1998/522

Rapport
Op 15 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van P. te Heerhugowaard, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie te Apeldoorn. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoekster verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoekster klaagt erover dat de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie een teruggaaf motorrijtuigenbelasting heeft overgemaakt naar een girorekening die een aantal jaren geleden door haar was opgeheven. Verzoekster wenst dat opnieuw wordt uitbetaald.

Achtergrond

Zie BIJLAGE

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie (Cba) verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd aan verzoekster, de Cba, alsmede de Directie Algemene Fiscale Zaken van het Ministerie van Financi n een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De CBA deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. Feiten1.1. Verzoekster vulde in 1990 naar aanleiding van een negatieve aanslag inkomstenbelasting over het jaar 1989 een formulier in waarop zij aangaf dat het bedrag moest worden uitbetaald op girorekeningnummer XXXXXX. Verder kruiste zij een hokje met "ja" aan na de volgende zin: "Ondergetekende verzoekt tevens alle toekomstige teruggaven, tot nader schriftelijk bericht harerzijds, op het hierboven vermelde rekeningnummer over te maken". Verzoekster heeft op 29 juli 1992 op het desbetreffende rekeningnummer een teruggave ontvangen inzake de inkomstenbelasting over het jaar 1991.1.2. Op 9 maart 1996 verkocht verzoekster haar auto aan een erkende handelaar. In verband daarmee zond de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting Apeldoorn (Cbm) haar op 29 maart 1996 een teruggaafbeschikking motorrijtuigenbelasting. Daarin stond onder meer het volgende vermeld:"Op 9 mrt. heeft u uw motorrijtuig aan een erkende handelaar verkocht. Op grond van artikel 18 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 heeft u recht op een teruggaaf over de periode 9 mrt. t/m 29 apr. 1996. Het terug te ontvangen/te verrekenen bedrag is f 56,00." Over de wijze van uitbetaling waren geen mededelingen opgenomen in de teruggaafbeschikking.1.3. Op 29 maart 1996 stortte de Cba de teveel betaalde motorrijtuigenbelasting op rekeningnummer XXXXXX. Dit rekeningnummer was echter door verzoekster opgeheven en was vervolgens, na een periode van (minimaal) n jaar, opnieuw door de Postbank uitgegeven.1.4. Verzoekster nam in april 1996 telefonisch contact op met het Cbm met de vraag hoe zij de teveel betaalde motorrijtuigenbelasting zou ontvangen. Haar werd toen meegedeeld dat het bedrag al was gestort op rekeningnummer XXXXXX. Zij stuurde op 17 mei 1996 een brief naar de Cba waarin zij aangaf dat zij de teruggaaf motorrijtuigenbelasting niet had ontvangen en dat haar uit telefonische informatie van het Cbm was gebleken dat het bedrag was overgemaakt naar haar oude girorekeningnummer. Zij verzocht de Cba het bedrag terug te vorderen van de andere rekeninghouder en over te maken naar haar nieuwe girorekening YYYYYY.1.5. De Cba verzocht de nieuwe rekeninghouder het ten onrechte op zijn rekening gestorte bedrag terug te betalen. Deze heeft daarop niet gereageerd. Op 22 juli 1996 zond de Cba een brief aan de Afdeling invordering van de Belastingdienst/Particulieren Alkmaar met het verzoek het bedrag terug te vorderen van de nieuwe rekeninghouder. De Belastingdienst Alkmaar verzocht de desbetreffende rekeninghouder op 1 augustus 1996 het ten onrechte betaalde bedrag terug te storten en stuurde een herinnering op 24 oktober 1996. De nieuwe rekeninghouder reageerde op geen van beide brieven.1.6. Bij brief van 28 oktober 1996 rappelleerde verzoekster de Cba. Tevens verzocht zij de Cba in de toekomst gebruik te maken van haar bankrekeningnummer ZZZZZZ. Naar aanleiding van deze brief heeft een medewerker van de Belastingdienst in Alkmaar verzoekster op 28 november 1996 telefonisch onder meer meegedeeld dat de nieuwe rekeninghouder niet had gereageerd op de vordering van de Belastingdienst om het ten onrechte gestorte bedrag terug te betalen. Verder deelde hij haar mee dat de Belastingdienst niets meer voor haar kon doen.2. Standpunt verzoeksterHet standpunt van verzoekster staat verwoord in de klachtsamenvatting onder

