2002/384

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat de het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk hem bij de beslissing van 31 juli 2002 op zijn klacht heeft verwezen naar de mogelijkheid om beroep tegen deze beslissing in te stellen bij de arrondissementsrechtbank, sector bestuursrecht.

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt erover dat (het college van burgemeester en wethouders van) de gemeente Langedijk hem bij de beslissing van 31 juli 2002 op zijn klacht van 28 april 2002 heeft verwezen naar de mogelijkheid om beroep tegen deze beslissing in te stellen bij de arrondissementsrechtbank, sector bestuursrecht.

2. Het college erkent dat in de beslissing van 31 juli 2002 geen verwijzing naar de bestuursrechter had moeten staan, maar een verwijzing naar de Nationale ombudsman. Volgens het college is deze fout ontstaan door abusievelijk een foutief tekstblok in de beslissing in te voegen. Het college heeft verzoeker hiervoor zijn excuses aangeboden.

3. In zijn brief van 28 april 2002 aan de gemeente beklaagde verzoeker zich over feitelijke gedragingen van de gemeente. Zijn brief had geen betrekking op voor beroep (voorafgegaan door bezwaar) vatbare besluiten van de gemeente. Verzoekers brief is dan ook terecht als klacht - en niet als bezwaarschrift - in behandeling genomen. Met het college is de Nationale ombudsman van oordeel dat bij de beslissing op verzoekers klacht een verwijzing naar de Nationale ombudsman als externe klachtinstantie had moeten worden opgenomen in plaats van een verwijzing naar de bestuursrechter. Dit vereist artikel 9:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb; zie Achtergrond).

Op grond van artikel 9:3 Awb (zie Achtergrond) kan tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over een gedraging van een bestuursorgaan geen beroep worden ingesteld. Een verwijzing naar de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de bestuursrechter hoort dan ook niet thuis in een beslissing op een klacht maar in een besluit op een bezwaarschrift.

Overigens wordt opgemerkt dat de verwijzing naar de bestuursrechter door het college in de beslissing op de klacht vermoedelijk haar oorzaak vindt in het advies van de gemeentelijke Klachtencommissie aan het college (op grond van afdeling 9.3. van de Awb; zie Achtergrond). In dit advies wordt - ten onrechte - geadviseerd (onder “slotadvies aan bestuursorgaan”) om “het bezwaarschrift gedeeltelijk ontvankelijk te verklaren” en “genoemd bezwaarschrift ongegrond te verklaren”. Overigens komen in het verslag van de hoorzitting naast de woorden “Klachtencommissie”, “klager” en “klacht” ook de begrippen “Commissie voor de Bezwaarschriften”, “bezwaarde en “bezwaarschrift” voor. Het slotadvies heeft het college letterlijk in zijn beslissing op de klacht overgenomen, met de verwijzing naar de bestuursrechter als gevolg.

Het gaat hier dus om het abusievelijk opnemen van een foutief tekstblok in het advies van de Klachtencommissie aan het college, welke fout niet door het college is onderkend bij het nemen van zijn beslissing op de klacht.

De gedraging is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk is gegrond.

Onderzoek

Op 21 augustus 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer G. te Noord-Scharwoude, met een klacht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk.

Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd het college verzocht op de klacht te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Noch verzoeker noch het college gaf binnen de gestelde termijn een reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoeker diende op 18 april 2002 een klacht in bij de gemeente Langedijk.

2. Bij brief van 7 mei 2002 deelde de secretaris van de Klachtencommissie, namens de voorzitter van die commissie, verzoeker mee dat verzoekers klacht door de Klachtencommissie in behandeling was genomen:

“Door middel van bovengenoemde brief dient u een klacht in tegen de gedragingen van een bestuursorgaan, in casu van de burgemeester van Langedijk, (…). Uw klacht betreft het naar naar uw mening verdraaien van feiten, stemmingmakerij, een onprofessionele houding en andere, niet aangeduide gedragingen.

In de procedure voor de behandeling van klachten wordt de klager in de gelegenheid gesteld zijn klachten toe te lichten tijdens een hoorzitting, die wordt gehouden door de Klachtencommissie. Deze commissie hoort betrokkenen en brengt vervolgens advies uit aan het bestuursorgaan dat over de klacht zal beslissen. De hoorzitting wordt gehouden op maandag 17 juni 2002 om 09.15 uur, waarvoor u bij deze wordt uitgenodigd. U bent niet verplicht te verschijnen. De commissie zal tijdens die zitting bestaan uit de heer M. (voorzitter), mevrouw Ma. en de heer N. De commissie zal uw klacht in een openbare zitting behandeling. U kunt, indien u dit wenst, vragen om een behandeling achter gesloten deuren.

