Politie informeert aangehouden automobilist niet goed over vervolgstappen na mislukte blaastest

Brief

Een automobilist heeft bij ons een klacht ingediend, omdat hij na een aanhouding door een politieagent op zijn oprit niet goed door de politie is behandeld. De agent was hem 's nachts gevolgd vanwege zijn rijgedrag. Hij vermoedde dat de bestuurder te veel had gedronken en wilde hem staande houden. De bestuurder zag de stoptekens niet en de agent reed daarom mee tot aan de woning van de automobilist. De agent sprak hem aan voordat hij zijn woning binnen kon gaan. De automobilist vroeg de agent om zijn legitimatiebewijs en  verzocht hem zijn terrein te verlaten. Dat deed de agent niet. Het gesprek escaleerde en de agent hield de bestuurder met geweld aan. Zijn later ingediende klacht over het toegepaste geweld en het niet tonen van het legitimatiebewijs is in de klachtprocedure bij de politie gegrond verklaard.

De bestuurder werd meegenomen naar het politiebureau voor een ademanalyse. Hij kreeg een reeks van vier blaastesten waarvan er om het geldig te laten zijn, twee goed moesten zijn. De automobilist blies maar één keer goed en kreeg daarom een tweede reeks van vier blaastesten. Ook daarvan was er maar één goed. Volgens de automobilist gaf de hulpofficier van justitie toen aan dat er een GGD-arts zou komen om bloed af te nemen en hij vroeg of de bestuurder daaraan wilde meewerken. De GGD-arts kwam niet en de automobilist ontving een proces-verbaal vanwege de weigering om volledig aan de verplichting om te blazen te voldoen. In zijn klacht bij de politie gaf hij aan dat de agenten hun ambtseed hadden geschonden door te liegen over de toezegging dat er een GGD-arts zou komen. In die klachtprocedure ontkenden de betrokken politiefunctionarissen dat zij deze toezegging hadden gedaan. De bestuurder heeft dit naar voren gebracht in zijn klacht bij de Nationale ombudsman en heeft ter onderbouwing van zijn klacht een geluidsopname van zijn verblijf op het politiebureau meegezonden. Op de opname die hij met zijn telefoon heeft gemaakt, is te horen dat de hulpofficier na de mislukte blaastesten aankondigt dat er een GGD-arts zou komen om bloed af te nemen. Op de opname is ook te horen dat de hulpofficier deze toezegging ongeveer 10 minuten later bij het afnemen van een verklaring bij de bestuurder weer intrekt.

Omdat de toezegging wel is gedaan, oordeelt de ombudsman dat dit klachtonderdeel gegrond is. De ombudsman vindt het overigens vreemd dat de bestuurder de geluidsopname niet heeft gebruikt in de klachtprocedure bij de politie.