Klacht

. Verzoekster gaf in haar verzoekschrift aan dat zij de opheffing van haar rekening niet aan de Cba had doorgegeven.3. Standpunt Centrale betalingsadministratieIn haar reactie op het verzoekschrift deelde de Cba de Nationale ombudsman onder meer het volgende mee:"Ik heb onderzoek laten doen naar de gang van zaken met betrekking tot de uitbetaling ad fl 56,= inzake teruggaaf van motorrijtuigenbelasting aan (verzoekster: N.o.). De bevindingen van het onderzoek geef ik u onderstaand.1. (Verzoekster; N.o.) correspondeerde reeds op 17 mei 1996 met de Centrale betalingsadministratie (CBA) over het niet ontvangen van het haar toekomende bedrag ad fl 56,= (...) Bij het toen ingestelde onderzoek is al vast komen te staan dat het bedrag overgemaakt was naar rekeningnummer XXXXXX. Genoemd rekeningnummer was in ons bestand opgenomen conform verzoek van (verzoekster; N.o.) (...). Daarna heeft (verzoekster; N.o.) de rekening kennelijk opgeheven omdat het gironummer na 1990 aan een andere is uitgegeven. (Verzoekster; N.o.) heeft de Belastingdienst hierover niet ge nformeerd. De teruggave ad fl 56,= is via de geautomatiseerde procedure terug betaald op het rekeningnummer zoals in mijn bestand was opgenomen. Door de reactie van (verzoekster; N.o.) blijkt dat dit niet meer haar rekeningnummer is.2. De nieuwe rekeninghouder heeft op het verzoek van de CBA om het bedrag terug te betalen niet gereageerd. Daarnaast heeft de CBA het dossier op 22 juli 1996 gezonden aan de Belastingdienst/ Particulieren te Alkmaar met het verzoek de behandeling over te nemen. Deze eenheid is competent voor het terugvorderen van het ten onrechte ontvangen bedrag door de nieuwe rekeninghouder. Vanaf dat moment heb ik geen zicht meer op de afdoening van het dossier door de Belastingdienst Alkmaar. In 1990 is, middels een formulier "terfo", aan (verzoekster; N.o.) verzocht een rekeningnummer op te geven waarop de teruggaaf van Inkomstenbelasting van het belastingjaar 1989 gestort kon worden. Op hetzelfde formulier wordt tevens gevraagd of alle toekomstige teruggaven tot nadere orde ook op het opgegeven rekeningnummer overgemaakt moeten worden. (Verzoekster; N.o.) heeft het betreffende vakje met "ja" beantwoord, (...). Op basis van het vorenstaande ondertekende formulier was (verzoekster; N.o.) vanaf 1 augustus 1990 in ons bestand van rekeningnummers opgenomen. Een opdracht tot afvoering of wijziging van het onderhavige rekeningnummer is niet door de CBA ontvangen. De CBA kon niet weten dat het rekeningnummer reeds aan een ander was uitgegeven. De onjuiste opdracht tot overmaking van het bedrag is dan ook naar mijn mening niet te wijten aan het handelen van de Belastingdienst." De Cba deelde de Nationale ombudsman, daarnaar gevraagd, nog mee dat de Cba na de teruggaaf inkomstenbelasting 1989 nog n keer gebruik had gemaakt van verzoeksters oude girorekeningnummer. Op 29 juli 1992 had verzoekster een teruggaaf inkomstenbelasting over het jaar 1991 ontvangen op dit rekeningnummer. Daarnaast legde de Cba afschriften over van een drietal door verzoekster gebruikte acceptgiro's voor de motorrijtuigenbelasting. Daar stonden geen girorekeningnummers op voorgedrukt. Wel stonden daar, handgeschreven, verzoeksters bankrekeningnummers op vermeld. Verder deelde een medewerker van de Cba, daarnaar gevraagd, telefonisch mee dat verzoekster voor het laatst over het belastingjaar 1993 een aangiftebiljet inkomstenbelasting had ontvangen. Op het aangifteformulier stond destijds geen rekeningnummer vermeld. Ten aanzien van de niet vermelding van verzoeksters girorekeningnummer op de acceptgiro's voor betaling van de motorrijtuigenbelasting merkte de desbetreffende medewerker van de Cba op dat dit betekende dat het gironummer niet werd gebruikt voor betaling van motorrijtuigenbelasting. Over teruggaven van motorrijtuigenbelasting aan verzoekster was niets bekend. Verzoeksters oude gironummer was in het verleden wel gebruikt voor teruggaven inkomstenbelasting. Hij deelde voorts mee dat het mogelijk was verschillende rekeningnummers op te geven voor verschillende belastingmiddelen.

