2004/125

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Brabant-Noord nalatig hebben gehandeld ten tijde van zijn ongeval op 22 november 2002, nu deze politieambtenaren - nadat verzoeker per ambulance naar het ziekenhuis was vervoerd - zijn bromfiets onbeheerd hebben achtergelaten op de plek van het ongeval en deze vervolgens is verdwenen.

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Brabant-Noord nalatig hebben gehandeld ten tijde van zijn ongeval op 22 november 2002, nu deze ambtenaren - nadat verzoeker per ambulance naar het ziekenhuis was vervoerd - zijn bromfiets onbeheerd hebben achtergelaten op de plek van het ongeval en deze vervolgens is verdwenen.

2. Verzoeker reed op 22 november 2002 op zijn brommer naar zijn werk en kwam onderweg ten val. De ambulance en de politie kwamen ter plaatse. Vlak nadat ze de melding van verzoeker hadden binnengekregen, kregen de politieambtenaren een melding binnen van een ernstig verkeersongeval dat was gebeurd niet ver van de plek van het ongeval van verzoeker. Op het moment dat de politieambtenaren bij verzoeker arriveerden, was het ambulancepersoneel verzoeker reeds aan het behandelen. De politieambtenaren hebben vervolgens de brommer van verzoeker rechtop gezet en zijn op weg gegaan naar het andere ongeval. Nadat de politie was vertrokken, is verzoeker voor controle per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Toen verzoeker enkele dagen na het ongeval zijn brommer wilde ophalen op de plaats van het ongeval, was deze verdwenen.

3.1. De korpsbeheerder is van oordeel dat de betrokken politieambtenaren correct hebben gehandeld met betrekking tot de brommer van verzoeker. Nu de situatie ter plekke onder controle was, zijn de betrokken ambtenaren naar een ander - ernstiger - ongeval in de buurt gegaan. Op dat moment wisten de betrokken politieambtenaren niet dat verzoeker per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd zou worden, aldus de korpsbeheerder. Volgens de korpsbeheerder behoort het niet tot de taak van de politie om zich over de bromfiets van verzoeker te ontfermen.

3.2. De betrokken politieambtenaren C. en L2 hebben verklaard dat zij vanwege de melding van het andere ongeval maar kort bij het ongeval van verzoeker aanwezig zijn geweest. Ze hebben de brommer van verzoeker rechtgezet, omdat deze lekte, maar hebben verder geen aandacht besteed aan de brommer van verzoeker. Vanwege het feit dat de situatie van verzoeker niet ernstig leek, zijn C. en L2 zo snel mogelijk weggegaan. Ze hebben het ambulancepersoneel gemeld dat ze naar het andere ongeval gingen.

4. Het behoort tot de politietaak om te reageren op meldingen van burgers. De wijze waarop en vooral de snelheid waarmee dient te worden gereageerd, is vanzelfsprekend afhankelijk van de ernst van de melding en de mate waarin deze spoedeisend is. De Nationale ombudsman realiseert zich dat bij een groot werkaanbod steeds een afweging moet worden gemaakt tussen de ernst en urgentie van de melding, de ernst en urgentie van andere meldingen en beschikbaarheid van eenheden, waardoor niet altijd direct zal kunnen worden gereageerd.

De Nationale ombudsman acht het in de onderhavige zaak begrijpelijk dat de betrokken ambtenaren het ongeval van verzoeker zo snel mogelijk wilden afhandelen, zodat zij naar het ernstiger ongeval konden vertrekken dat even verderop was gebeurd.

5. Niettemin is de Nationale ombudsman van mening dat de politieambtenaren het ongeval van verzoeker zorgvuldig hadden dienen af te handelen door bij het ambulancepersoneel na te vragen of verzoeker naar het ziekenhuis zou worden vervoerd. Bovendien hadden de betrokken politieambtenaren aan verzoeker dienen te vragen of zij zijn bromfiets op slot moesten zetten of dat zij iemand moesten waarschuwen die de bromfiets kon ophalen. (Zie Achtergrond, onder II.)

