1998/131

Rapport
Op 4 december 1996 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer R. te Horst, met een klacht over een gedraging van de Arbeidsinspectie Regio Zuid te Roermond (voorheen te Maastricht) en een gedraging van de Arbeidsinspectie te 's-Gravenhage. Naar deze gedragingen, die worden aangemerkt als gedragingen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat de Arbeidsinspectie-organisatie hem niet het rapport heeft toegezonden van sporenonderzoek(en) bij zijn werkgever, het centrum voor champignonteeltonderwijs te Horst. Verzoeker had om toezending van het rapport verzocht in brieven van 15 september en 1 november 1996 aan de Arbeidsinspectie, regio Zuid, te Maastricht (thans Roermond), en met een brief van 10 november 1996 aan de Arbeidsinspectie te 's-Gravenhage. Verzoeker beroept zich op een brief van de Arbeidsinspectie, regio Zuid, aan hem van 4 augustus 1994, waarin wordt vermeld dat met zijn werkgever dwingend is afgesproken dat deze nader onderzoek zal doen naar de verspreiding van oesterzwamsporen in de werkruimten. Voorts verwijst verzoeker naar een brief van zijn werkgever aan de Arbeidsinspectie, regio Zuid, van 29 augustus 1994. In deze brief geeft zijn werkgever aan metingen te willen doen van de sporenbelasting zowel buiten als binnen het centrum, en te pogen de gegevens van de metingen voor het eind van 1994 te analyseren en daarover contact op te nemen met de Arbeidsinspectie.

Achtergrond

Inspectierapport Inspectiedienst SZW op het terrein van Arbeidsomstandigheden en Arbeidsverhoudingen 1995 (uitgave van de Inspectiedienst SZW, thans wederom Arbeidsinspectie geheten, van juni 1996) "Bijlage I Handhavingsbeleid Een inspecteur heeft verschillende bevoegdheden en mogelijkheden om de arbeidsomstandigheden binnen een bedrijf of instelling te be nvloeden, hierbij geldt het landelijk handhavingsbeleid.

De doelstellingen van de opsporing van (ernstige) overtredingen, de handhaving van de wet en de bevordering van zelfwerkzaamheid met betrekking tot arbeidsomstandigheden door de bedrijven worden hierbij gecombineerd. De veronderstelling daarbij is dat het effect van een arbeidsorganisatie die zelf structureel aandacht besteedt aan de arbeidsomstandigheden groter is dan wat kan worden bereikt met incidentele correcties van de Inspectiedienst SZW. Tevens vormen de afspraken over het handhavingsbeleid een garantie voor uniforme en consequente toepassing van het wettelijk instrumentarium. Het handhavingsbeleid is vastgesteld in overleg met het Openbaar Ministerie en werkgevers en werknemers verenigd in de Arboraad. Het handhavingsbeleid kent een standaardwerkwijze (3-stappenmodel) en de werkwijze bij ernstige overtredingen of recidive (2-stappenmodel). (...)1. De standaardwerkwijze (3-stappen model)Fase 1 Inspecteren → in gebreke stellen → afspraken maken De inspecteur inspecteert en stelt vast waar er tekortkomingen zijn. Hij/zij overlegt met de werkgever over de termijn waarop de tekortkomingen moeten zijn opgelost. Concrete bindende afspraken worden gemaakt. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd voor zowel de werkgever als de ondernemingsraad. Bij het ontbreken van een ondernemingsraad moet de werkgever de belanghebbende werknemers informeren. Fase 2 Controle → waarschuwing, herinnering of eis Indien een bedrijf in gebreke is gesteld volgt in principe altijd een controle. Meestal zijn de gemaakte afspraken nagekomen. Indien de tekortkoming niet conform de afspraak is verholpen, volgt al naar gelang van de aard van de overtreding een waarschuwing, een eis of een aanwijzing. Deze waarschuwingen, eisen of aanwijzingen hebben een ultimatief karakter en worden ook schriftelijk aan werkgever en ondernemingsraad bevestigd. Bij het ontbreken van een ondernemingsraad moet de werkgever de belanghebbende werknemers informeren. Fase 3 Hercontrole → proces-verbaal In principe wordt elk bedrijf waar een eis is gesteld of waar een waarschuwing of aanwijzing is gegeven opnieuw gecontroleerd. Bij niet-naleving volgt een proces-verbaal. Bij het bepalen van de