3. Reactie verzoekster Naar aanleiding van het standpunt van de Cba deelde verzoekster mee dat de Belastingdienst in gebreke was gebleven ten aanzien van de terugvordering van de motorrijtuigenbelasting die op het verkeerde rekeningnummer was gestort. Verder deelde zij, daarnaar gevraagd, mee dat er op de acceptgiro's die zij van het Cbm ontving geen girorekeningnummer stond voorgedrukt en dat zij op die acceptgiro's haar bankrekeningnummer invulde.4. Nadere informatie4.1. In het kader van een onderzoek door de Nationale ombudsman naar een gelijksoortige klacht (dossiernr. 97.05932) werd door de Postbank de volgende informatie verstrekt. Bij uitbetaling van teruggaven door de Belastingdienst op rekeningnummers van de Postbank, heeft de Belastingdienst twee mogelijkheden om de Postbank controle van naam en rekeningnummer te laten uitvoeren. Allereerst is er de mogelijkheid van opdrachtencontrole. Deze controle houdt in dat, alvorens tot uitvoering van een betalingsopdracht wordt overgegaan, er een naam/nummer-vergelijking plaatsvindt. Bij een foutmelding wordt de opdracht teruggezonden. De kosten van een dergelijke controle bedragen f 0,05 per opdracht. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om op elk moment, kosteloos, zonder dat er sprake is van een betalingsopdracht, een bestandscontrole te laten plaatsvinden. Ook bij deze controle vindt een naam/nummer-vergelijking plaats. De Belastingdienst ontvangt daarnaast twee keer per maand van de Postbank een overzicht met opgeheven rekeningnummers. De Postbank deelde verder nog mee dat in de overeenkomst (verzamelgiro-opdrachten) tussen de Cba en de Postbank van 11 januari 1990 met betrekking tot het betalingsverkeer via de Postbank is opgenomen dat de Cba jegens de Postbank instaat voor de juistheid van de aangeleverde gegevens. De Postbank verstrekte een afschrift van deze overeenkomst. De Postbank deelde verder nog mee:"...De klant is verantwoordelijk voor de juistheid van de combinatie naam en gironummer. Daarvoor kan hij ervoor kiezen om bij de opdracht zelf controle uit te laten voeren op naam en nummer, maar ook vooraf bestandsgegevens in een apart proces bij de Postbank aan te leveren om de controle uit te laten voeren. Er ligt op dat moment geen betaling aan ten grondslag (dat komt in een later stadium). De Postbank controleert de bestandsgegevens met het bestand van de Postbank en meldt akkoord bevonden en niet-akkoord bevonden posten terug. De Postbank en de Belastingdienst onderzoeken op dit moment deze bestandscontrole-methodiek om te bepalen wat de toegevoegde waarde is van een dergelijke controle op het punt van onterecht niet-akkoord bevonden posten. De bestandscontrole wordt gratis uitgevoerd."4.2. In het kader van het hiervoor onder 4.1. bedoelde onderzoek deelde de Staatssecretaris van Financi n mee dat de Belastingdienst geen gebruik maakt van n van beide mogelijkheden tot controle van naam en rekeningnummer. Dit heeft te maken met de omstandigheid dat er bij dergelijke controles naar het oordeel van de Belastingdienst te veel onterechte foutmeldingen optreden, met ongewenste vertragingen in het betalingstraject als gevolg. De Staatssecretaris deelde verder nog mee:"...(...) Op de voorzijde van het aangiftebiljet (inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen; N.o.) vermeldt de Belastingdienst het rekeningnummer dat bij een eventuele terugbetaling wordt gebruikt. In de toelichting wordt hier uitdrukkelijk naar verwezen. Als het aangegeven rekeningnummer onjuist of ongeschikt is, dan kan een ander rekeningnummer worden aangegeven en vervalt het oude rekeningnummer. Verzoeker heeft van de mogelijkheid tot het wijzigen van het rekeningnummer geen gebruik gemaakt. Door het ondertekenen van de aangifte mocht de Belastingdienst er op grond van art. 6: 116 BW vanuit gaan dat de gegevens in de aangifte juist zijn en er dus bevrijdend is betaald. (...) Van de Belastingdienst mag inderdaad grote zorgvuldigheid worden verwacht bij het doen van terugbetalingen. Vandaar dat het bij de Belastingdienst bekende rekeningnummer ter verificatie wordt aangeboden aan belastingplichtige. Voorts ontvangt de Belastingdienst wekelijks (bedoeld wordt twee keer per maand; N.o.) van zowel de Postbank als Interpay (de voormalige Bankgirocentrale; N.o.) een bestand van opgeheven rekeningnummers. Deze nummers worden bij de Belastingdienst uit het bestand van rekeningnummers verwijderd. Bij opname in het bestand naar aanleiding van correspondentie, vindt bij twijfelgevallen eveneens controle plaats..." 5. Informatie Ministerie van Financi n De Directie Algemene Fiscale Zaken van het Ministerie van Financi n deelde, daarnaar gevraagd, mee dat de Belastingdienst al vele jaren twee keer per maand van de Postbank een overzicht met opgeheven rekeningnummers ontvangt. De rekeningnummers worden vervolgens uit het bestand bij de Belastingdienst verwijderd.