Niet naar voren is gebracht, noch anderszins is gebleken dat de politie heeft geprobeerd om de bromfiets op slot te zetten. De politieambtenaren en de korpsbeheerder hebben slechts aangenomen dat de situatie met betrekking tot verzoeker onder controle was en zij daarom op weg zijn gegaan naar het andere ongeval. Zo de politieambtenaren in verband met de andere ongevalsmelding geen tijd hadden om deze handelingen te verrichten, dan hadden zij in elk geval hun eigen bureau moeten informeren en wijzen op de noodzaak van een goede afwikkeling en in elk geval nadien moeten controleren of dat was gebeurd. Door dat niet te doen heeft de politie het risico laten ontstaan dat de bromfiets kon worden meegenomen door een derde die geen rechthebbende is van het voertuig. Gezien de overweging dat de politieambtenaren de bromfiets van verzoeker onafgesloten op de plaats van het ongeval hebben laten staan, hebben zij daarmee in strijd gehandeld met de zorgplicht die de politie in situaties als de onderhavige heeft.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

6. Ten overvloede merkt de Nationale ombudsman op dat de korpsbeheerder derhalve de aansprakelijkheid voor de verdwijning van de bromfiets van verzoeker niet mocht afwijzen. De Nationale ombudsman stelt zich in het algemeen terughoudend op bij klachten over een besluit van een bestuursorgaan tot (gedeeltelijke) afwijzing van een verzoek om schadevergoeding (zie Achtergrond), tenzij het bestuursorgaan gezien de omstandigheden in redelijkheid niet tot een afwijzend besluit had kunnen komen.

Dit geeft de Nationale ombudsman aanleiding tot het doen van een aanbeveling om de beslissing tot afwijzing van de aansprakelijkheid voor de verdwijning van de brommer van verzoeker te heroverwegen, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Brabant-Noord die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Brabant-Noord (de burgemeester van 's-Hertogenbosch), is gegrond.

Aanbeveling

De beheerder van het regionale politiekorps Brabant-Noord (de burgemeester van 's-Hertogenbosch) wordt in overweging gegeven de afwijzing van aansprakelijkheid voor de verdwijning van de bromfiets van verzoeker te heroverwegen.

Deze heroverweging heeft plaatsgevonden: op 16 juni 2004 berichtte de korpsbeheerder de Nationale ombudsman schriftelijk dat is besloten aan verzoeker de (reële) schade te vergoeden die hij heeft geleden door de verdwijning van zijn bromfiets.

Onderzoek

Op 8 juli 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer A2 te 's-Hertogenbosch, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Brabant-Noord.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Brabant-Noord (de burgemeester van 's-Hertogenbosch), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Brabant-Noord verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken politieambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Zij maakten van deze gelegenheid geen gebruik.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoeker is op 22 november 2002 op weg naar zijn werk met zijn brommer gevallen. De politie en een ambulance kwamen ter plaatse. Verzoeker is vervolgens met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Toen hij later terugkwam om zijn brommer op te halen, stond deze niet meer op de plek van zijn val.

2. Uit de mutatie die op 22 november 2002 door betrokken politieambtenaar V2 is opgemaakt, blijkt onder meer het volgende:

"bromfietser gevallen/ eenzijdig/ staat niet meer op/ ambulance rijdt/ in nabij kruising met W. CPA is ook ter plaatse

(…)

8.10 22-11-2002 C2

=hert/ s-laan

(…)

8.10 22-11-2002 C2

bromfietser gevallen/ eenzijdig/ staat niet meer op/ ambulance rijdt / in nabij kruising met het W.

Reden status: ter plaatse afgedaan

1e eenheid: 11-01 Tijd opdracht: 8.12 Tijd ter plaatse: 8.14 Tijd vervolg: 8.48"

3. Uit de anamnese die door de eerste hulp van het ziekenhuis waar verzoeker op 22 november 2002 om 8.45 uur met de ambulance naartoe werd gebracht is afgenomen, blijkt onder meer het volgende:

"Heden zagen wij op onze eerste hulp uw bovengenoemde patiënt wegens ongeval VG/pijnklachten armen.

