1998/270

Rapport
Op 4 november 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Voorburg, met een klacht over een gedraging van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) te Driebergen. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker, die heeft gesolliciteerd naar een functie bij het Landelijk rechercheteam (LRT) van het KLPD, klaagt erover dat het KLPD niet heeft voldaan aan zijn verzoek van 20 september 1997 om schriftelijk uitleg te geven over de afwijzingsreden van zijn sollicitatie.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Minister van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Verzoeker maakte van die gelegenheid geen gebruik. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker en de Minister van Justitie deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:. De feiten1. Bij brief van 11 juni 1997 aan het KLPD te Driebergen solliciteerde verzoeker naar een functie bij het landelijke rechercheteam van de KLPD.2. Naar aanleiding van zijn sollicitatie vond een tweetal sollicitatiegesprekken plaats, respectievelijk op 14 augustus 1997 en 8 september 1997.3. Bij brief van 11 september 1997 berichtte het Hoofd dienst personeel en organisatie van de Divisie ondersteuning van de KLPD verzoeker onder meer als volgt:

"De criteria welke gehanteerd zijn ten behoeve van deze selectie komen enerzijds voort uit functie-inhoudelijke aspecten alsmede uit de aan de functie verbonden eisen. Helaas moet ik u bevestigen dat op grond van deze selectie de keuze niet op u is gevallen. De selectiecommissie is van mening dat u niet binnen de cultuur van het Landelijk Rechercheteam past. Mocht u hierover vragen hebben (dan; N.o) kunt u contact opnemen met mevrouw H., Personeelsmanagement Adviseur, tel.nr..."3. Verzoeker deelde het KLPD in reactie op het bovenstaande bij faxbericht van 20 september 1997 onder meer het volgende mee:"Na bestudering van meergenoemde brief rezen er aan mijn kant enige vragen over de inhoud. (...) Ik zal in het onderstaande puntsgewijs mijn vragen en de daarmede samenhangende opmerkingen aan u voorleggen.1. (...) Het is mij uit de brief in het geheel niet duidelijk geworden op grond van welk criterium de keuze niet op mij is gevallen. Zoudt u hierover meer duidelijkheid kunnen scheppen? (...)3. Immers, de reden waarom de selectiecommissie haar keuze niet op mij heeft laten vallen is haars inziens gelegen in het feit dat ik 'niet binnen de cultuur van het Landelijk Rechercheteam pas'. (...) Met andere woorden: zonder dat de selectiecommissie mij adequaat inzicht geeft in die cultuur, is het voor mij onmogelijk om haar gedachtengang te volgen. Haar beslissing is derhalve voor mij onbegrijpelijk en daarmee hoogst onbevredigend. Ik stel het op prijs wanneer u de moeite neemt, mij hierover te informeren. (...) Ik stel het op prijs wanneer u kans ziet schriftelijk op mijn vragen en opmerkingen te reageren."4. Op 2 oktober 1997 verzocht verzoeker het KLPD nogmaals om een reactie op zijn vragen in de brief van 20 september 1997.5. Verzoeker berichtte het KLPD bij brief van 1 november 1997 onder meer als volgt:"Laatstelijk heb ik u bij schrijven van 2 oktober 1997 andermaal gevraagd mij schriftelijk te informeren omtrent de afwijzingsgrond, en de argumentatie daarachter, inzake mijn sollicitatie d.d. 11 juni 1997 met betrekking tot uw vraag naar KLPD/LRT-medewerkers.

Kennelijk naar aanleiding van dit schrijven heeft mevrouw H., Personeelsmanagement adviseur, met mij telefonisch contact gezocht. Het telefonisch gesprek dat ik met mevrouw H. op 10 oktober jl. had, is wat mij betreft volstrekt onbevredigend verlopen. Ik constateer nl., dat ondanks mijn herhaalde verzoek daartoe en mijn uitleg dienaangaande, mevrouw H. weigerachtig is en blijft om gevolg te geven aan mijn verzoek zoals uiteengezet in mijn faxbericht van 20 september 1997 en zoals bovendien onder uw aandacht is gebracht middels mijn voorgenoemde schrijven.". Het standpunt van verzoeker Het standpunt van verzoeker is samengevat weergegeven onder