Voorafgaand aan de hoorzitting liggen de stukken van 27 mei tot en met 14 juni 2002 ter inzage bij het secretariaat van de klachtencommissie (…) in het gemeentehuis. In verband met de openingstijden van het gemeentehuis raad ik u aan voor het inzien van de stukken een afspraak te maken met de secretaris van de commissie. Tegen vergoeding van de kosten kunt u van de stukken afschriften verkrijgen.”

3. Verzoeker werd door de Klachtencommissie gehoord op 17 juni 2002. Het verslag van de hoorzitting luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

KLACHTENCOMMISSIE

“Hoorzitting

betreft: Klacht tegen de burgemeester van de gemeente Langedijk

Verslag van de hoorzitting van de Commissie voor de bezwaarschriften gehouden op 17 juni 2002 in het gemeentehuis te Zuid-Scharwoude.

AANWEZIG: commissie - M. (voorz.),

- mw. Ma. (lid)

- dhr. N. (lid)

- C. (fngd-secretaris)

bezwaarde(n) - (verzoeker; N.o.) en echtgenote

bestuursorgaan - Burgemeester (…)

De voorzitter opent de zitting en stelt de leden van de onafhankelijke commissie voor. Hij legt uit dat de leden van de commissie voor de hoorzitting alle relevante processtukken hebben ontvangen en zich goed hebben ingelezen in de materie. Deze hoorzitting fungeert voor alle partijen om hun verhaal nogmaals in eigen woorden te vertellen zodat de commissie zijn mening aangaande de materie nader kan vormen.

De voorzitter vertelt dat er twee ronden van hoor en wederhoor zullen plaatshebben voorzover daar behoefte aan is. Verder vraagt de voorzitter, en zegt daarbij dit wel vaker te vragen, of de klager deze klachtencommissie erkent.

(Verzoeker; N.o.) antwoordt dat hij de commissie erkent anders zou hij hier niet gezeten hebben.

De voorzitter zegt hierop dat de commissie de klacht van (verzoeker; N.o.) serieus neemt en dat de commissie als zodanig ook serieus genomen wil worden.

Hij geeft vervolgens bezwaarde de gelegenheid het bezwaarschrift toe te lichten.”

4. Het advies van de Klachtencommissie van 19 juli 2002 luidt als volgt:

KLACHTENCOMMISSIE

ADVIES

Betreft: Awb-klaagschrift tegen gedragingen van de burgemeester van de gemeente Langedijk

Klager: (verzoeker; N.o.)

Feiten

Voorop gesteld dient te worden dat het in deze zaak moeilijk is op een voor een ieder heldere wijze uit een te zetten op welke wijze en op grond van welke feiten klager in casu tot zijn stelling name is gekomen.

Feit is dat er in de straat waar klager woont reeds jaren een tot meerdere burenruzies bestaan, waarbij de familie (van verzoeker; N.o.) betrokken zou zijn. Van deze ruzie is bij de politie summiere rapportage bekend. Door interventie van de zijde van de burgemeester is hij partij geworden in deze. Verder is feit dat klager op het internet een website beheert waarop de gemeente en in het bijzonder de burgemeester en de brandweer het lijdend voorwerp zijn.

Ontvankelijkheid

Voor wat de ontvankelijkheid betreft kan ingevolge de Algemene wet bestuursrecht artikel 9:8 lid 1 sub b alleen geklaagd worden over die gedragingen die binnen een jaar voor het indienen van de klacht hebben plaatsgehad. (…)

Inhoud klaagschrift

Het klaagschrift beschuldigt de burgemeester van de gemeente Langedijk van het verdraaien van feiten, stemmingmakerij en een onprofessionele houding. Klager probeert dit duidelijk te maken aan de hand van een feitenrelaas dat de handelingen en gedragingen van de burgemeester laat zien.

Klager geeft citaten weer welke volgens hem duiden op het verdraaien van feiten en stemmingmakerij.

Het schrijven van handgeschreven brieven aan klager getuigt in zijn ogen van een onprofessionele houding.

Hoorzitting

Klager heeft zijn klacht toegelicht tijdens een hoorzitting d.d. 17 juni 2002. Het verslag van deze hoorzitting is in dit rapport gevoegd en maakt onderdeel uit van dit rapport.

Advies Commissie

Vooraf

De behandeling van het klaagschrift dient zich in casu door de gedeeltelijke

ontvankelijkheid te beperken tot waar in het klaagschrift wordt gesproken over de brieven van de zijde van de burgemeester aangeduid als de brieven 19 en 21/4. Zie bladzijde 2 van het klaagschrift.

De gedraging aangehaald op bladzijde 3 valt gezien de datum van die bewuste brief buiten de ontvankelijkheid en behoeft niet behandeld te worden.

