2007/214

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat de Klachtencommissie ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden Koninklijke Luchtmacht het bevoegd gezag heeft geadviseerd zijn klacht van 21 januari 2005 over ongewenst gedrag van met naam genoemde medewerkers van de Koninklijke Luchtmacht ongegrond te verklaren. Volgens verzoeker heeft de klachtencommissie zich teveel gebaseerd op verklaringen over zijn persoon en niet op feiten en argumenten met betrekking tot de gedraging waarover hij heeft geklaagd.

Verzoeker wendde zich met klachten over ongewenst gedrag tot de klachtencommissie. De Nationale ombudsman overwoog dat de klachtencommissie zich voor het dilemma zag gesteld om de klacht over ongewenst gedrag te scheiden van het arbeidsconflict dat als zodanig op grond van de Regeling KOGVAM geen onderwerp van de klachtenprocedure kan zijn. Het was daarom goed dat de klachtencommissie verzoeker in de gelegenheid had gesteld zijn klacht toe te lichten, te onderbouwen en aan te vullen zodat duidelijk was op welk ongewenst gedrag de klacht precies betrekking had. Hetgeen verzoeker stelde nam de klachtencommissie als uitgangspunt voor het horen van beklaagden. Verzoeker kon vervolgens reageren op de verklaringen van beklaagden en anderen, al dan niet in hun aanwezigheid. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman had de klachtencommissie daarmee voldoende gedaan om de relevante feiten, omstandigheden en argumenten te verzamelen die nodig waren om tot een afgewogen advies te komen over de klacht over ongewenst gedrag. De Nationale ombudsman vond het echter niet juist dat de klachtencommissie ervoor had gekozen om met het horen van getuige onderzoek te doen naar ongewenst gedrag van verzoeker.

Op grond van de verzamelde informatie overwoog de klachtencommissie of voldoende aannemelijk was geworden dat één van de beklaagden zich jegens verzoeker ongewenst had gedragen. In het advies was de klachtencommissie daarbij uitgebreid ingegaan op de persoon van verzoeker, zijn gedrag en de gevolgen daarvan. Zij liet zich daarbij in belangrijke mate leiden door verklaringen over verzoeker zelf. De Nationale ombudsman achtte dit niet juist. De klachtencommissie had in haar overwegingen moeten aangeven waarom de verklaringen van beklaagden aannemelijk hadden gemaakt dat het door verzoeker gestelde ongewenst gedrag niet had plaatsgevonden. De overweging dat uit het onderzoek niet was gebleken dat het ongewenst gedrag had plaatsgevonden was onvoldoende om de conclusie te dragen dat de klacht niet gegrond was. In zoverre vond de Nationale ombudsman dat het advies niet logisch wordt gedragen door een kenbare motivering en achtte hij de klacht over de klachtencommissie dan ook gegrond wegens strijd met het motiveringsvereiste.

Dit onderzoek van de Nationale ombudsman leerde dat het op zich begrijpelijk was dat de klachtencommissie had gekeken naar de context van de zaak, maar dat bij de beoordeling van de klachten teveel de nadruk is komen te liggen op ongewenst gedrag van verzoeker zelf. Daardoor was de klachtencommissie tekortgeschoten in haar rol om een afgewogen advies te geven over het door verzoeker gestelde ongewenst gedrag.

Instantie: Klachtencommissie ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden Koninklijke Luchtmacht

Klacht:

Bevoegd gezag geadviseerd verzoekers klacht over ongewenst gedrag van met naam genoemde medewerkers ongegrond te verklaren en zich hierbij teveel gebaseerd op verklaringen over verzoekers persoon en niet op feiten en argumenten.

Oordeel:

Gegrond