2019/043 Een onderzoek naar het optreden van de regionale politie eenheid Rotterdam

Rapport

Verzoeker werd door de politie op heterdaad aangehouden voor mishandeling. Volgens verzoeker bood hij geen weerstand. Toch werd hij gepepperd en werd er volgens hem een nekklem toegepast.

Verzoeker klaagde er over dat de regionale politie eenheid Rotterdam bij zijn aanhouding disproportioneel geweld heeft gebruikt.

Volgens de politie verleende verzoeker geen medewerking aan zijn aanhouding. De politie voelde zich daarom genoodzaakt om geweld toe te passen. Verzoeker werd van dichtbij tweemaal met pepperspray in zijn gezicht gespoten. De politie ontkende een echte nekklem bij verzoeker te hebben toegepast. Wel was er een arm om de nek van verzoeker gedaan om hem naar de grond te brengen. De politieambtenaar haalde zijn arm direct weg, op het moment dat verzoeker aangaf geen lucht te krijgen.

De Nationale ombudsman stelde op basis van de verstrekte informatie en beeldmateriaal vast dat verzoeker geen medewerking verleende aan zijn aanhouding. Dit betekent dat de politie in redelijk kon overgaan tot het gebruik van geweld. Wel mag worden verwacht van de politie dat zij conform haar professionele normen en richtlijnen werkt.

De Nationale ombudsman constateerde dat de politie op minder dan één meter afstand pepperspray in het gezicht van verzoeker heeft gespoten. Hiermee heeft de politie de Ambtsinstructie overtreden. Het is de Nationale ombudsman niet gebleken van zwaarwegende omstandigheden die als rechtvaardiging kunnen dienen voor de wijze waarop de pepperspray is gebruikt. Het niet mee willen werken aan een aanhouding is op zich geen zwaarwegende omstandigheid. De gedraging was niet behoorlijk wegens strijd met het vereiste dat grondrechten, in dit geval onaantastbaarheid van het menselijk lichaam, moeten worden gerespecteerd.

De Nationale ombudsman constateerde verder dat een politieambtenaar een arm om de nek van verzoeker deed. De ombudsman acht het aannemelijk dat dat is gebeurd om verzoeker naar de grond te brengen. Het vastpakken en het door middel van een greep verzoeker naar de grond proberen te brengen valt naar de mening van de ombudsman binnen de grenzen van behoorlijk gebruik van geweld. Uit de beelden bleek niet dat er sprake was van een nekklem met verwurging. Daarbij komt dat de arm direct werd weggehaald op het moment dat verzoeker aangaf dat hij het benauwd had. De gedraging was behoorlijk.