2009/002

Rapport

Verzoeker had contact met politie met het voornemen om een aanvullende verklaring af te leggen over de inbraak in zijn woning. Politieambtenaar E., die verzoeker te woord stond, deelde mee dat zij een e-mailbericht aan politieambtenaar X zou sturen met het verzoek om telefonisch contact hierover met verzoeker op te nemen. Naar aanleiding hiervan had verzoeker contact met X. Naar aanleiding van dit contact diende hij een klacht in bij de korpsbeheerder.

Verzoeker klaagde erover dat de korpsbeheerder niet inhoudelijk had gereageerd op zijn klacht over het niet-reageren op zijn verzoeken in het kader van de WOB om het emailbericht in te zien, maar slechts had geoordeeld dat zijn verzoek niet was behandeld binnen de in de wet genoemde termijn.

De No overwoog dat de korpsbeheerder in zijn oordeel correct had aangegeven dat een verzoek in het kader van de WOB een in de wet geregelde procedure heeft. Hij had verzoeker daarbij verwezen naar deze procedure. De Nationale ombudsman achtte de gedraging behoorlijk. De korpsbeheerder had gehandeld conform het motiveringsvereiste.

Wel overwoog de No het volgende. Verzoeker had al op 7 februari 2007 gebruik gemaakt van deze procedure door bij de korpsbeheerder een verzoek te doen om inzage in het kader van de WOB. De politie had dit verzoek bij brief van 12 februari 2007 bevestigd. Bij brief van 19 maart 2007 diende verzoeker vervolgens een klacht in bij de politie wegens het niet-inhoudelijk reageren op dit WOB-verzoek. De politie merkte deze klacht aan als klachtbrief en als bezwaarschrift fictieve weigering van een verzoek tot inzage op grond van de WOB. Dit bezwaarschrift zou in behandeling worden gegeven aan de afdeling Klachtenafhandeling, die verzoeker te zijner tijd zou informeren. Op het moment dat de korpsbeheerder een oordeel gaf over de klacht van verzoeker, was dit bezwaarschrift nog niet behandeld. Het was daarom onbegrijpelijk dat de korpsbeheerder in zijn oordeel niet nader had geïnformeerd over de behandeling van dit bezwaarschrift. Vervolgens had de korpsbeheerder bij brief van 14 mei 2008 niet het bezwaarschrift van verzoeker, maar zijn originele verzoek om inzage behandeld. Verzoeker was daarbij te kennen gegeven dat indien hij het niet eens was met de beslissing, hij een bezwaarschrift hiertegen kon indienen bij de korpsbeheerder.

Verzoeker deed dit bij brief van 8 juni 2008, maar wacht nog steeds op antwoord. Deze gang van zaken was zeer onzorgvuldig en bovendien onjuist.

Partijdig handelen politieambtenaar

Klachtbehandeling

Instantie: Regiopolitie Flevoland

Klacht:

Laconiek en sarcastisch gereageerd naar aanleiding van een verzoek om een aanvullende verklaring ten aanzien van inbraak af te leggen.

Oordeel:

Geen oordeel

Instantie: Beheerder regiopolitie Flevoland

Klacht:

Geen concreet oordeel gegeven over het gedrag van de betrokken politieambtenaar; melding van de dochter van de buurman als vaststaand feit beschouwd; klachtbrief aangemerkt als het doen van aangifte van strafbare feiten.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Beheerder regiopolitie Flevoland

Klacht:

Niet inhoudelijk gereageerd op klachtbrief.

Oordeel:

Niet gegrond