Beoordeling

I. . Inleiding1. Op 9 maart 1996 verkocht verzoekster haar auto aan een erkende handelaar. In verband daarmee had zij recht op een teruggaaf motorrijtuigenbelasting van f  56,-. Dat werd haar meegedeeld door de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting in een teruggaafbeschikking van 29 maart 1996. In deze beschikking waren geen mededelingen opgenomen over de wijze van uitbetaling. Toen verzoekster daar naar informeerde, bleek het bedrag al te zijn overgemaakt. Dit was gebeurd naar haar oude girorekening XXXXXX, die inmiddels door de Postbank aan een derde was uitgegeven. Pogingen van de Belastingdienst/Particulieren Alkmaar om het bewuste bedrag terug te vorderen van degene die het ten onrechte had ontvangen, liepen op niets uit, omdat deze niet reageerde op de verzoeken tot terugbetaling.2. Verzoekster had het girorekeningnummer XXXXXX schriftelijk aan de Belastingdienst opgegeven voor een teruggaaf van de inkomstenbelasting 1989. Zij had op het desbetreffende formulier tevens aangegeven dat alle toekomstige teruggaven, tot nader schriftelijk bericht harerzijds, op dat rekeningnummer konden worden overgemaakt. Op 29 juli 1992 heeft zij nog de teruggaaf inkomstenbelasting 1991 op deze girorekening ontvangen. Het desbetreffende girorekeningnummer is niet gebruikt voor betalingen. Verzoekster heeft verder aangegeven dat zij de Belastingdienst niet op de hoogte heeft gesteld van het feit dat zij de bewuste girorekening had opgeheven. Daarnaast staat vast dat de Belastingdienst voor het laatst over het belastingjaar 1993 een aangifteformulier inkomstenbelasting aan verzoekster heeft uitgereikt. Op dat formulier stond geen rekeningnummer vermeld. Zo'n vermelding vindt pas plaats vanaf het belastingjaar 1995.II. . Ten aanzien van het overmaken van de teruggaaf motorrijtuigenbelasting naar een intussen opgeheven rekeningnummer1. Verzoekster klaagt erover dat de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie (Cba) een teruggaaf motorrijtuigenbelasting heeft overgemaakt naar een girorekening die een aantal jaren geleden door haar was opgeheven. Zij wenst dat opnieuw wordt uitbetaald.2. Vast staat dat de Cba de voor verzoekster bestemde belasting- teruggaaf niet aan haar, maar aan een derde heeft betaald, en dat verzoekster niet gebaat is geweest bij deze betaling. In een dergelijk geval dient de Cba in beginsel alsnog aan de betrokkene te betalen, tenzij de Cba een beroep kan doen op bevrijdende betaling als bedoeld in artikel 6:34, eerste lid BW (zie

