Gemeentelijke boa treedt op zonder bevoegdheid

Rapport

Een man reed met zijn aanhangwagen op de Oosterscheldekering. Ergens op die kering werd hij staande gehouden door een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) van de gemeente Schouwen-Duiveland. De boa gaf de man een bekeuring voor het rijden met zijn aanhangwagen op de Oosterscheldekering. Volgens de boa was de kering in verband met harde wind namelijk gesloten verklaard voor aanhangwagens. De man was het niet eens met de bekeuring van de boa en stelde tegen de opgelegde verkeersboete beroep in bij de kantonrechter. 

Tegelijkertijd stelde de man aan de gemeente de vraag of boa's wel bevoegd waren op te treden op de Oosterscheldekering als die door harde wind gesloten was verklaard voor aanhangwagens. De gemeente antwoorde zonder toelichting of motivering dat de boa daartoe bevoegd was. De man was niet tevreden met die reactie en diende bij de gemeente een klacht in over het handelen van de boa. In de daaropvolgende klachtenprocedure gaf de gemeente weer geen uitleg waarom de boa volgens haar bevoegd was om handhavend op te treden. De gemeente deelde de man mee dat de kantonrechter in de beroepsprocedure tegen de verkeersboete maar moest oordelen over de rechtmatigheid van de door de boa gegeven bekeuring. 

De kantonrechter vernietigde uiteindelijk de verkeersboete omdat niet was komen vast te staan dat de man een overtreding had begaan. De kantonrechter merkte bij zijn uitspraak op dat hij sterke twijfels had over de bevoegdheid van de boa, maar aan een beoordeling daarvan niet toekwam. Hij wees de man op de mogelijkheid zich met zijn klacht over het handelen van de boa te wenden tot de Nationale ombudsman. De man maakte van deze mogelijkheid gebruik in de hoop alsnog een goed gemotiveerd antwoord te krijgen op zijn vraag over de bevoegdheid van de boa om handhavend op te treden.

Tijdens het klachtonderzoek liet de gemeente echter - na lang aandringen van de ombudsman - weten dat zij die vraag niet kon beantwoorden. Die reactie van de gemeente heeft de ombudsman verbaasd. De gemeente is als werkgever verantwoordelijk voor het handelen van de boa en dient vanuit die rol te beschikken over de nodige kennis van de bevoegdheden van de boa. De gemeente heeft haar eerder gegeven antwoord, dat de boa bevoegd was om handhavend op te treden, echter in het geheel niet weten te onderbouwen of uit te leggen. De kennis van de gemeente over de bevoegdheden van de boa schiet hiervoor blijkbaar tekort.

De Nationale ombudsman vindt de klacht van de man over de boa gegrond. In antwoord op de man zijn vraag, merkt de ombudsman op dat een boa niet zonder meer bevoegd om te handhaven op het verkeersbord C10 (verboden voor aanhanger). Volgens de Regeling domeinen buitengewoon opsporingsambtenaar mag een boa alleen handhaven als dat bord (mede) is ingesteld voor het bevorderen van de leefbaarheid of tegengaan van overlast. Dit moet blijken uit het verkeersbesluit of een andere regeling waarmee het verkeersbord is ingesteld. Uit informatie van Rijkswaterstaat blijkt dat het verkeersbord C10 op de Oosterscheldekering wordt gebruikt ter bescherming van die kering en voor de verkeersveiligheid. Het verkeersbord is dus niet ingesteld voor het bevorderen van de leefbaarheid of het tegengaan van overlast. De betrokken boa heeft dus opgetreden zonder daartoe bevoegd te zijn. Zijn handelen voldoet niet aan het vereiste van professionaliteit.