2005/164

Rapport

Verzoeker trof in de nacht van vrijdag op zaterdag een vuilniszak aan voor zijn huis, in de binnenstad van Nijmegen. Hij duwde deze met zijn voet opzij om zijn huis binnen te gaan, waardoor er vuilnis op straat terechtkwam. Twee ambtenaren van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid spraken hem aan en vroegen hem de boel op te ruimen. Verzoeker weigerde. De politieambtenaren hielden hem aan als verdachte van het plegen van straatschenderij.

Verzoeker klaagde erover dat de ambtenaren hem hebben aangehouden en meegenomen naar het bureau, omdat volgens hem ook had kunnen worden volstaan met een aanzegging dat proces-verbaal zou worden opgemaakt.

De korpsbeheerder was van oordeel dat de aanhouding van verzoeker legitiem was geweest. Zijn gedrag vormde voldoende aanleiding tot de aanhouding, gezien een destijds ter plaatse geldend zero tolerance beleid, aldus de korpsbeheerder.

De Nationale ombudsman overwoog dat voor het plegen van straatschenderij in de zin van de wettelijke delictsomschrijving vereist is het veroorzaken van ergerlijke overlast en gevaar of nadeel voor een ruimere kring van personen of goederen en er bovendien sprake moet zijn van voorwaardelijk opzettelijk handelen met de wil om kwaad te doen. De Nationale ombudsman was van oordeel dat de politieambtenaren verzoeker hier niet in redelijkheid van konden verdenken, gelet op hun wetenschap dat de vuilniszak niet van verzoeker was, en hij deze wegduwde om zijn huis te kunnen betreden. De politieambtenaren waren dan ook niet bevoegd tot de aanhouding van verzoeker als verdachte van het plegen van straatschenderij.

De Nationale ombudsman oordeelde dat, voor zover een andere strafbepaling de aanhouding van verzoeker had kunnen rechtvaardigen, het evenredigheidsvereiste deze bevoegdheid inkleurde.

De Nationale ombudsman kon niet vaststellen wat de precieze toedracht van het incident was geweest. Ook kon de Nationale ombudsman niet vaststellen of de politieambtenaren al dan niet naar verzoekers naam hadden gevraagd. In het onderzoek was onvoldoende komen vast te staan dat het voor de politieambtenaren niet mogelijk was de zaak op een minder ingrijpende wijze af te doen. Voor zover de ambtenaren dus al bevoegd waren tot de aanhouding, was de aanhouding en overbrenging naar het bureau in strijd met het evenredigheidsvereiste. Het zero tolerance beleid maakte dit niet anders.

De Nationale ombudsman achtte de gedraging in zoverre niet behoorlijk.

Overige klachtonderdelen:

- het zich niet als zodanig aan de verdachte kenbaar maken door de hulpofficier van justitie

het weigeren een klacht 's nachts in ontvangst te nemen en op te schrijven

Instantie: Regiopolitie Gelderland Zuid

Klacht:

Verzoeker aangehouden en overgebracht naar politiebureau, terwijl had kunnen worden volstaan met aanzegging dat proces-verbaal zou worden op gemaakt;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Gelderland Zuid

Klacht:

Geweigerd mondelinge klacht over politieoptreden in ontvangst te nemen;.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Gelderland Zuid

Klacht:

Met naam genoemde ambtenaar zich niet (duidelijk) als dienstdoend hulpofficier van justitie kenbaar gemaakt.

Oordeel:

Geen oordeel