoekers de ontheffing tegemoet konden zien als reden had het verzoek om instemming met het schadevergoedingsvoorstel. Het waterschap stelde de verlening van de ontheffing dus in feite afhankelijk van de instemming van verzoekers met het schadevergoedingsvoorstel. Het waterschap had dit echter eerder (in februari 1995) niet als voorwaarde genoemd voor het verlenen van de ontheffing. Het waterschap kon dit na drie jaar niet alsnog doen. De door

het waterschap genoemde reden voor het niet noemen van een termijn waarbinnen verzoekers de ontheffing tegemoet konden zien, vormt dan ook geen rechtvaardiging voor het niet noemen van die termijn in de brief van 15 januari 1998. De onderzochte gedraging op dit punt is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest is niet gegrond, behoudens ten aanzien van het zonder meer afwijzen van elke aansprakelijkheid voor schade en het niet noemen van een termijn waarbinnen verzoekers de ontheffing voor het hebben van beplanting tegemoet kunnen zien; op deze punten is de klacht gegrond.                            BIJLAGE ACHTERGROND1. Keur op het onderhoud, het gebruik en het beheer van waterleidingen, sloten, wegen, bruggen en kaden met de daarbij behorende werken in het waterschap Noordenveld zoals vastgesteld op 28 januari 1970 Artikel 7, aanhef en onder f:"Het is verboden zonder vergunning van het bestuur:(...) f. bomen of struiken of andere aanplantingen binnen een afstand van drie meter, landinwaarts gemeten, van de bovenkant van het talud van een waterleiding te planten of te hebben"2. Keurenwet (Wet van 20 juli 1895, Stb. 139; per 1 januari 1992 vervangen door de Waterschapswet) Artikel 14:"Het reglement wijst het bestuur aan met de zorg voor de uitvoering der keuren of politieverordeningen belast. Onder de uitvoering behoort de bevoegdheid tot het op kosten der overtreders doen wegnemen, beletten, verrichten of in vorigen toestand herstellen van hetgeen in strijd met die keuren of politieverordeningen is of wordt gemaakt of gesteld, ondernomen, nagelaten, beschadigd of weggenomen. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, geschiedt dit niet dan nadat de belanghebbende schriftelijk is gewaarschuwd."3. Waterschapswet (Wet van 2 september 1991, Stb. 444) Tekst zoals die luidde tot 1 januari 1998 Artikel 61, eerste lid:"Ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur, provinciale verordeningen en keuren, heeft het waterschapsbestuur de bevoegdheid tot de toepassing van bestuursdwang. Daaronder wordt begrepen de bevoegdheid tot het doen wegnemen, het beletten, het in de vorige toestand herstellen en het verrichten van hetgeen in strijd met die regels dan wel in strijd met bevelen of voorschriften, die ingevolge die regels zijn gegeven onderscheidenlijk gesteld, is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten."

Artikel 66:"1. Het besluit tot toepassing van bestuursdwang wordt, zo mogelijk, aan de overtreder en, in voorkomend geval, tevens aan belanghebbenden schriftelijk meegedeeld. (...)2. De mededeling, bedoeld in het eerste lid, geschiedt voorafgaande aan de toepassing van bestuursdwang. Daarbij worden de overtreder en, in voorkomend geval, de belanghebbenden, gewaarschuwd en in de gelegenheid gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen zodat aan de verplichtingen van de overtreder wordt voldaan.3. Het tweede lid vindt geen toepassing, indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur de spoedeisendheid van het geval zich daartegen verzet." Tekst zoals die luidt vanaf 1 januari 1998 Artikel 61, eerste lid:"Het waterschapsbestuur is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang."4. Algemene wet bestuursrecht (Wet van 4 juni 1992, Stb. 315.) Artikel 5:24 "1. Een beslissing tot toepassing van bestuursdwang wordt op schrift gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking.2. De beschikking vermeldt welk voorschrift is of wordt overtreden.3. De bekendmaking geschiedt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang zal worden toegepast en aan de aanvrager.4. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbenden de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf maatregelen te treffen. Het bestuursorgaan omschrijft de te nemen maatregelen.5. Geen termijn behoeft te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.6. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt het alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking."

5. Burgerlijk Wetboek (boek 6) Artikel 162:"1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt." Artikel 163:"Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden." Onder het oude recht gold dezelfde regel krachtens jurisprudentie.

Instantie: Waterschap Noorderzijlvest

Klacht:

Beslissing op verzoek om schadevergoeding (geen erkenning aansprakelijkheid; geboden vergoeding te laag; niet noemen van termijn).

Oordeel:

Niet gegrond