De gesprekken gehouden tussen klager en burgemeester kunnen in casu moeilijk getoetst worden daar van die gesprekken geen notulen of aantekeningen bestaan. De hoorzitting heeft in deze geen opheldering kunnen geven. Hierover kan derhalve geen oordeel uitgesproken worden.

De gedragingen genoemd op bladzijde 5 van het klaagschrift vallen gezien de datum van 21 september 2000 ook buiten de ontvankelijkheid en behoeven niet behandeld te worden.

De behandeling van de klacht kan zich met andere woorden slechts beperken tot de beschouwing of uit het antwoord van de burgemeester op de brieven van 19 en 21/4 2002 van klager van verdraaiing en vooringenomenheid blijk is gegeven. Verder dient getoetst te worden of inderdaad van onprofessioneel gedrag van de zijde van de burgemeester sprake is.

Advies

Allereerst de beantwoording door de burgemeester van de brieven van 19 en 21/4 2002 van (verzoeker; N.o.).

Uit het antwoord van de burgemeester is naar de mening van de commissie voor zover mogelijk niet gebleken van verdraaiing van feiten en of stemmingmakerij. Even goed als de klager meent dat zijn rijmpjes op het internet vrijheid van meningsuiting zijn is de burgemeester vrij in zijn mening om die rijmpjes beledigend te achten. Ten aanzien van de door klager gehekelde bemiddelingspoging van ± 1 jaar geleden kan de commissie alleen gissen naar de aard van de gesprekken die hebben plaats gehad tussen partijen, van deze gesprekken zijn geen verslagen. Gezien het verhandelde tijdens de hoorzitting kan de commissie zich voorstellen dat de gesprekken die plaats hebben gehad tussen partijen door een der partijen als bemiddeld opgevat hebben kunnen worden.

Voor wat betreft de klacht dat de politie zeer veel en frequent aandacht besteedt aan de problemen van klager het volgende. Uit de stukken en het verhandelde op de hoorzitting is de commissie niet gebleken van hetgeen klager doet voorkomen, namelijk de suggestie dat hij in aanraking zou zijn geweest met de politie. Naar de mening van de commissie is in deze sprake van een communicatiestoring tussen partijen. Voor zover mogelijk is de commissie niet gebleken van opmerkingen of uitlatingen van de burgemeester welke zouden kunnen suggereren dat deze heeft gemeend te willen zeggen dat klager in aanraking is geweest met politie, in de zin zoals klager dit ziet. Zoals ook uit de hoorzitting is gebleken meent klager dat de burgemeester suggereert dat hij in directe aanraking is geweest met de politie. De burgemeester meent echter te zeggen dat de problemen met betrekking tot (verzoeker; N.o.) bij de politie bekend zijn, er worden geen beschuldigingen in de richting van klager gedaan. De commissie heeft het vermoeden dat partijen in casu elkaar niet goed begrijpen. Naar de mening van de commissie is hier sprake van een communicatiestoring in het contact tussen partijen.

Ten aanzien van de handgeschreven brieven, deze brieven dienen opgevat te worden als officieel stuk van de gemeentelijke organisatie. Verder is uit onderzoek gebleken dat van deze handgeschreven brieven kopie exemplaren aanwezig zijn in het archief. Dat handgeschreven brieven als onprofessioneel betiteld worden is een mening van klager. Het is niet aan de commissie om een oordeel hierover te vellen zolang de genoemde brieven officieel in het archief terechtkomen. Al kan zij zich voorstellen dat het voor een buitenstaander als vreemd ervaren wordt dat van een gemeentelijke organisatie handgeschreven brieven worden ontvangen.

Conclusie

De commissie komt tot het oordeel dat, voor het gedeelte van de klacht dat ontvankelijk verklaard dient te worden, naar haar mening de klacht als ongegrond kan worden verklaard. De commissie is van mening dat in casu eerder sprake is van een communicatiestoring tussen partijen dan dat er sprake is van een gerede grond tot klagen.

SLOTADVIES AAN BESTUURSORGAAN

De Commissie voor de bezwaarschriften

adviseert:

1. het bezwaarschrift gedeeltelijk ontvankelijk te verklaren;

2. genoemd bezwaarschrift ongegrond te verklaren;

Langedijk, 19 juli 2002

De Commissie voor de bezwaarschriften,

de voorzitter, de fg. Secretaris,

M. C.

5. Het college van burgemeester en wethouders besliste op verzoekers klacht op 31 juli 2002:

“In uw bovengenoemde brief dient u een klacht in tegen gedragingen van de burgemeester van gemeente Langedijk, (…). In uw klaagschrift duidt u de door u gewraakte gedragingen aan als “het verdraaien van feiten”, “stemmingmakerij” en “een onprofessionele houding”. Uw klaagschrift hebben wij voor advies voorgelegd aan de onafhankelijke Klachtencommissie.