Klacht

.. De reactie van de Minister van Justitie1. De Minister van Justitie deelde in reactie op de klacht van verzoeker voor zover van belang voor het onderzoek onder meer het volgende mee:Hoewel de ambtenaar aan de heer B. heeft uitgelegd dat het gezien de hoeveelheid kandidaten- ondoenlijk is om voor iedere afgewezen kandidaat een uitgebreide met redenen omklede afwijzing op papier te zetten en dat zij daarom bereid was dit mondeling te doen, kwamen zij in het telefoongesprek van 10 oktober 1997 niet tot elkaar. Voorts is mij uit inlichtingen van het KLPD gebleken dat het niet ongebruikelijk is om sollicitanten die zijn afgewezen voor een functie, op verzoek telefonisch nadere informatie te geven omtrent de reden van afwijzing. In verband hiermee wordt in een afwijzingsbrief een passage opgenomen met de naam van de ambtenaar die de gewenste informatie kan verschaffen. Eventueel wordt het gesprek vervolgens schriftelijk bevestigd. In de regel kan echter worden volstaan met het telefonisch doorgeven van de gewenste informatie. Niettemin was in het geval van de heer B. een schriftelijke reactie geboden nu zijn verzoek daar uitdrukkelijk op was gericht. Gelet op het vorenstaande kom ik tot de conclusie dat zonder gegronde redenen is nagelaten om op het verzoek van de heer B. tot een schriftelijke reactie in te gaan. Ik ben van mening dat verzoeker zich hierover terecht bij u heeft beklaagd.

Om het verzuim te herstellen heeft de Korpschef van het KLPD gemeend, ongeacht de uitkomsten van uw onderzoek, alsnog schriftelijk de brief van de heer B. d.d. 20 september 1997 te beantwoorden. Een afschrift van de brief aan de heer B. voeg ik als bijlage bij deze brief."2. De reactie van het KLPD van 22 januari 1998 op het faxbericht van verzoeker van 20 september 1997 luidt onder meer als volgt:"De reden dat u afgewezen bent voor de vacature van 'Creatieve academici' is dat de selectiecommissie vond dat u niet binnen de cultuur van het Landelijk Rechercheteam paste. Het is een samenspel van factoren geweest die bij elkaar opgeteld leidde tot deze conclusie. Het feit dat u geen opsporingservaringen heeft en ons ook niet kon overtuigen tijdens de selectiegesprekken met denkbeelden en inzichten daarover, gaf het idee dat inzetten op operationeel niveau moeizaam zou verlopen. Daarnaast verwachten wij van een kandidaat, gelet op het operationele karakter van de functie, dat hij over zodanige vaardigheden beschikt dat hij zich op alle maatschappelijke niveaus in de samenleving kan bewegen. Het beeld dat wij van u kregen tijdens het gesprek riep bij ons op dat punt twijfels op. Tenslotte vroeg de selectiecommissie zich af of u zich thuis zou voelen in een, van oudsher, hi rarchische cultuur zoals deze binnen de politie heerst (met name het leiding kunnen accepteren). Hiervan is de commissie niet overtuigd geraakt. Zoals gezegd had mevrouw H. deze afwijzingsredenen met voorbeelden mondeling willen toelichten. Mochten er naar aanleiding van bovenstaande afwijzingsredenen toch nog bij u de behoefte zich voordoen dat u dit alsnog zou willen, kunt u altijd hierover in contact treden met mevrouw H. Haar telefoonnummer is..."

Beoordeling

1. Verzoeker, die heeft gesolliciteerd naar een functie bij het Landelijk rechercheteam van het Korps landelijke politiediensten (KLPD), klaagt erover dat het KLPD niet heeft voldaan aan zijn verzoek van 20 september 1997 om schriftelijk uitleg te geven over de afwijzingsreden van zijn sollicitatie.2. Een medewerkster van het KLPD heeft op 10 oktober 1997 telefonisch contact opgenomen met verzoeker naar aanleiding van zijn verzoek in de brief van 20 september 1997, nadat verzoeker op 2 oktober 1997 had gerappelleerd. In dat telefoongesprek heeft de medewerkster aangegeven dat het, gezien de hoeveelheid kandidaten, ondoenlijk was om voor iedere afgewezen kandidaat een uitgebreide

met redenenen omklede afwijzing op papier te zetten en dat zij daarom bereid was dit telefonisch te doen. 3.In dit verband is van belang dat het KLPD niet in alle gevallen waarin kandidaten in een sollicitatieprocedure zijn afgewezen, behoeft over te gaan tot het versturen van een uitgebreide, met redenen omklede afwijzing. Een deel van de kandidaten zal immers geen nadere informatie vragen over de redenen voor de afwijzing. Een ander deel neemt genoegen met een telefonische toelichting op die redenen. Uiteindelijk is er slechts een kleine groep die een (nadere) schriftelijke uitleg wenst over de redenen van afwijzing. Het argument van het KLPD, zoals hiervoor weergegeven onder 2., is derhalve niet afdoende. Aangezien verzoeker uitdrukkelijk had verzocht om een schriftelijke reactie van het KLPD met betrekking tot de redenen voor zijn afwijzing, had, zoals de Minister van Justitie ook heeft erkend, het KLPD de gevraagde uitleg moeten verstrekken. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het Korps landelijke politiediensten te Driebergen, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is gegrond. De Nationale ombudsman heeft er met instemming kennis van genomen dat het KLPD inmiddels is overgegaan tot het verstrekken van schriftelijke uitleg over de reden voor de afwijzing van verzoekers sollicitatie.                           

Instantie: Korps landelijke politiediensten

Klacht:

Geen schriftelijke uitleg over afwijzing bij sollicitatie.

Oordeel:

Gegrond