Verzoekers ex-partner stelde dat verzoeker een achterstand had in de betaling van kinderalimentatie aan zijn ex-partner. Zij verzocht het LBIO om de inning over te nemen. Verzoeker klaagde erover dat het LBIO de inning had overgenomen. Verzoeker had de alimentatie in de maand ervoor per abuis dubbel betaald, waardoor hij de maand erna niet had betaald. Er was volgens verzoeker daarom geen achterstand. Het LBIO accepteerde deze verklaring niet, omdat op grond van artikel 6:43, eerste lid, BW voor de toerekening van de betaling bepalend was welke omschrijving aan deze betaling was meegeven. Omdat ook de tweede betaling aan dezelfde maand was toegeschreven, kon deze betaling niet voor de maand erna worden gezien.
De No achtte deze redenering van het LBIO niet juist, omdat verzoeker namelijk aan het LBIO had aangetoond dat hij vanaf de datum van de rechterlijke beslissing elke maand kinderalimentatie had betaald. Hierdoor kon er geen verwarring zijn over de toerekening van de tweede betaling in augustus. Alle maanden ervoor waren immers al betaald, waardoor de lezing van verzoeker niet onaannemelijk was. De No achtte het daarom niet juist dat het LBIO slechts vanuit artikel 6:43 BW handelde, zonder de informatie over verzoekers betalingen bij zijn beslissing te betrekken. Ook had het LBIO bij de ex-partner kunnen verifiëren waarom zij stelde dat er achterstand was, nu zij in augustus 2008 twee betalingen had ontvangen. Dit geldt temeer, nu al eerder was gebleken dat de ex-partner het met het verstrekken van juiste informatie niet zo nauw nam. Het enkele feit dat verzoeker twee betalingen als voor augustus 2008 had gedaan, had voor het LBIO niet voldoende reden mogen zijn om slechts door toepassing van artikel 6:43 BW te stellen dat er een achterstand bestond in september.
Het LBIO handelde in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid. De No achtte de gedraging niet behoorlijk.
Aanbeveling aan LBIO om overname inning op te heffen en opslagkosten te retourneren.