Anamnese

zwart voor ogen + misselijk

Onduidelijke toedracht eenzijdig ongeval. Ambu vond man over brommer hangen. Zegt niet goed uitgekeken te hebben.

- ABC stabiel

- Pijn rechter enkel

- Bewusteloos?, VO"

4. Uit de mutatie die door betrokken politieambtenaar T2 op 22 november 2002 om 9.45 uur is opgemaakt, blijkt onder meer het volgende:

"Naar aanleiding van melding ter plaatse gegaan. Zou een verkeersongeval hebben plaatsgevonden. Ter plaatste bleek echter dat meneer onwel was geworden. Ambu was ter plaatse heeft meneer afgevoerd. Echter midden in de melding kregen wij een melding dat er even verderop ook een verkeersongeval met letsel had plaatsgevonden, hierop zijn wij naar dat ongeval gegaan. Verder geen bijzonderheden."

5. Uit de mutatie die op 17 december 2002 door betrokken politieambtenaar L. is opgemaakt, blijkt onder meer het volgende:

"Betrokkene is al meerdere malen aan buro geweest, met de vraag waar zijn bromfiets is. Volgens verbalisant C. medegedeeld aan betrokkene dat zijn bromfiets op plaats delict zou blijven staan.

Dus waar de bromfiets is kunnen wij niet vertellen. Aan de verbalisant is via de mail gevraagd of ze contact met betrokkene wil opnemen."

6. Op 30 december 2002 stuurde de vrouw van verzoeker namens verzoeker een brief naar het regionale politiekorps Brabant-Noord. Zij schrijft onder meer het volgende:

"Ik schrijf deze brief omdat ik een klacht heb. De klacht gaat over 22 november 2002 betreft brommerongeval in de S.-laan in Den Bosch. Politie Coz team Noord West was erbij, ze hebben de brommer laten staan op de plek van het ongeval, mijn man hebben ze naar het ziekenhuis gebracht. Van de brommer hebben wij niks gehoord. Ik ben tien keer op het politiebureau in Den Bosch geweest, om te vragen over de brommer, heb nog steeds geen antwoorden op mijn vragen. Daarom dien ik mijn klacht in omdat er niks aan gedaan wordt. Mijn vraag is: waar is mijn brommer gebleven?"

7. Op 14 maart 2003 stuurde verzoeker nogmaals een brief naar het regionale politiekorps Brabant-Noord. In deze brief staat onder meer het volgende:

"Deze brief schrijf ik, omdat ik geen reactie heb gekregen op mijn klacht die ik heb geschreven op 30 december 2002. Ik verzoek dat mijn klacht in behandeling wordt genomen (N.o.). Als ik binnen zes weken geen reactie krijg, zal ik de Ombudsman inschakelen, wegens weigering klacht."

8. Op 25 maart 2003 doet verzoeker aangifte van diefstal van zijn bromfiets. Uit het proces-verbaal van aangifte blijkt onder meer het volgende:

"Ik doe aangifte van diefstal van de op de goederenbijlage vermelde bromfiets. Deze bromfiets is mijn eigendom. Ik heb aan niemand het recht of toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.

(…)

Op 22 november 2003 (dit moet zijn 2002; N.o.), omstreeks 8.10 uur, reed ik met mijn bromfiets over de S.-laan en werd ik onwel. Vervolgens ben ik met de ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis. Ik was wel bij bewustzijn, maar ik wist niet wat er allemaal om me heen gebeurde. Ik weet nog wel dat ik mijn portemonnee met de papieren aan de politie heb gegeven. Ter plaatse waren een mannelijke en een vrouwelijke politieagent. De papieren heb ik ook weer teruggekregen.