strafmaat kan de rechter ook het behaalde economische voordeel van niet-naleving van de wet "afromen"."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Arbeidsinspectie, Regio Zuid, te Roermond deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. De feiten1.1. Verzoeker is docent op het centrum voor champignonteeltonderwijs in Horst. Vanaf 1989 kreeg verzoeker gezondheidsklachten, die hij in verband bracht met de arbeidsomstandigheden bij zijn werkgever. Op 17 maart en op 19 april 1994 wendde hij zich in dat verband tot de Arbeidsinspectie, regio Zuid. De Arbeidsinspectie, regio Zuid, stelde naar aanleiding van verzoekers brieven een onderzoek in. De inhoud van het naar aanleiding van dit onderzoek op 26 juni 1994 opgestelde rapport luidt als volgt:"...DE GEZONDHEIDSKLACHTEN Hij (verzoeker; N.o.) vertelde al 18 jaar bij zijn werkgever te werken, maar sinds circa 2 jaar toenemende gezondheidsklachten te hebben, waarvoor hij zijn huisarts en later een specialist raadpleegde. Hij had inmiddels zijn werk moeten staken. Deze klachten wezen mijn inziens zeer duidelijk in de richting van een beroepsziekte, veroorzaakt door sporen van de oesterzwam. In zijn werk had (verzoeker; N.o.) regelmatig, zij het niet voortdurend te maken met oesterzwammen. Naar zijn mening waren de door zijn werkgever genomen maatregelen onvoldoende. Bij de werkgever was de ziekte van (verzoeker; N.o.) wel bekend, inclusief de werkgerelateerde oorzaak. De werkgever maakte gebruik van de diensten van een bedrijfsgezondheidsdienst, waar de bedrijfsarts eveneens op de hoogte was van de ziekte en de ziekte-oorzaak.

Desondanks is het geval niet bij de arbeidsinspectie gemeld als beroepsziekte. Door mij is (verzoeker; N.o.) aanvullend ge nformeerd over de aard van de betreffende ziekte en over de verplichtingen van zijn werkgever. Ik adviseerde hem om in overleg te treden met zijn werkgever en de bedrijfsarts, om voor hem een passende oplossing van het probleem te zoeken. WERKGEVER De werkgever bleek te zijn: Centrum voor Champignonteeltonderwijs (...) Horst Dit is een praktijkschool, met deels theorie-onderwijs, deels een produktiebedrijf voor paddestoelen, waarbij oesterzwammen slechts een klein onderdeel betreffen. Op 24 juni 1994 bezocht ik het Centrum voor Champignonteeltonderwijs na telefonische afspraak. INSPECTIE Uit een inspectie van de onderwijs- en produktieruimten is mij het volgende gebleken:Het betreft een modern gebouw, bestaande uit een viertal theorieleslokalen, een groot praktijkleslokaal, diverse andere ruimten en een champignonkweekcellencomplex van aanzienlijke omvang (14 cellen, 180 m teeltoppervlak). Het probleem van allergie n tegen de sporen van oesterzwammen en shii-take zijn wel bekend. Er is dan ook een aantal maatregelen genomen om de blootstelling van werknemers aan deze sporen te beperken. Een kweekcel in een apart gebouwtje (zgn. Nissenhut) wordt gebruikt voor de kweek van oesterzwammen. Deze groeien hier op een kweekbodem, die zich in kweekbedden op stellingen bevindt. De ruimte is voorzien van een klimaatinstallatie, waarbij de lucht (zowel recirculatie als te verwijderen lucht) over een nat filter wordt geleid om de oesterzwamsporen weg te vangen. Werknemers zijn verplicht om in deze ruimte adembescherming te dragen (overdrukvolgelaatsmasker met P2-filter). De gekweekte oesterzwammen worden handmatig geoogst en dan in plastic bakken gedaan, die worden gestapeld en getransporteerd naar de koelcel. Pas na koeling worden ze verder verwerkt, opdat zo min mogelijk sporen verspreid worden. De verdere verwerking betreft het afsnijden van stelen en het verpakken.

