2007/042

Rapport

Op 27 april 2004 vond een startbijeenkomst plaats van de verkiezingscampagne voor de verkiezingen voor het Europese Parlement met pers en politieke partijen. De bijeenkomst was georganiseerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Mede namens Democratisch Europa, Leefbaar Europa, Nieuw Rechts, de Partij voor de Dieren en Respect.nu, klaagde de Partij van het Noorden erover dat zij, in tegenstelling tot de al in het Europees Parlement vertegenwoordigde partijen, door het ministerie niet in de gelegenheid waren gesteld om op de bijeenkomst een 90-seconden-presentatie te houden. Volgens de minister konden niet alle partijen een presentatie houden omdat de bijeenkomst niet veel meer dan ongeveer een half uur mocht duren. De pers zou niet veel langer voor een bijeenkomst zijn te motiveren. Als alle vijftien aan de verkiezingen voor het Europese Parlement deelne­mende partijen in de gelegenheid werden gesteld zich te presenteren, zou niet aan deze belangrijkste randvoorwaarde kunnen worden voldaan en zou het doel van de bijeen­komst, het creëren van een gelegenheid waarbij pers en politiek elkaar konden ontmoe­ten, niet worden bereikt.

De Nationale ombudsman overwoog dat het standpunt van de minister dat de bijeenkomst niet was bedoeld om politieke partijen te promoten, niet strookte met de invulling van het programma waarbij een deel van de politieke partijen juist in de gelegen­heid werd gesteld om zichzelf in 90 seconden te presenteren. Gelet op het doel van de bijeenkomst en gegeven de randvoorwaarden waaraan moest worden voldaan, had het ministerie naar het oordeel van de Nationale ombudsman bij het organiseren van de bijeenkomst een vorm moeten zoeken en vinden waarin alle aan de verkiezingen deelnemende partijen een gelijke behandeling kregen. Het ministerie had echter een keuze gemaakt om de politieke partijen die al zitting hadden in de Tweede Kamer en het Europese Parlement een 90-seconden-presentatie te laten houden. Daarmee was een ongeoorloofd onderscheid gemaakt tussen grote, gevestigde partijen en kleine, nieuwe partijen. Dit onderscheid was ook in strijd met het democratisch ideaal dat nieuwe partijen ook een kans hebben bij de verkiezingen. Ten onrechte had het ministerie bij zijn keuze mediatechnische redenen gesteld boven het beginsel van gelijke behandeling van alle aan de verkiezingen deelnemende partijen. Een dergelijke keuze paste niet bij een neutrale en terughoudende rol die de overheid bij het organiseren van zo een evenement behoort aan te nemen. Door niet alle partijen gelijk te behandelen had het ministerie gehandeld in strijd met het gelijkheids­beginsel.

Instantie: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Klacht:

Handelwijze in het kader van de verkiezingen voor het Europees Parlement op 10 juni 2004: zeven aan de verkiezingen deelnemende partijen niet in de gelegenheid gesteld om een 90-seconden-presentatie te houden.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Klacht:

Op de website 'Ukomttochook' verwezen naar de website van Stemwijzer terwijl de zeven partijen die aan de verkiezingen deelnemen niet waren opgenomen in deze kieshulp .

Oordeel:

Niet gegrond