Achtergrond

). De Cba heeft bevrijdend betaald, als zij op redelijke gronden heeft mogen aannemen dat het desbetreffende girorekeningnummer ten tijde van de betaling bij verzoekster in gebruik was. Dit houdt in dat de Cba op het moment van betaling te goeder trouw moet zijn geweest, als bedoeld in artikel 3:11 BW (zie

Achtergrond

). De Cba was alleen dan te goeder trouw, als zij niet beter wist dan dat het girorekeningnummer op het moment van betaling nog bij verzoekster in gebruik was (het subjectieve criterium) en zij in de gegeven omstandigheden ook niet beter behoorde te weten (het objectieve criterium).3. De Cba stelt dat zij op het moment van betaling niet wist dat het desbetreffende girorekeningnummer niet meer bij verzoekster in gebruik was. Daar komt bij dat verzoekster de Cba niet tijdig op de hoogte had gesteld van het feit dat zij haar oude girorekening inmiddels had opgeheven. In zoverre voldoet de Cba aan het subjectieve criterium voor goede trouw.4. Het objectieve criterium voor goede trouw brengt mee dat op de Cba, binnen redelijke grenzen, een onderzoekplicht rust. De Cba geeft op de volgende wijze invulling aan deze onderzoekplicht. In de eerste plaats verwijdert de Cba, op basis van door de Postbank aangeleverde gegevens, twee keer per maand de opgeheven rekeningnummers van belastingplichtigen uit haar bestanden. Deze werkwijze is echter, gelet op het feit dat verzoeksters al lang opgeheven rekeningnummer niet was verwijderd, kennelijk niet volledig sluitend. Ten tweede worden rekeningnummers vanaf het belastingjaar 1995 door de Belastingdienst via het aangiftebiljet ter verificatie aan belastingplichtigen aangeboden. Die wijze van verificatie is echter in zoverre evenmin geheel sluitend dat, zoals in verzoeksters geval, niet iedereen een aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen krijgt uitgereikt. Overigens gaat het bij dit type aangiftebiljet alleen om natuurlijke personen. De Cba heeft echter afgezien van de mogelijkheid om bij betaling op een girorekening een naam/nummer-controle, een zogenaamde opdrachtencontrole, te laten uitvoeren. Daarnaast heeft de Cba ervoor gekozen om af te zien van het gebruik van de mogelijkheid om (gratis) een bestandscontrole op naam/nummer te laten uitvoeren. Overweging daarbij was dat dergelijke controles zouden leiden tot te veel onterechte foutmeldingen, met ongewenste vertragingen in het betalingstraject als gevolg.5. De vraag dient te worden beantwoord of de Cba, in verband met boven weergegeven onderzoekplicht, heeft kunnen afzien van de hiervoor genoemde bestandscontrole en/of opdrachtencontrole, en welk gevolg dit besluit moet hebben. In dit verband dient te worden opgemerkt dat de overweging van de Cba inzake foutmeldingen en daar uit voortvloeiende vertragingen, als overweging van algemene aard, een redelijke basis vormt voor het besluit om deze controles niet te laten uitvoeren. Dit besluit betekent echter tevens dat niet het risico wordt uitgesloten dat een door de Cba overgemaakt geldbedrag niet terechtkomt bij de rechthebbende. Nu er, via bedoelde controles, voor de Cba wel de mogelijkheid bestaat om dit risico uit te sluiten, is het redelijk om de eventuele gevolgen van de keuze om af te zien van het benutten van die mogelijkheid voor rekening te laten komen van de Cba, en om deze niet af te wentelen op de betrokken burger. Op dit uitgangspunt kan in beginsel alleen dan een uitzondering worden gemaakt indien is komen vast te staan dat de Cba (of een ander onderdeel van de Belastingdienst namens haar) op enigerlei andere wijze inspanningen heeft geleverd die voortvloeien uit het objectieve criterium van goede trouw. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de Belastingdienst voorafgaande aan een betaling een belastingplichtige via het aangiftebiljet inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen de gelegenheid heeft geboden een (onjuist) rekeningnummer te corrigeren.6. Tijdens het onderzoek door de Nationale ombudsman is niet gebleken dat de Cba ten aanzien van de betaling van de teruggave motorrijtuigenbelasting aan verzoekster heeft voldaan aan haar onderzoekplicht jegens verzoekster zoals hiervoor bedoeld. Gelet hierop en op hetgeen hiervoor onder 5. is overwogen, dient de omstandigheid dat deze teruggave op het opgeheven gironummer is gestort dan ook voor rekening van de Cba te blijven. Dit betekent dat de Cba het verzoek van verzoekster om alsnog aan haar uit te betalen, niet had mogen afwijzen. De onderzochte gedraging is dan ook niet behoorlijk. Het voorgaande geeft aanleiding om aan dit rapport een aanbeveling te verbinden.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/ Centrale betalingsadministratie te Apeldoorn, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, is gegrond.

