2007/010

Rapport

De moeder van S. werd in maart 2004 in Noord-Holland aangehouden op verdenking van drugssmokkel. S. werd op dezelfde dag aangemeld bij het Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (BJZNH) en ging in juli 2004 bij haar vader wonen. Op 2 mei 2005 kwam de moeder van S. weer vrij. Zij haalde S. op en bracht haar onder bij een vriendin, verzoekster, een alleenstaade moeder met een bijstandsuitkering. Verzoekster zorgt sindsdien voor S. Medio september 2005 droeg de rechtbank de voogdij over S. over van het BJZNH naar het Bureau Jeugdzorg Limburg (BJZL).

Verzoekster klaagt erover dat het BJZNH haar voor de zorg van S. slechts een vergoeding uit coulance heeft toegekend van € 900 voor de periode van 2 mei 2005 tot 13 september 2005 terwijl de reguliere pleegzorgvergoeding € 15,49 per dag bedraagt en zij pas sinds 28 oktober 2005 een reguliere pleegzorgvergoeding heeft ontvangen.

Tijdens het onderzoek voerde het BJZNH meerdere redenen aan op grond waarvan men vond dat de geboden vergoeding uit coulance voldoende was. De Nationale ombudsman overwoog dat deze redenen de beslissing om een vergoeding van slechts € 900 toe te kennen, niet konden dragen. Hij oordeelde daarom dat het BJZNH in strijd had gehandeld met het motiveringsvereiste en achtte de klacht gegrond.

De Nationale ombudsman deed de Stichting die het Bureau Jeugdzorg in de provincie Noord-Holland in stand houdt de aanbeveling om het standpunt ten aanzien van de hoogte van de geboden vergoeding te heroverwegen.

Instantie: Bureau Jeugdzorg Noord-Holland te Haarlem

Klacht:

Aan verzoekster, die pleegouder is van S., slechts vergoeding uit coulance toegekend van € 900 voor periode van 2 mei tot 13 september 2005 terwijl reguliere pleegzorgvergoeding € 15,49 per dag bedraagt en verzoekster pas vanaf 28 oktober 2005 reguliere pleegzorgvergoeding heeft ontvangen.

Oordeel:

Gegrond