De Klachtencommissie heeft op 17 juni 2002 een hoorzitting gehouden en zij heeft vervolgens advies uitgebracht aan ons college, waarin de plaats van de burgemeester in deze is ingenomen door de loco-burgemeester. Het verslag van de hoorzitting en het advies van de Commissie doen wij u bij deze brief toekomen.

Wij hebben kennisgenomen van de stukken. Wij kunnen ons volledig vinden in het advies van de Commissie en wij stemmen in met de conclusie, dat uw bezwaarschrift gedeeltelijk ontvankelijk is. Op basis van de overwegingen van de Commissie hebben wij tevens besloten uw bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

(…)

Tegen deze beslissing kunt u binnen zes weken na de datum van verzending ervan beroep instellen bij de Arrondissementsrechtbank Alkmaar, Sector bestuursrecht, Postbus 252, 1800 AG Alkmaar. Indien u beroep heeft ingesteld en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist, kunt u tevens een voorlopige voorziening vragen bij de President van bovengenoemde rechtbank.”

B. Standpunt verzoeker

Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht.

C. Standpunt college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk

In reactie op de klacht deelde het college bij brief van 1 oktober 2002 het volgende mee:

“…(Verzoeker; N.o.) heeft bij de Nationale ombudsman de klacht ingediend dat wij hem in ons besluit van 31 juli 2002 naar de verkeerde instantie hebben doorverwezen. Wij erkennen dat in onze brief geen doorverwijzing naar de bestuursrechter had moeten staan, maar een doorverwijzing naar de Nationale ombudsman. Deze fout is 'per abuis' door foutief invoegen in ons besluit terechtgekomen. Wij betreuren dit ten zeerste en hebben (verzoeker; N.o.) tevens onze excuses aangeboden…”

Bij de reactie van het college was een kopie gevoegd van een brief van het college aan verzoeker van 1 oktober 2002:

“Op 29 augustus 2002 kregen wij bericht van de Nationale ombudsman over de door u ingediende klacht aangaande ons besluit van 31 juli 2002. Uw klacht heeft betrekking op de doorverwijzing naar de bestuursrechter in plaats van door te verwijzen naar de Nationale ombudsman.

Wij erkennen dat de in de brief genoemde doorverwijzing onjuist is. Deze fout is ontstaan door `per abuis' een foutief tekstveld in de brief in te voegen. Wij betreuren de door ons gemaakte fout en zijn verheugd te constateren dat dit voor u geen nadelige gevolgen heeft gehad. Wij bieden u hierbij onze oprechte excuses aan voor de gemaakte fout.

Wij verwachten u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.”

Achtergrond

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 9:3:

Tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over een gedraging van een bestuursorgaan kan geen beroep worden ingesteld.

Artikel 9:12:

1. Het bestuursorgaan stelt de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

2. Indien vervolgens nog een klacht kan worden ingediend bij een persoon of college, aangewezen om klachten over het bestuursorgaan te behandelen, wordt daarvan bij de kennisgeving melding gemaakt.

Afdeling 9.3 Aanvullende bepalingen voor een klachtadviesprocedure

Artikel 9:13:

De in deze afdeling geregelde procedure voor de behandeling van klachten wordt in aanvulling op afdeling 9.2 gevolgd indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

Artikel 9:14:

1. Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan wordt een persoon of commissie belast met de behandeling van en de advisering over klachten.

2. Het bestuursorgaan kan de persoon of commissie slechts in het algemeen instructies geven.

Artikel 9:15:

1. Bij het bericht van ontvangst, bedoeld in artikel 9:6, wordt vermeld dat een persoon of commissie over de klacht zal adviseren.

2. Het horen geschiedt door de in artikel 9:14 bedoelde persoon of commissie. Indien een commissie is ingesteld, kan deze het horen opdragen aan de voorzitter of een lid van de commissie.

3. De persoon of commissie beslist over de toepassing van artikel 9:10, tweede lid.

4. De persoon of commissie zendt een rapport van bevindingen, vergezeld van het advies en eventuele aanbevelingen, aan het bestuursorgaan. Het rapport bevat het verslag van het horen.

Artikel 9:16:

Indien de conclusies van het bestuursorgaan afwijken van het advies, wordt in de conclusies de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies meegezonden met de kennisgeving, bedoeld in artikel 9:12.

Instantie: Gemeente Langedijk

Klacht:

Bij beslissing op verzoekers klacht verwezen naar de mogelijkheid om beroep tegen de beslissing in te stellen bij de arrondissementsrechtbank, i.p.v. verwijzing naar de Nationale ombudsman.

Oordeel:

Gegrond