2010/162

Rapport

Een deurwaarder van de Belastingdienst vervoegde zich in november 2007 bij het woonadres van verzoeker om hem een navorderingsaanslag uit te reiken. Hij trof echter niet verzoeker maar zijn echtgenote. Nadat hij had geverifieerd dat het inderdaad om de echtgenote van verzoeker ging, overhandigde hij haar de enveloppe met daarin de aanslag onder de mededeling dat de aanslag ongeveer 1,8 miljoen euro bedroeg.

Verzoekers klacht houdt in dat de deurwaarder met die mededeling de geheimhoudingsplicht van art.67 Algemene wet inzake rijksbelastingen geschonden, hetgeen temeer klemde omdat ook anderen (toen aanwezig op het erf van zijn woning) dan zijn echtgenote de bewuste mededeling van de deurwaarder hebben gehoord. Verzoeker had ook klachten over de klachtbehandeling door de Belastingdienst: Naar hij stelde had de Belastingdienst het vereiste van hoor en wederhoor geschonden door de door de deurwaarder gegeven verklaring niet eerst voor eventueel commentaar aan hem voor te leggen alvorens de klacht af te doen. Voorts had de Belastingdienst naar hij stelde ten onrechte geen uitspraak gedaan over de klacht en daarmee had miskend dat en wat de deurwaarder had verklaard.

De Nationale ombudsman overwoog dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is neergelegd in verdragen, de Grondwet en in andere algemeen verbindende voorschriften waarbij in dit geval artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen van belang is. Dat artikel bevat een jegens een ieder geldend verbod, dat alleen dan niet geldt als verdere bekendmaking van wetenswaardigheden over de persoon of zaken van een ander noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet of de invordering van een rijksbelasting. Omdat gesteld noch gebleken was dat de door de deurwaarder gedane mededeling aan de echtgenote van verzoeker noodzakelijk was, heeft de deurwaarder met zijn mededeling het genoemde wettelijke verbod en daarmee het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van verzoeker geschonden. Dat die mededeling aan verzoekers echtgenote is gedaan deed daaraan niet af. De Nationale ombudsman concludeerde dan ook dat de onderzochte gedraging niet behoorlijk was, waarbij het niet relevant was of ook anderen dan verzoekers echtgenote de bewuste mededeling hebben gehoord. Voor zover de klacht over de klachtbehandeling door de Belastingdienst betrekking had op het niet geven van een uitspraak over de klacht over het optreden van de deurwaarder, concludeerde de Nationale ombudsman dat ook deze klacht gegrond was. Anders dan de Belastingdienst, die het niet doen van een uitspraak motiveerde met de stelling dat de verklaring van de deurwaarder en de zienswijze en het gevoel van verzoeker niet parallel liepen, zag de Nationale ombudsman geen houdbare reden om geen uitspraak te doen. De verklaring van de deurwaarder was duidelijk: hij heeft de gewraakte mededeling over de hoogte van de aanslag gedaan. Gelet op dat oordeel was het niet meer van belang een oordeel te geven over het achterwege laten van hoor en wederhoor.

Vereiste van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, gegrond

Motiveringsvereiste, gegrond

Instantie: Belastingdienst/Oost-Brabant/kantoor Oss

Klacht:

Geheimhoudingsplicht geschonden door bij verzoekers huis bedrag van navorderingsaanslag tegen verzoekers echtgenote te noemen, terwijl er ook anderen aanwezig waren; in klachtafhandelingsbrief verklaring van deurwaarder opgenomen, maar deze niet eerst aan voor commentaar aan verzoeker voorgelegd.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Belastingdienst/Oost-Brabant/kantoor Oss

Klacht:

Wederhoor achterwege gelaten ten aanzien van de door deurwaarder afgegeven verklaring.

Oordeel:

Geen oordeel