2006/163

Rapport

Verzoeker is in 1994 uit Moghadishu (Somalië) gevlucht naar Nederland. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie wees zijn asielverzoek af. Sinds 19 december 1997 is verzoeker uitgeprocedeerd en is het hem niet langer toegestaan in Nederland te verblijven. Op 25 juni 2004 werd verzoeker door de vreemdelingendienst in opdracht van de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) aangehouden en in vreemdelingenbewaring gesteld in het uitzetcentrum in Rotterdam met oog op zijn uitzetting. Verzoeker beschikte op dat moment niet over reisdocumenten. Zijn advocaat stelde diezelfde dag beroep bij de rechtbank tegen de inbewaringstelling. Dit beroep werd op vrijdag 2 juli 2004 ter zitting behandeld. Verzoekers advocaat verzocht de IND op 1 juli 2004 haar met oog op voorbereiding van de zitting informatie te verstrekken over de eindbestemming waarheen en de route waarlangs verzoeker zou worden uitgezet. Toepassing van een vrijheidsontnemende maatregel is op grond van de Vreemdelingenwet alleen geoorloofd als er vooruitzicht bestaat op uitzetting op korte termijn. Verzoekers advocaat twijfelde of dit in het geval van verzoeker zo was. Zij wees de IND erop dat een Eu-document, waarop verzoeker blijkbaar werd uitgezet, niet in alle landen en door alle luchtvaartmaatschappijen werd geaccepteerd. Tevens wees zij erop dat de meeste gebieden in Somalië niet veilig waren voor verzoeker. Op 1 juli 2004 werd verzoeker uitgezet naar Dubai, vanwaar hij via Djibouti naar Hargeisa werd gevlogen met Daallo Airlines. Pas na de zitting, te weten op 6 juli 2004, verstrekte de IND deze informatie.

Verzoeker klaagt erover dat de IND zijn advocaat niet vóór de behandeling van zijn beroepschrift ter zitting de gevraagde informatie heeft verstrekt over de eindbestemming waarheen en de route waarlangs verzoeker werd uitgezet.

De Nationale ombudsman acht het beginsel van fair play geschonden, nu de IND de informatie niet tijdig heeft verstrekt. Omdat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie verantwoordelijk is voor de uitzetting en deze uitzetting was op het moment van de zitting al een feit was, neemt de Nationale ombudsman aan dat de IND redelijkerwijs vóór de zitting al over deze informatie beschikte dan wel tijdig had kunnen beschikken.

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Aan verzoekers gemachtigde niet de gevraagde informatie verstrekt over de eindbestemming en route van verzoekers uitzetting vóór de zitting waarbij verzoekers beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel werd behandeld .

Oordeel:

Gegrond