Dit gebeurt op een werktafel met (boven-)afzuiging. De werknemers gebruiken hier een stofmasker naar keuze (veelal een zgn. "Airstream"-helm met deeltjesfilter). Overigens worden in deze ruimte ook de champignons verpakt. De verpakte oesterzwammen worden dan in de koelcel bewaard, tot ze worden afgevoerd. De hoofdactiviteit van het centrum is praktijkonderwijs van champignonteelt en de teelt van oesterzwammen is hiervan maar een klein deel; ongeveer de helft van de tijd zijn er geen produktierijpe oesterzwammen aanwezig. PROBLEEMSTELLING Gezondheidsklachten door contact met sporen van oesterzwammen en shii-take is in de paddestoelenteelt een bekend probleem. In de literatuur is hierover regelmatig geschreven. Het probleem speelt bij gewone champignons niet, hoewel hier de zgn. champignonkwekerslong door micro-organismen in de voedingsbodem voorkomt. De sporen van de volgroeide paddestoelen verspreiden zich massaal in de omgeving. Personen, die hiervoor een allergie ontwikkeld hebben, krijgen klachten van luchtwegen en slijmvliezen. De allergie ontwikkelt zich bij een groot percentage van de mensen, die ermee in contact komt, maar het duurt soms een aantal jaren, voordat deze allergisch geworden zijn. Na ontwikkeling van de allergie is ieder contact voldoende voor het krijgen van de ziekteverschijnselen. Werken in een omgeving met het allergeen is dan nauwelijks nog mogelijk. Door de blootstelling aan de sporen zeer laag te houden, kan allergie worden voorkomen. EVALUATIE (Verzoeker; N.o.) heeft duidelijk een beroepsziekte gekregen. De relatie tussen zijn ziekte en de arbeidsomstandigheden is evident. Gezien zijn leeftijd, deskundigheid en de arbeidsmarkt zal het niet eenvoudig zijn een passende nieuwe werksituatie voor hem te vinden. Deze beroepsziekte was bekend bij bedrijfsarts en de werkgever; desondanks heeft geen melding van deze beroepsziekte aan de arbeidsinspectie (...) plaatsgevonden. Dat een dergelijke beroepsziekte zich zou kunnen ontwikkelen, was bij de werkgever wel bekend. Een aantal maatregelen was dan ook reeds genomen. Te weten:•         Αφζονδερινγϖανδεπροδυκτιεϖανοεστερζωαμμενϖανοϖεριγεκωεεκχελλεν •         Φιλτερινγϖανχιρχυλατιελυχητινδεζεκωεεκχελ •         ςοορσχηριφτϖοοργεβρυικϖαναδεμβεσχηερμινγινδεκωεεκχελϖοοροεστερζωαμμεν •         ςοορσχηριφτϖοορκοελενϖανδεοεστερζωαμμενϖ ρϖερδερεϖερωερκινγ •         Αφζυιγινγϖανδεωερκταφελβιϖερσνιδενενινπακκενϖανοεστερζωαμμεν •         Αδεμβεσχηερμινγϖοορμεδεωερκερσβιϖερωερκενϖανοεστερζωαμμεν Andere maatregelen waren niet genomen: Te weten:•         ςολλεδιγγεσλοτενχονταινερσγεβρυικενβιηεττρανσπορτϖανοεστερζωαμμεν •         Κλεδινγωισσελενναβετρεδενϖανδεοεστερζωαμκωεεκχελ •         Κλεδινγωισσελενναϖερωερκενϖανοεστερζωαμμεν •         Εφφεχτιϖιτειτϖανδεαφζυιγινγβιδεκωεεκχελενϖοοραλβιηετϖερπακκενϖαστστελλενχθχοντρολερεν Υιτηετϖοορκομενϖανδεβεροεπσζιεκτεκανωορδενγεχονστατεερδδατδεγενομενμαατρεγελενονϖολδοενδεζινγεωεεστ ςΕΡςΟΛΓ Μετδεωερκγεϖερισαφγεσπροκεν Δατεενναδερονδερζοεκζαλπλαατσϖινδεννααρδεϖερσπρειδινγϖανοεστερζωαμσπορενινδεωερκρυιμτενενδατβιννεν μαανδεναανϖυλλενδεμαατρεγελενζυλλενζινγενομενομδεβλοοτστελλινγαανοεστερζωαμσπορεντεβεπερκεν1.2. Bij brieven van 4 augustus 1994 berichtte de Arbeidsinspectie, regio Zuid, zowel verzoekers werkgever als verzoeker over het onder 1.1. ingestelde onderzoek. De brief aan verzoekers werkgever luidde als volgt:"...Geconstateerd is dat uw bedrijf niet volledig voldoet aan de voorschriften van de Arbeidsomstandighedenwet. Om aan de voorschriften te voldoen zijn met u de volgende afspraken gemaakt:(...)

