2018/024 Slachtoffer loopt schadevergoeding mis

Rapport

In mei 2015 deed verzoeker aangifte van diefstal en beschadiging van zijn snorfiets. De politie hield een verdachte aan. Verzoeker kreeg enkele dagen later bericht van de officier van justitie dat de rechter de zaak in juni zou behandelen. Bij de brief zat een formulier waarmee verzoeker een verzoek om schadevergoeding door de dader kon indienen. Hij gaf een schadebedrag op van ruim € 460. Op een ander formulier gaf hij aan dat hij op de hoogte gehouden wilde worden van de behandeling van de zaak. Hij stuurde beide formulieren naar terug naar de officier van justitie.

Toen hij ruim een jaar later informeerde naar de zaak, kreeg hij van het Openbaar Ministerie te horen dat de zaak was overgedragen aan Bureau Halt en daar "met een positief resultaat is afgerond". Het OM adviseerde verzoeker zijn schade op de verdachte te verhalen via een civiele procedure.

Verzoeker was het daarmee niet eens en klaagde bij het OM. Het OM wees erop dat Bureau Halt had verzuimd de aangifte van verzoeker op te vragen bij het parket. Daardoor was met de verdachte niets afgesproken over schadevergoeding voor verzoeker. Het OM bood verzoeker een tegemoetkoming aan van bijna € 150.

De Nationale ombudsman oordeelde als volgt.

Op basis van wetgeving en (openbaar gemaakt) beleid van het OM mogen slachtoffers erop rekenen dat het OM hun belang bij schadevergoeding meeweegt bij behandeling van hun aangifte. Het OM heeft deze boodschap in mei 2015 meteen aan verzoeker afgegeven met de uitnodiging om schade op te geven voor de zitting bij de kinderrechter. Die zitting ging niet door. De officier van justitie schreef verzoeker dat het OM zelf straf ging bepalen en dat zijn schadeclaim daarbij zou worden betrokken. Maar de officier van justitie kwam ook daarop terug en seponeerde begin 2016 de strafzaak zonder daaraan een voorwaarde te verbinden van schadevergoeding aan het slachtoffer. Daarmee heeft het Openbaar Ministerie zijn taken richting het slachtoffer niet waargemaakt en niet behoorlijk gehandeld, aldus de Nationale ombudsman.

Ten tijde van de overdracht aan Bureau Halt lag informatie over verzoekers schade bij het parket in Amsterdam. Het ging om een schadeopgave die verzoeker op uitnodiging van het OM had aangeleverd. Het OM had hem in het vooruitzicht gesteld dat deze opgave zou worden betrokken bij de afhandeling van de strafzaak. Toen de zaak naar Bureau Halt ging, had de schadeopgave of andere stukken met informatie over de identiteit van het slachtoffer en diens schade niet mogen achterblijven op het parket.

Het parket is tekortgeschoten op het punt van secuur werken, goede dossiervorming en snel herstellen van eventuele fouten. Dat had het OM meteen moeten erkennen, in plaats van te blijven wijzen naar tekortkomingen bij Bureau Halt, zo oordeelt de Nationale ombudsman. De gedraging van het parket is ook in dit opzicht niet behoorlijk.

Instantie: Openbaar Ministerie (arrondissementsparket Amsterdam)

Klacht:

zeer lang geduurd voordat het OM verzoeker uitsluitsel heeft gegeven over de afhandeling van de strafzaak en dat het OM er niet voor heeft gezorgd dat die afhandeling omvatte dat de dader zijn schade moest vergoeden

Oordeel:

Gegrond