Een man sloot een (intentie)overeenkomst met de gemeente voor de bouw van drie gebouwen. Sinds een aantal jaar verloopt het overleg met de gemeente én de ontwikkeling van de gebouwen niet soepel. Bewoners maakten na een publicatie in de krant bezwaar tegen de bouwplannen. Sinds dat moment veranderde de houding van de gemeente volgens de man. Hij vindt dat de gemeente niet meer meedenkt én het proces opzettelijk vertraagt. Ook is er op dat moment een verschil van mening over het verlenen van een vergunning voor een bouwvlak. De gemeente wijst zijn aanvraag iedere keer af, maar zij onderbouwt dit volgens de man niet goed. Hieruit blijkt volgens hem eens te meer dat de gemeente hem bewust tegenwerkt. De man klaagde hierover bij de gemeente.
De gemeente vond zijn klacht over het bewust tegenwerken en opzettelijk vertragen van het bouwproces ongegrond. Hiervoor waren volgens de gemeente namelijk geen aanwijzingen of bewijs. Dit gold ook voor de rol en het handelen van de burgemeester, twee wethouders en de jurist omgevingsrecht hierbij. De gemeente gaf wél toe dat het dossier veel tijd in beslag nam. Maar dit kwam doordat het een complex dossier was. De gemeente liet tot slot weten dat zij in de klachtenprocedure niet kon ingaan op een vergunningaanvraag voor een bouwvlak. Dit hoorde niet thuishoort in de klachtenprocedure. De juridische weg stond hiervoor open voor de man.
De Nationale ombudsman vindt de klacht van de man over het bewust tegenwerken en opzettelijk vertragen ongegrond. De man droeg namelijk geen bewijs of aanwijzingen aan, waaruit dit bleek. Daarnaast begrijpt de ombudsman dat dit dossier nu eenmaal veel tijd in beslag neemt. De ombudsman geeft geen oordeel over de (inhoudelijke) afwijzingen die gaan over de vergunning van het bouwvlak. Hiervoor staat namelijk inderdaad de juridische weg open voor de man.