PLAN VAN AANPAKTe nemen maatregelenDe werkgever dient een plan van aanpak op te stellen gebaseerd op de gemaakte risico-inventarisatie en evaluatie. Het plan van aanpak zal moeten aangeven op welke termijn en met welke prioriteit arbo-risico's worden aangepakt. De werkgever dient hierover overleg te voeren met het medezeggenschapsorgaan en bij het ontbreken daarvan met de belanghebbende werknemers. De hoogste prioriteit dient te worden toegekend aan de basisnormen op grond van de wet en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten. Nadere informatiePublikatieblad P 190 geeft nadere informatie. Hierbij zullen in het bijzonder de risico's van blootstelling aan oesterzwamsporen worden vastgesteld en passende maatregelen worden genomen. (Besluit Microbiologische Belasting.) Zonder tegenbericht ga ik ervan uit dat u binnen 27 weken na de datum van de inspectie maatregelen getroffen heeft om de gesignaleerde tekortkomingen op te heffen..." Aan verzoeker deelde de Arbeidsinspectie, regio Zuid, het volgende mee:"...Uit het onderzoek is gebleken dat in het Centrum reeds een aantal maatregelen zijn doorgevoerd om de blootstelling aan sporen van oesterzwammen te beperken. Verbetering van de bestaande maatregelen lijkt echter mogelijk. Of deze voldoende zullen zijn om bij u geen gezondheidsklachten meer te laten ontstaan, is echter onzeker. Op grond hiervan kom ik tot de volgende conclusie:De door u ingediende klacht is gegrond bevonden. Naar aanleiding van bovengenoemde bevindingen zijn met de werkgever dwingende afspraken gemaakt, die de geconstateerde tekortkomingen moeten wegnemen. Het betreft nader onderzoek naar de verspreiding van oesterzwamsporen in de werkruimten en aanvullende maatregelen. Ook is erop gewezen, dat (vermoede) beroepsziekten gemeld moeten worden..."1.3. Bij brief van 29 augustus 1994 reageerde verzoekers werkgever op een brief van de Arbeidsinspectie, regio Zuid, van 4 augustus 1994:"...Uw constatering dat ons bedrijf niet volledig voldoet aan de voorschriften van de Arbeidsomstandighedenwet verbaast ons. Naar