Enkele dagen later wilde ik mijn bromfiets gaan halen. Ik zag dat de bromfiets er niet meer stond. Vervolgens ben ik naar het politiebureau gegaan om te informeren waar de brommer was gebleven. Dat konden ze me niet vertellen, maar ik kreeg het telefoonnummer van de agent die ter plaatse geweest was. Deze heb ik echter niet kunnen bereiken. Enige tijd later zijn we weer naar het bureau gegaan om te informeren. Ook toen konden ze niets vertellen. Ik moest maar een klacht schrijven. Dat heb ik gedaan. Er is me toen verder verteld dat de agente die ter plaatse was geweest me zou bellen. Dat is niet gebeurd.

Weer enige tijd later informeerde ik naar de brommer en naar de klacht die ik gedaan heb, maar ze vertelden dat de klacht niet aangekomen was. Derhalve heb ik nog een klacht, aangetekend, verzonden. Daar is inmiddels wel op gereageerd. De man die de klacht behandelde, op 25 maart 2003, vertelde dat de agenten de bromfiets achtergelaten hebben op de plek waar ik onwel geworden was. Omdat de bromfiets daar enkele dagen later niet meer stond is hij vermoedelijk weggenomen. Ik doe derhalve nu pas aangifte, omdat ik nu pas weet dat de bromfiets echt verdwenen is."

9. Inspecteur van politie H2 stuurde op 10 april 2003 een brief naar de districtschef van het regionale politiekorps Brabant-Noord. In deze brief schrijft inspecteur H2 onder meer het volgende:

"Naar aanleiding van een klachtschrijven van mevrouw R. en de heer A2 uit 's-Hertogenbosch d.d. 14 maart 2003 over het feit dat de politie in Den Bosch niet heeft gereageerd op de brief van 30 december 2002 in verband met de verdwenen bromfiets van de heer A2, werd door mij een nader onderzoek ingesteld.

Op 22 november 2002 omstreeks 8.10 uur, kwam bij de centrale meldkamer van de politie Brabant-Noord een melding binnen dat op de S.-laan in Den Bosch een bestuurder van een bromfiets was gevallen en niet meer in staat zou zijn om op te staan. Een ambulance zou tevens onderweg zijn.

Een surveillance-eenheid van de politie Den Bosch, bestaande uit de hoofdagenten C. en T2 werden (werd; N.o.) ter plaatse gestuurd. Ter plaatse bleek dat een man, klager A2 onwel was geworden. Hij werd met de ambulance afgevoerd naar een ziekenhuis. Terwijl de surveillance-eenheid ter plaatse was kwam een nieuwe melding binnen dat in de nabijheid op W. in Den Bosch een aanrijding had plaatsgevonden (N.o.) met gewonden. Naar deze aanrijding was een tweetal ambulances onderweg. Omdat de heer (klager) A2 reeds behandeld werd door ambulancepersoneel en zijn situatie niet ernstig van aard bleek te zijn, werd door de surveillance-eenheid besloten hun assistentie daar te beëindigen en zo spoedig mogelijk naar de andere melding (aanrijding met meerdere gewonden) te gaan. Dit werd aan het ambulancepersoneel medegedeeld waarna de surveillance-eenheid is vertrokken. Waar de bromfiets van de heer A2 is gebleven is niet bekend. Een en ander staat gemuteerd in BPS onder nummer (…). (Zie Bevindingen, onder A.2.; N.o.)

Door mij werd gesproken met de medewerkers C. en T2. Zij waren reeds op de hoogte van het klachtschrijven van de heer A2 en deelden mij desgevraagd nog het volgende mede (weergave gesprek):