Aanbeveling

De Staatssecretaris van Financi n wordt in overweging gegeven te bevorderen dat verzoekster de teruggaaf motorrijtuigenbelasting van fl. 56,- alsnog op haar bankrekeningnummer krijgt gestort. BIJLAGE ACHTERGROND 1. Burgerlijk Wetboek Boek 3, Vermogensrecht in het algemeen Artikel 11:"Goede trouw van een persoon, vereist voor enig rechtsgevolg, ontbreekt niet alleen, indien hij de feiten of het recht, waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben, kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Onmogelijkheid van onderzoek belet niet dat degene die goede reden tot twijfel had, aangemerkt wordt als iemand die de feiten of het recht behoorde te kennen." Toelichting uit Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek (3e druk) "Iemand is niet te goeder trouw: a. wanneer hij de feiten of het recht, die hem worden tegengeworpen, kende (subjectief criterium); of b. wanneer hij die feiten of het recht weliswaar niet kende, maar hij deze feiten of het recht had behoren te kennen (objectief criterium). Deze tweede norm is gebaseerd op de gedachte, dat van ieder, afhankelijk van de omstandigheden, enig onderzoek mag worden gevergd. Onmogelijkheid van onderzoek levert niet altijd goede trouw op. Wanneer men goede reden had om te twijfelen, kan men ook bij onmogelijkheid van onderzoek worden aangemerkt als iemand die niet te goeder trouw is (art. 11 tweede zin). Het 'recht'. Met kennis van het recht wordt gedoeld op kennis van het objectieve recht; hetgeen betekent dat het niet kennen van een rechtsregel vrij snel tot de conclusie zal voeren dat de betrokken persoon haar had behoren te kennen (Asser-Hartkamp II (1993), nr. 196)." Boek 6, Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht Artikel 34, eerste lid:"De schuldenaar die heeft betaald aan iemand die niet bevoegd was de betaling te ontvangen, kan aan degene aan wie betaald moest worden, tegenwerpen dat hij bevrijdend heeft betaald, indien hij op redelijke gronden heeft aangenomen dat de ontvanger der betaling als schuldeiser tot de betaling gerechtigd was of dat uit anderen hoofde aan hem moest worden betaald."

Artikel 36:"In de gevallen, bedoeld in de twee voorgaande artikelen, heeft de ware gerechtigde verhaal op degene die de betaling zonder recht heeft ontvangen."2. Vermelding rekeningnummers op aangiftebiljettenSinds het belastingjaar 1995 is op de voorzijde van het aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen het rekeningnummer van de betreffende belastingplichtige, zoals opgenomen in het bestand van de Belastingdienst, afgedrukt, met het verzoek dit nummer indien nodig te corrigeren. Bij retourontvangst van het belastingbiljet wordt een eventuele correctie verwerkt.

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Wijze van afhandeling inbraak woning; niet inhoudelijk gereageerd op brief.

Oordeel:

Geen oordeel