onze mening hebben wij juist aangetoond dat wij de arbeidsomstandigheden binnen de ons beschikbare mogelijkheden goed trachten na te leven. Sterker nog wij vonden arbeidsomstandigheden zo belangrijk dat wij graag geparticipeerd hebben in de Praktijkproef Bedrijfsgezondheidszorg Champignonteelt van Stigas te Eindhoven. Een verslag van de bevindingen in het kader van deze proef op ons centrum is opgestuurd aan de heer H. (van de Arbeidsinspectie; N.o.) en wij hebben ook gemeld dat de aanbevelingen die daarin gedaan zijn door ons zijn opgevolgd. (...) Ten aanzien van het plan van aanpak kan ik u melden dat mijnerzijds gemeld is dat wij metingen willen doen ten aanzien van de sporenbelasting zowel buiten als binnen op ons Centrum. Dit om te bezien wat de natuurlijke belasting is en of de maatregelen die tot nu toe getroffen zijn om de sporenbelasting te verminderen voldoende zijn. Deze maatregelen zijn ook meegedeeld en getoond. (...) Afgesproken is wel dat gepoogd zou worden de gegevens van de metingen voor het eind van het jaar te analyseren en dat daar contact over zou worden opgenomen. Niet is afgesproken dat de overigens door u niet correct aangegeven tekortkomingen na 27 weken zijn opgelost..."1.4. De Arbeidsinspectie, regio Zuid, reageerde bij brief van 28 november 1994 op de brief van verzoekers werkgever van 29 augustus 1994. De inhoud van deze brief luidt als volgt:"...Dat uw instelling zich moeite getroost om te voldoen aan de wettelijke bepalingen met betrekking tot arbeidsomstandigheden is in mijn brief geenszins ontkend. Wel is geconstateerd, dat er niet volledig aan de voorschriften is voldaan. Een en ander is geheel conform het door mijn dienst uit te voeren handhavingsbeleid. (...) (...) Met betrekking tot de sporenbelasting in uw instelling meldt u, dat u metingen wilt doen, hetgeen ook met de geneeskundig Inspecteur van de Arbeid is afgesproken. Maatregelen zullen moeten afhangen van de bevindingen van deze metingen. Dit zal echter niet vrijblijvend zijn..."1.5. Verzoeker wendde zich bij brief van 4 juni 1995 tot de Arbeidsinspectie, regio Zuid. Hij deelde onder meer het volgende mee:"M.b.t. (...) metingen sporenbelasting De metingen op het C.C.O.(verzoekers werkgever; N.o.) zijn nog steeds niet afgerond. Mej. V (...) had aanvankelijk g n goede apparatuur. Prof.dr.ing. G. wilde deze niet afstaan. Onderzoek was volgens hem allang eerder gedaan (...). Mej. V. gebruikte eerst de sporenvanger van Hirt. Nu is ze pas bezig met het goede apparaat (...). Echter, er wordt nog steeds niet gemeten in de lokalen, werkkamer. Alleen in de oesterzwammencel en buiten. Volgens mijn collega's kan mej. V. de gevonden sporen niet determineren. Inmiddels is het nu juni. Heeft u al resultaten van de metingen gezien?"1.6. Bij brief van 15 september 1996 wendde verzoeker zich opnieuw tot de Arbeidsinspectie, regio Zuid. Hij liet het volgende weten:"...Op 24 juni 1995 voerde de heer Drs. H. een inspectie uit op het C.C.O. te Horst. Het C.C.O. verplichtte zich toen een nader onderzoek te doen naar de verspreiding van de oesterzwamsporen in o.a. de werkruimten, waar ondergetekende een beroepsastma had opgelopen. Op 29 aug. 1994 bericht de directie C.C.O. U de gegevens van de metingen voor het eind van het jaar te analyseren. Volgens mijn betrouwbare informatie zijn er nu nog steeds geen adequate metingen verricht. In mijn werkkamer is nooit en te nimmer gemeten. Mej. V. die dit zou doen was niet in staat dit te doen en ook het proefstation voor de champignoncultuur is hier niet bij betrokken. Prof.dr. G. is nog steeds niet op de hoogte van dit onderzoek. (...) Omdat het C.C.O. weigert de onderzoeksresultaten te publiceren, verzoeken wij U deze aan de omwonenden en met name aan ondergetekende te doen toekomen. Mocht U deze ook niet hebben dan verzoeken wij U maatregelen te nemen..."1.7. In zijn brief van 1 november 1996 herhaalde verzoeker zijn verzoek aan de Arbeidsinspectie, regio Zuid, om toezending van de resultaten van de sporenmetingen bij zijn werkgever.1.8. Bij brief van 10 november 1996 klaagde verzoeker bij de Arbeidsinspectie te 's-Gravenhage dat hij geen reactie had ontvangen van de Arbeidsinspectie, regio Zuid, op zijn brieven van 15 september en 1 november 1996. De inhoud van deze brief luidt als volgt:"...Tot op heden is op al mijn verzoeken om dat sporenonderzoekverslag te krijgen niet geantwoord. Volgens mijn collega's

is er echter nooit onderzoek gedaan. Mijn opvolgster Mej. V. (...) was daar niet toe in staat. Het proefstation is niet ingeschakeld en is niet op de hoogte. (...) Omdat oesterzwammen (...), shii-take (...) en lakzwam met hun sporen astma veroorzaken bij werkers en omwonenden van kwekerijen, (...) willen deze omwonenden aktie gaan ondernemen. Daar is o.a. dit sporenonderzoekrapport voor nodig..."1.9. De Arbeidsinspectie te 's-Gravenhage deelde verzoeker bij brief van 29 november 1996 het volgende mee:"...Het door u geschetste probleem van de risico's van blootstelling aan sporen van oesterzwammen is bij mijn dienst bekend. Bij de inspectie zijn naar aanleiding van uw klacht in 1994 dan ook afspraken gemaakt met uw werkgever. Hierover heeft u bericht ontvangen. Uit een recente inspectie is gebleken, dat een groot aantal maatregelen door het C.C.O. (...) is genomen. De situatie is volstrekt niet meer vergelijkbaar met de situatie, zoals die indertijd werd aangetroffen. Uit de mij thans ter beschikking staande gegevens, lijken de genomen maatregelen voldoende. Op een enkel punt is door mij nog nadere informatie gevraagd. Mocht dit onverhoopt nog tot nuancering van mijn standpunt leiden, dan zal ik u daarover berichten. U vraagt mijn dienst ook om fotokopie n van bepaalde rapporten, die door het C.C.O. te Horst aan mijn dienst zouden zijn gestuurd. Dergelijke rapporten zijn mij niet bekend..."2. Het standpunt van verzoekerVoor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder

Klacht

.3. Het standpunt van de Minister van Sociale Zaken en WerkgelegenheidDe Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid reageerde als volgt op de klacht van verzoeker:"...De klacht van verzoeker luidt, dat de Arbeidsinspectie hem heeft laten weten dat hem geen rapport wordt toegezonden van sporenonderzoek(en) bij het Centrum voor Champignonteeltonderwijs (CCTO) te Horst.

