Verzoekers (de heer en mevrouw B.) meldden op 18 juli 2006 om 00.20 uur, 00.30 uur en om 00.48 uur via telefoonnummer 112 bij de politie dat zij bij hun woning te T. door hen bekende personen werden mishandeld. Toen verzoekers om 03:00 uur naar bed gingen was de politie nog steeds niet ter plaatse.
Verzoekers klaagden erover dat de politie op 18 juni 2006 niet tijdig heeft gereageerd op de melding van verzoekers betreffende mishandeling.
De Nationale ombudsman oordeelde als volgt. Niet gebleken is dat de politie tijdens de meldingen van verzoekers doorvroeg of er nog sprake was van direct gevaar dan wel of partijen uit elkaar waren. Uit de stukken kwam naar voren dat tijdens de tweede melding partijen niet uit elkaar waren. Mevrouw B. meldde toen immers dat zowel zij als haar man een 'klap voor de kop' hadden gehad. Daarnaast bleek dat er tijdens de meldingen van verzoekers eenheden van de politie in het district Assen beschikbaar waren. De politie verscheen echter in reactie op de meldingen van verzoekers pas om 03.01 uur ter plaatse. Gelet op de aard van de melding en op het feit dat de politie in de gelegenheid was om kort na de eerste melding van verzoekers ter plaatse te gaan, schoot de politie door pas om 03.00 uur ter plaatse te gaan tekort.
De klacht was gegrond wegens strijd met vereiste van voortvarendheid.
Verzoekers klaagden er voorts over dat op 17 juni 2006 het regionale politiekorps Drenthe geen of althans onvoldoende actie heeft ondernomen naar aanleiding van meldingen van verzoekers betreffende kamperende kinderen.
Daarnaast klaagden verzoekers erover dat de klachtencommissie van het regionale politiekorps Drenthe hen niet in de gelegenheid heeft gesteld de klacht tijdens een hoorzitting toe te lichten.