'Op 22 november 2002 omstreeks 8.12 uur kregen wij van de meldkamer opdracht om te gaan naar de S.-laan in Den Bosch. Daar zou de bestuurder van een bromfiets gevallen zijn en niet meer verder kunnen rijden. Er zou ook een ambulance ter plaatse gestuurd worden. Ter plaatse bleek dat de bestuurder van een bromfiets onwel was geworden. De ambulance was ook al ter plaatse en die besloten om die man, na later blijkt klager A2, ter controle in het ziekenhuis mee te nemen. Intussen kregen wij een nieuwe melding dat er in de nabijheid op de kruising W.-K. een aanrijding met enkele gewonden had plaats gevonden. Er zouden twee ambulances onderweg zijn naar die aanrijding. Omdat de heer A2 reeds werd behandeld door ambulancepersoneel en dit niet ernstig leek besloten wij om zo snel mogelijk te vertrekken en naar die aanrijding met gewonden te gaan. Dat hebben wij medegedeeld aan het ambulancepersoneel waarna wij vertrokken. Waar de bromfiets van de heer A2 is gebleven weten wij niet. Die is vermoedelijk ter plaatse achtergebleven en later door onbekenden weggenomen. Voorzover wij weten hebben wij die bromfiets rechtgezet omdat hij op de grond lag en lekte. Wij hebben in verband met die andere ernstige melding daar verder ook geen aandacht aan geschonken. Wij zijn ook maar heel even ter plaatse geweest want ondertussen was die andere melding al gekomen. Ik, C., heb gehoord dat er later door iemand naar die bromfiets gevraagd is. Ik heb ook nog een keer telefonisch contact gehad met iemand die praktisch geen Nederlands verstond of kon praten. Nogmaals waar die bromfiets is gebleven is ons niet bekend. Wij hebben in december 2002 geen brief gekregen van de heer A2 waarin hij informeert naar zijn bromfiets. Het is niet bekend waar die brief gebleven is. Het is ontzettend vervelend voor de heer A2 dat zijn bromfiets is verdwenen.'

Door mij werd contact opgenomen met klager, mevrouw R. Ik bracht haar op de hoogte van mijn bevindingen tot zo ver. Omdat haar vriend, de heer A2 de Nederlandse taal niet machtig is, voerde zij het woord en vertaalde indien nodig een en ander. Zij deelde mij hierna nog het volgende mede (weergave gesprek):

'Ik begrijp nu waarom de politie bij dat voorval op 22 november 2002 de bromfiets van mijn vriend niet heeft meegenomen. Ik begrijp dat ze naar een andere aanrijding moesten waarbij gewonden gevallen waren. Ik snap ook dat ze de bromfiets van mijn vriend niet mee konden nemen. Mijn vriend is na behandeling in het ziekenhuis enkele uren later weer naar huis gegaan. Hij is toen niet meteen naar de S.-laan gegaan naar zijn bromfiets. Enkele dagen daarna is hij naar de politie gegaan omdat hij dacht dat zijn bromfiets daar zou zijn. Hij is pas later naar de S.-laan gegaan maar toen was de bromfiets weg. Hij en ook ik hebben diverse malen geïnformeerd bij de politie naar die bromfiets maar niemand kon mij iets vertellen. Daarom schreef ik die brief van 30 december 2002. Ook daar werd niet op gereageerd. Ik begrijp dat die brief niet terecht is gekomen bij de mensen die ter plaatse zijn geweest. Ik heb hem toch echt verzonden. Vandaar mijn tweede briefje. Ondanks dat ik wel begrijp hoe een en ander nu is gegaan vind ik toch dat die mensen ons gebeld zouden kunnen hebben om te zeggen dat zij die bromfiets niet meegenomen hadden. Dan hadden wij eerder actie ondernomen.'

Resumé

Uit het gesprek met de medewerkers C. en T2 is mij gebleken dat zij door de meldkamer ter plaatse gestuurd zijn in verband met een onwel geworden bestuurder van een bromfiets (geen aanrijding dus). Op weg naar die melding kregen zij een nieuwe melding dat in de nabijheid een aanrijding met meerdere gewonden had plaatsgevonden waar twee ambulances naar toe gestuurd waren. Zij zijn kort gestopt bij de eerste melding (S.-laan - klager A2) en zagen dat ambulancepersoneel bezig was om de heer A2 te verzorgen. Omdat de heer A2 in goede handen was en hun aanwezigheid geen meerwaarde had besloten zij snel door te rijden naar de andere melding (aanrijding met meerdere gewonden). Zij hebben dit ook gezegd tegen het ambulancepersoneel aldaar. Zij hebben alleen de bromfiets die nog op de grond lag en die lekte rechtgezet. Daarna zijn zij doorgereden.

Van zaakwaarneming is mijns inziens geen sprake geweest.