In de brief van de Algemeen Directeur van de Arbeidsinspectie van 28 november 1996 is vermeld dat de Arbeidsinspectie niet over een dergelijk rapport beschikt, en derhalve niet tot het toezenden daarvan in staat is. (...) Ter toelichting het volgende over de voorgeschiedenis. Naar aanleiding van een klacht van (verzoeker; N.o.) d.d. 17 maart 1994 over gezondheidsrisico's door blootstelling aan sporen van oesterzwammen en zijn mening dat sprake was van een beroepsziekte, heeft de Arbeidsinspectie te Maastricht een onderzoek ingesteld. Het resultaat daarvan is op 4 augustus 1994 aan klager meegedeeld. Enerzijds deelde de Arbeidsinspectie de opvatting van klager dat sprake was van een beroepsziekte. Het bedrijf heeft zich bij die opvatting neergelegd en zou er naar handelen. Anderzijds kwam het er op neer dat er maatregelen nodig waren. Het ging om het opstellen van een plan van aanpak waarbij in het bijzonder de risico's van blootstelling aan oesterzwamsporen zouden worden vastgesteld en passende maatregelen worden genomen. Hierbij werd de werkgever een termijn gegund van 27 weken. Door het unieke karakter van de problematiek was niet volstrekt duidelijk welke maatregelen afdoende zouden zijn. Daarom werd het bedoelde nader onderzoek gevraagd, uit te voeren door de werkgever, teneinde op basis daarvan te kunnen bepalen wat verder zou moeten gebeuren om tot opheffing van de tekortkoming te komen. De inspecteur heeft van zijn bezoek destijds een rapport opgemaakt (d.d. 26 juni 1994 (...)), een afsprakenbrief aan de werkgever gezonden (d.d. 4 augustus 1994 (...)) en (verzoeker; N.o.) ge nformeerd (d.d. 4 augustus 1994 (...)). De werkgever gaf in een brief van 29 augustus 1994 (...) onder meer aan dat het onderzoek in zijn opvatting zou bestaan uit het verrichten van metingen, zowel buiten als binnen het CCTO. Gepoogd zou worden om de gegevens voor het eind van het jaar te analyseren en daarover contact met de AI op te nemen. De werkgever gaf verder te kennen het met het gestelde in de afsprakenbrief van 4 augustus niet op alle onderdelen eens te zijn. Volgens de werkgever zou niet zijn afgesproken dat tekortkomingen na 27 weken zouden zijn opgelost. In een brief, gedateerd 28 november 1994 (...) geeft de Arbeidsinspectie in een reactie aan dat t.a.v. de sporenbelasting het nemen van eventuele matregelen zal moeten afhangen van de bevindingen van metingen die waren afgesproken. Dit zal echter niet vrijblijvend zijn, aldus bedoelde brief. Uit het dossier blijkt dat er nadien geen contact meer is geweest en geen controle is uitgeoefend. Dit is niet conform de afgesproken interne AI-procedures.

