Verzoeker was in 1988 door de kantonrechter veroordeeld tot betaling van fl. 3.100 aan een eisende partij. Betaling daarvan verliep vervolgens aan een plaatselijke gerechtsdeurwaarder door middel van een schuldsaneringsproject van een Kredtietbank. Toen verzoeker en de Kredietbank meenden dat de gehele schuld was afbetaald, bleek medio 2004 nog fl. 1.400 aan aanvullende rente open te staan. Daarna is ook dit bedrag - via beslaglegging - voldaan.
Verzoeker klaagt er over dat de deurwaarder de Kredietbank niet op de hoogte heeft gebracht van de rente die verzoeker in rekening werd gebracht.
Ook klaagt verzoeker er over dat de deurwaarder hem niet heeft uitgelegd waarom hij uiteindelijk een bedrag van ruim vijftig gulden kreeg teruggestort.
De Nationale ombudsman oordeelt dat de deurwaarder bij het aangaan van de betalingsregeling in 1999 en ook daarna onvoldoende duidelijk heeft aangegeven dat de aan verzoeker in rekening te brengen rente niet in de regeling was opgenomen maar tijdens de afbetalingsperiode doorliep. Meer in het algemeen heeft de deurwaarder in de aan de orde zijnde periode noch verzoeker, noch de Kredietbank specificaties verstrekt over de op dat moment openstaande bedragen en de opbouw daarvan. Zowel op dit onderdeel als op het onderdeel van de voor verzoeker onduidelijke terugstorting is de deurwaarder tekortgeschoten op het punt van actieve en adequate informatieverstrekking.
Een en ander gaf aanleiding om aan te bevelen dat in geval van een incasso met ene lange looptijd periodiek, bijvoorbeeld eenmaal per kwartaal, de debiteur een nauwkeurig overzicht te verstrekken van hetgeen in de voorafgaande periode werd voldaan, respectievelijk van hetgeen resteert, inclusief een duidelijke rente-uitsplitsing.