Door klagers is inmiddels aangifte gedaan van diefstal van de betreffende bromfiets.

De eerste brief van mevrouw R. en de heer A2 is niet achterhaald kunnen worden. Niemand weet waar die brief gebleven kan zijn. Daarom is ook niet gereageerd op die brief."

10. Per brief van 13 mei 2003 handelde de korpsbeheerder de klacht van verzoeker af. In deze brief staat onder meer het volgende:

"Met betrekking tot uw (klacht)schrijven de datum 14 maart 2003 over het feit dat de politie district Den Bosch niet heeft gereageerd op uw brief van 30 december 2002 in verband met uw verdwenen bromfiets, bericht ik u het volgende.

De korpschef heeft ter zake een onderzoek ingesteld en mij over de resultaten daarvan geïnformeerd.

In uw brief stelt u de politie aansprakelijk voor de verdwijning van uw bromfiets na uw ongeval op 22 november 2002.

Het onderzoek is verricht door inspecteur H2, die met hoofdagenten C. en T2 heeft gesproken. De inspecteur heeft de klacht ook met u doorgesproken.

Uit het onderzoek blijkt het volgende.

Op 22 november 2002 omstreeks 8.10 uur kwam bij de centrale meldkamer van de politie Brabant-Noord een melding binnen dat op de S.-laan in Den Bosch een bestuurder van een bromfiets was gevallen en niet meer in staat zou zijn om op te staan. Dat betrof de heer A2. Een ambulance zou tevens onderweg zijn. Een surveillance-eenheid, bestaande uit hoofdagenten C. en T2, werd ter plaatse gestuurd. Op weg naar deze melding kregen zij een nieuwe melding binnen dat in de nabijheid op W. in Den Bosch een aanrijding plaats had gevonden met gewonden. Naar deze aanrijding waren inmiddels twee ambulances onderweg.

Bij u aangekomen hoorden C. en T2 dat u onwel was geworden en daardoor met de bromfiets was gevallen. De ambulance was al aanwezig en het ambulancepersoneel was reeds de heer A2 'aan het behandelen'. De toestand van de heer A2 leek niet ernstig van aard te zijn. Gelet op de situatie, de heer A2 was inmiddels in goede handen en de aanwezigheid van C. en T2 had geen toegevoegde waarde, werd door de laatstgenoemden besloten om hun assistentie ter plekke onmiddellijk te beëindigen en zo spoedig mogelijk naar de andere melding te gaan. Het ambulancepersoneel werd hiervan op de hoogte gebracht. De heer A2 is uiteindelijk ter observatie naar het ziekenhuis gebracht. De bromfiets bleef ter plekke achter. C. en T2 hebben voor hun vertrek uw bromfiets die op de grond lag nog rechtgezet. In verband met de ernst van de andere melding hebben zij verder geen aandacht besteed aan uw bromfiets.

Mevrouw R. is daarna meerdere malen op het bureau geweest om te vragen waar de bromfiets gebleven was. U heeft daarop geen antwoord gekregen. Vandaar dat u op 30 december 2002 een brief naar de politie heeft gestuurd. Nadat ook daarop een reactie uitbleef, heeft u op 14 maart 2003 een klacht ingediend.

Conclusie

Gelet op het onderzoeksrapport stel ik vast dat het optreden van de politie met betrekking tot uw verdwenen bromfiets (onder de omstandigheden) correct is geweest. De situatie ter plekke was volledig onder controle en de hulp van C. en T2 was niet nodig. Na dit geconstateerd te hebben, zijn zij weer vertrokken naar een ernstig ongeval met gewonden. Het kan hen niet verweten worden dat zij zich niet over uw bromfiets ontfermd hebben. Dit behoort in eerste instantie ook niet tot hun taak.