Dat de Arbeidsinspectie geen aanleiding heeft gezien het bedrijf te inspecteren is slechts deels te verklaren uit het feit, dat men eind 1994 kennis had genomen van berichtgeving in de pers dat het CCTO met nieuwbouw was gestart, hetgeen eerder als optie tot structurele verbetering van de situatie was genoemd. De zaak kwam eerst opnieuw in de aandacht van de Arbeidsinspectie bij brief van 15 september 1996. Daarin verzocht (verzoeker; N.o.) de Arbeidsinspectie de onderzoeksresultaten aan hem ter beschikking te stellen of, zo wij deze niet in bezit hadden, maatregelen te nemen. Dit verzoek werd op 1 november 1996 herhaald en met brief van 10 november 1996 door klager onder de aandacht gebracht van de Minister. Het bedrijf werd opnieuw ge nspecteerd op 22 november 1996. De arbeidsinspecteur heeft bij die gelegenheid vastgesteld dat er inmiddels maatregelen waren getroffen die een adequate reactie vormden op de gesignaleerde problemen. Er werd gebruik gemaakt van een overdruk/onderdruk-systeem. Daarnaast werd de lucht gefilterd m.b.v. wassers en zgn. absoluut-filters, waarmee de sporen werden afgevangen. Voorts waren er protocollen in ontwikkeling die de gedragsregels vastlegden. Ten slotte gebeurde het afwegen en verpakken in een speciale ruimte met onderdruk en luchtflow. Bovendien werden net als vroeger waar nodig persoonlijke beschermingsmiddelen verstrekt bij het betreden van ruimten. In reactie op de door klager verzonden brieven is op grond van deze bevindingen dan ook aangegeven dat de door de werkgever getroffen maatregelen als zijnde afdoende zijn beoordeeld. Naar aanleiding van uw vraag of naar mijn mening over het al dan niet gegrond zijn van de klacht van (verzoeker; N.o.), het volgende. Het toezenden van een rapport door de Arbeidsinspectie, dat niet in haar bezit is, is onmogelijk. Terecht kan daarbij de vraag worden gesteld of eind 1994 een actievere opstelling van de Arbeidsinspectie bij het opvragen van het rapport verwacht had mogen worden, te meer daar dit in het onderhavige geval onderdeel van de met het bedrijf gemaakt afspraken was. Indien dat laatste aspect als onderdeel van de door (verzoeker; N.o.) ingediende klacht wordt beschouwd is de klacht voor wat betreft dit onderdeel naar mijn mening gegrond..."4. De reactie van verzoekerIn reactie op het standpunt van de Minister deelde verzoeker onder meer het volgende mee:"16. Omdat ik maar niets hoorde m.b.t. het SPORENONDERZOEK en het dus weer kunnen beginnen met mijn werk verzocht ik (...) de Arbeidsinspectie d.d. 4 juni 1995 o.a. hoe het nu met de sporenmetingen gesteld was."

Beoordeling

1. Algemeen1.1. Naar aanleiding van een klacht van verzoeker over de arbeidsomstandigheden bij zijn werkgever stelde de Arbeidsinspectie, regio Zuid, te Maastricht (thans te Roermond) op 24 juni 1994 een onderzoek in bij verzoekers werkgever, het centrum voor champignonteeltonderwijs in Horst. Het rapport, dat de Arbeidsinspectie, regio Zuid, naar aanleiding van dit onderzoek opstelde, vermeldt dat met de werkgever was afgesproken dat een nader onderzoek zou plaatsvinden naar de verspreiding van (oesterzwam)sporen in de werkruimten en dat binnen zes maanden aanvullende maatregelen zouden zijn genomen om de blootstelling aan oesterzwamsporen te beperken.1.2. In zijn reactie van 29 augustus 1994 op het rapport liet de werkgever de Arbeidsinspectie, regio Zuid, weten dat hij metingen wilde doen ten aanzien van de sporenbelasting, zowel binnen als buiten het centrum. Het doel van deze metingen zou zijn om vast te stellen wat de natuurlijke belasting was en of maatregelen die tot dan toe waren getroffen om de sporenbelasting te verminderen voldoende waren. De Arbeidsinspectie, regio Zuid, bevestigde verzoekers werkgever in haar brief van 28 november 1994 dat met de geneeskundig inspecteur was afgesproken dat er metingen zouden worden verricht. De Arbeidsinspectie, regio Zuid, voegde hier echter aan toe dat het nemen van maatregelen zou afhangen van de bevindingen van deze metingen, maar dat dit niet vrijblijvend zou zijn.1.3. Verzoeker wendde zich in zijn brief van 4 juni 1995 tot de Arbeidsinspectie, regio Zuid, met de vraag of zij al op de hoogte was van de resultaten van de door de werkgever uitvoerde metingen. Hij herhaalde zijn vraag in zijn brieven van 15 september en 1 november 1996. Voorts verzocht hij om toezending van de onderzoeksresultaten.1.4. Toen verzoeker geen reactie kreeg van de Arbeidsinspectie, regio Zuid, wendde hij zich tot de Arbeidsinspectie te 's-Gravenhage. Deze deelde verzoeker bij brief van 29 november 1996 mee dat uit een recente inspectie was gebleken dat verzoekers werkgever een groot aantal maatregelen had genomen. De situatie op dat moment was volstrekt niet meer vergelijkbaar met de situatie zoals die indertijd was aangetroffen. Uit de ter beschikking staande

gegevens leken de genomen maatregelen voldoende. Voorts liet de Arbeidsinspectie te 's-Gravenhage verzoeker weten dat rapporten, die door de werkgever naar de Arbeidsinspectie, regio Zuid, zouden zijn gestuurd, niet bekend waren. 2. Ten aanzien van de handelwijze van de Arbeidsinspectie, regio Zuid2.1. In zijn reactie naar aanleiding van verzoekers klacht deelde de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mee dat er na de hiervoor onder 1.2. bedoelde brief van 28 november 1994 van de Arbeidsinspectie, regio Zuid, geen contact meer was geweest met de werkgever, en dat er geen controle was uitgeoefend. Dit was volgens de Minister niet conform de afgesproken interne procedures van de Arbeidsinspectie (zie

