2019/026 Verzoek om een hogere financiële vergoeding

Rapport

Verzoekers klagen over de afwijzende beslissing van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) op hun verzoek om een hogere financiële vergoeding dan de aangeboden - getaxeerde - executiewaarde. Verzoekers zijn van mening dat de inbeslaggenomen auto ten onrechte op grond van een door het OM afgegeven machtiging tot vervreemden is verkocht.
De Nationale ombudsman is van oordeel dat bij het afgeven van een machtiging tot vervreemden er sprake kan zijn van niet behoorlijk handelen door het OM, namelijk als moet worden geoordeeld dat zij, na afweging van de belangen, in redelijkheid niet tot het afgeven van de desbetreffende machtiging kan komen. Daarvan is in dit bijzondere geval sprake. Door de machtiging tot vervreemden op de dag van de behandeling ter terechtzitting van de strafzaak af te geven, heeft het OM onvoldoende het belang van verzoeker meegewogen bij de op korte termijn te verwachten uitspraak van de rechter, waardoor hij niet meer over de auto kan beschikken. De Nationale ombudsman is van oordeel dat het OM in strijd met het redelijkheidsvereiste handelde. De Nationale ombudsman doet de aanbeveling het OM in overleg met verzoekers te laten treden om met een maatwerkoplossing tot vaststelling van de vervangingswaarde van de auto op het moment van het onherroepelijk worden van het vonnis te komen.

In reactie op de aanbeveling uit dit rapport heeft het Openbaar Ministerie erkend dat verzoekers door een ongelukkige samenloop van omstandigheden nadelige gevolgen hebben ondervonden. Het Openbaar Ministerie bood verzoekers daarom uit coulance een bedrag van € 500 aan. Verzoekers accepteerden dit aanbod en lieten weten dat op deze wijze de klacht naar tevredenheid was afgerond.

De Nationale ombudsman heeft met instemming kennisgenomen van het aanbod van het Openbaar Ministerie en van het feit dat de klacht naar tevredenheid van verzoekers is afgerond.

Instantie: Openbaar Ministerie

Klacht:

Oordeel:

Gegrond