Het is en blijft vervelend dat u vele malen geen antwoord heeft gekregen op uw vragen over uw verdwenen bromfiets en dat u in de veronderstelling was dat de politie uw bromfiets meegenomen zou hebben. Omdat het surveillanceteam ook maar kort ter plekke is geweest en vertrokken is voordat u met de ambulance bent meegegaan, zijn zij niet op de hoogte geweest van het feit dat uw bromfiets (onbeheerd?) achter is gebleven. Des te vervelender is het dat u op uw brief van 30 december 2002 lange tijd niets gehoord hebt en zelf genoodzaakt was om weer een nieuwe brief te schrijven. Na een gesprek met de inspecteur heeft u aangegeven dat u wel begrijpt waarom C. en T2 niet in de gelegenheid waren om zich over uw bromfiets te ontfermen.

Alhoewel ik begrijp dat de onduidelijkheid omtrent de 'verdwijning' van uw bromfiets tot misverstanden heeft geleid en ook na herhaald verzoek de duidelijkheid uitbleef, acht ik uw klacht, voorzover u klaagt over het 'nalaten' van de politie met betrekking tot uw verdwenen bromfiets, ongegrond en wijs ik de aansprakelijkheid voor de verdwijning van uw bromfiets af. De politie valt hierover niets te verwijten, hetgeen anders ligt voor de gebrekkige communicatie daarna. Dat had beter gemoeten."

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

2. Tevens wordt het standpunt van verzoeker weergegeven in zijn brieven van 30 december 2002 en 14 maart 2003 (zie Bevindingen, onder A.6. en A.7.).

C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Brabant-Noord

De korpsbeheerder reageerde bij brief van 29 september 2003 op de klacht. De korpsbeheerder deelde in zijn reactie onder meer het volgende mee:

"De korpschef heeft ter zake een onderzoek ingesteld en mij over de resultaten daarvan geïnformeerd. Ik heb mevrouw R. en de heer A2 bij mijn schrijven van 13 mei 2003 medegedeeld dat ik de klacht op alle klachtonderdelen als ongegrond beoordeeld heb. Op dit moment zijn er voor mij geen redenen om dit oordeel te herzien. De klacht van de heer A2 is derhalve voor mij geen aanleiding tot enigerlei maatregel of actie ten behoeve van verzoeker dan wel in meer algemene zin.

Toen de politieambtenaren op 22 november 2002 ter plaatse kwamen was de ambulance reeds aanwezig en was het ambulancepersoneel bezig met de verzorging van de heer A2. Laatstgenoemde was goed aanspreekbaar en mankeerde, zoals achteraf bleek, niet veel. Omdat de heer A2 in goede handen was en hun aanwezigheid geen meerwaarde meer had, zijn de politiefunctionarissen meteen vertrokken naar een aanrijding met ernstig gewonden. Hiervan hadden zij reeds een melding ontvangen toen zij op weg waren naar de heer A2. Op dat moment was hen nog niets bekend over vervoer van de heer A2 naar het ziekenhuis.

Er is door de betrokken politieambtenaren geen registratieset opgemaakt van de valpartij van de heer A2. Het betreft hier namelijk geen ongeval in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. De heer A2 is door onbekende redenen met zijn bromfiets gevallen. In dergelijke gevallen wordt geen registratieset door de politie opgemaakt."

D. nadere Reactie beheerder van het regionale politiekorps Brabant-Noord

Per brief van 10 november 2003 reageerde de korpsbeheerder onder meer als volgt op de vragen die de Nationale ombudsman per brief van 3 november 2003 had gesteld:

"Uw eerste vraag heeft betrekking op een telefoongesprek met mevrouw R. waarnaar de heer H2 in zijn brief van 10 april 2003 (zie Bevindingen, onder A.9.; N.o.) zou verwijzen. In de laatstgenoemde brief tref ik echter geen verwijzing naar een telefoongesprek met mevrouw R. aan. Inspecteur H2 heeft enkele dagen voor het opmaken van de brief van 10 april telefonisch contact opgenomen met mevrouw R. voor het maken van een afspraak in het kader van hoor en wederhoor. Vervolgens heeft de heer H2 bij mevrouw R. en de heer A2 thuis met hen gesproken.