Achtergrond

). Voorts deelde hij mee dat het bedrijf van verzoekers werkgever op 22 november 1996 opnieuw was ge nspecteerd. Volgens de Minister had de arbeidsinspecteur bij die gelegenheid vastgesteld dat er inmiddels maatregelen waren getroffen die een adequate reactie vormden op de gesignaleerde problemen.2.2. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt dat de Arbeidsinspectie, regio Zuid, niet heeft gereageerd op de brieven van verzoeker van 4 juni 1995, 15 september 1996 en 1 november 1996. Dit is niet juist. In dit verband is ook het volgende van belang. Vaststaat dat verzoeker beroepsastma heeft, die is veroorzaakt door sporen van de oesterzwam. De metingen, waar verzoeker in bedoelde brieven om verzoekt, zijn bedoeld om de sporenbelasting van oesterzwammen vast te stellen. Ze zijn daarmee van rechtstreeks belang voor de vaststelling of verzoeker wel of niet zijn werkzaamheden kan verrichten. Door verzoeker niet te antwoorden, heeft de Arbeidsinspectie, regio Zuid, te weinig oog gehad voor de belangen van verzoeker.2.3. Voorts staat vast dat de Arbeidsinspectie, regio Zuid, ondanks de met de werkgever gemaakte afspraken, geen vervolg heeft gegeven aan de op 24 juni 1994 verrichte inspectie. Ook dit is, mede gelet op het handhavingsbeleid van de Arbeidsinspectie (zie

Achtergrond

), niet juist.2.4. Hetgeen hiervoor is overwogen, voert tot het oordeel dat de onderzochte gedraging van de Arbeidsinspectie, regio Zuid, niet behoorlijk is.3. Ten aanzien van reactie van de Arbeidsinspectie te 's-Gravenhage van 29 november 19963.1. Zoals al hiervoor, onder 1.4., is weergegeven, heeft de Arbeidsinspectie te 's-Gravenhage verzoeker bij brief van 29 november 1996 onder meer meegedeeld dat zij niet bekend was met

rapporten die verzoekers werkgever naar de Arbeidsinspectie, regio Zuid, zou hebben gestuurd. Wat er ook zij van het feit dat de door verzoeker bedoelde rapporten niet bestonden, de betreffende mededeling van de Arbeidsinspectie te 's-Gravenhage was op zichzelf genomen juist. De onderzochte gedraging van de Arbeidsinspectie te 's-Gravenhage is daarmee behoorlijk.3.2. Voorts wordt nog het volgende overwogen. Uiteindelijk vond pas op 22 november 1996 een tweede inspectie plaats. Op grond van de gegevens van deze inspectie kwam de Arbeidsinspectie te 's-Gravenhage tot de conclusie dat de door verzoekers werkgever genomen maatregelen voldoende leken. Deze conclusie is, gelet op het feit dat niet is gesteld noch is gebleken dat intussen metingen zijn verricht naar de sporenbelasting, niet zonder meer begrijpelijk. Dit geeft aanleiding om de Minister van Sociale Zaken er Werkgelegenheid de aanbeveling te doen te bevorderen dat alsnog de sporenbelasting bij verzoekers werkgever wordt gemeten, dan wel om nader tegenover verzoeker te motiveren waarom een dergelijke meting niet (meer) noodzakelijk is.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van Arbeidsinspectie, regio Zuid, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is gegrond. De klacht over de onderzochte gedraging van de Arbeidsinspectie te 's-Gravenhage, die eveneens wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is niet gegrond.

Aanbeveling

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt in overweging gegeven om te bevorderen dat alsnog een meting wordt verricht naar de sporenbelasting bij verzoekers werkgever, dan wel om nader tegenover verzoeker te motiveren waarom een dergelijke meting niet (meer) noodzakelijk is.

Instantie: Arbeidsinspectie Den Haag

Klacht:

Verzoeker niet rapport toegezonden van sporenonderzoek bij werkgever.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Arbeidsinspectie Roermond

Klacht:

Verzoeker niet rapport toegezonden van sporenonderzoek bij werkgever.

Oordeel:

Gegrond