Verzoekster was in 2003 naar haar mening ten onrechte uitgeschreven uit de gemeentelijke basisadministratie. Zij had de gemeente hierover diverse malen geschreven. De gemeente had verzoekster bij brief van 20 september 2003 geïnformeerd over de gevolgen van de uitschrijving uit het bevolkingsregister voor de vernieuwing van haar paspoort en voor alle overige handelingen waarbij de gemeentelijke basisadministratie betrokken was. In deze brief was verzoekster ook meegedeeld dat op verdere correspondentie over het onderwerp uitschrijving niet meer zou worden gereageerd.
Verzoekster klaagde erover dat de gemeente haar brieven van 2 april, 24 mei en 10 juni 2004 niet had beantwoord.
De Nationale ombudsman overwoog dat een bestuursorgaan, indien in een brief meerdere punten aan de orde komen, in beginsel op alle aangeven punten dient te reageren maar dat een inhoudelijke reactie achterwege kan blijven bij brieven die gaan over een onderwerp waarover al langdurig is gecorrespondeerd en waarbij van de overheid geen nieuwe standpunten meer zijn te verwachten. De Nationale ombudsman oordeelde dat de gemeente niet in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking had gehandeld, door verzoeksters brieven van 2 april en 24 mei 2004 inzake de verlening van haar paspoort en haar rijbewijs niet te beantwoorden. Hij achtte de onderzochte gedraging op dit punt behoorlijk.
De Nationale ombudsman overwoog echter tevens dat de gemeente het verbod van vooringenomenheid had geschonden door de klachten van verzoekster, zoals opgenomen in haar brieven van 2 april en 10 juni 2004, niet als klacht aan te merken en als zodanig te behandelen. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging op dit punt dan ook niet behoorlijk.