Voorts is het juist dat de heer H2 in zijn brief van 10 april 2003 heeft aangegeven dat de brief van de heer A2 van 30 december 2002 (zie Bevindingen, onder A.6.; N.o.)niet kon worden achterhaald. Daarom is er destijds niet gereageerd op die brief. Het exemplaar dat is gevoegd tussen de stukken bij mijn reactie van 29 september 2003 betreft een kopie die is verstrekt door klager.

Tenslotte staat er in de klachtafhandelingsbrief van 13 mei 2003 (zie Bevindingen, onder A.10.; N.o.) dat mevrouw R. na het voorval van 22 november 2002 meerdere malen op het politiebureau is geweest om te vragen naar de brommer van de heer A2. Dit heeft mevrouw R. aangegeven in haar brief van 30 december 2002. Het is niet bekend wanneer deze bezoeken aan het politiebureau hebben plaatsgevonden. Buiten de mutatie d.d. 17 december 2002 (…) (zie Bevindingen, onder A.5.; N.o.), zijn hiervan geen mutaties opgemaakt."

E. nadere Reactie verzoeker

1. Per brief van 3 november 2003 stelde de Nationale ombudsman de volgende vraag aan verzoeker:

"Waarom bent u niet direct na thuiskomst uit het ziekenhuis op 22 november 2002 naar de plek van uw val gegaan om uw bromfiets op te halen, maar heeft u dit pas enige dagen hierna nagevraagd bij het politiebureau te 's-Hertogenbosch?"

2. Op 13 november 2003 ontving de Nationale ombudsman de brief van verzoeker, waarin hij onder meer het volgende schrijft:

"Ik ben na thuiskomst van het ziekenhuis naar huis gegaan, omdat mijn knie pijn deed en opgezwollen was, kon ik moeilijk lopen, mijn vrouw was op haar werk. Ik ben de volgende dag gaan kijken op de plek waar het gebeurd was, geen brommer. Ik ben daarna naar het politiebureau gegaan om te informeren waar de bromfiets is, dit konden ze mij niet vertellen, maar kreeg wel het telefoonnummer van de agente, die ter plekke was geweest.

Deze heb ik niet kunnen bereiken, na een aantal telefoontjes en bezoek op het politiebureau geen resultaat. (Toen; N.o.) heb ik een klacht geschreven."

Achtergrond

I. Schadevergoeding

In het geval van een klacht over een besluit van een bestuursorgaan tot afwijzing van een verzoek om schadevergoeding dat niet kan worden onderworpen aan het oordeel van de bestuursrechter, stelt de Nationale ombudsman zich terughoudend op. In zo'n geval is immers de burgerlijke rechter de instantie die bij uitsluiting bevoegd is om bindend te beslissen over de vraag of, op grond van bepalingen van burgerlijk recht, het betrokken bestuursorgaan is gehouden om de gestelde schade te vergoeden. Alleen wanneer in zo'n geval naar het oordeel van de Nationale ombudsman de aanspraak van betrokkene op schadevergoeding, gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat het betrokken bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzende besluit heeft kunnen komen, wordt dat besluit tot weigering van de gevraagde schadevergoeding aangemerkt als een niet-behoorlijke gedraging. In de overige gevallen gaat de Nationale ombudsman ervan uit dat het in beginsel vrij staat aan het betrokken bestuursorgaan om te betwisten dat het gehouden is tot het vergoeden van de gestelde schade, en om zich in verband daarmee op het standpunt te stellen dat de vraag naar die gehoudenheid -eventueel - moet worden beantwoord door de burgerlijke rechter. In die gevallen zal er voor de Nationale ombudsman geen reden zijn om het besluit tot weigering van de schadevergoeding aan te merken als een niet-behoorlijke gedraging.

II. Artikel 2 Politiewet 1993

"De politie heeft als taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven."

Instantie: Regiopolitie Brabant Noord

Klacht:

Nalatig gehandeld ten tijde van ongeval, nu politieambtenaren (nadat verzoeker per ambulance naar het ziekenhuis was vervoerd) bromfiets van verzoeker onbeheerd hebben achtergelaten op plek van ongeval.

Oordeel:

Gegrond