1998/239

Rapport
Op 30 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer L. te Weert, met een klacht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Weert. Nadat verzoeker nadere informatie had verstrekt, werd naar deze gedraging een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt over de wijze waarop het college van burgemeester en wethouders van Weert zijn klachten heeft afgehandeld over de geluidoverlast van het carillon van de St. Martinuskerk te Weert. In het bijzonder klaagt hij er over dat het college van burgemeester en wethouders:-        niet, althans niet volledig, is ingegaan op zijn klachtbrief van 28 augustus 1997; -        in de brief van 6 oktober 1997 ten onrechte de verantwoordelijkheid opeist voor de verbeteringen die zijn doorgevoerd aan het automatisch carillon; -        zijn klachtbrief van 28 augustus 1997 heeft laten behandelen door een ambtenaar van de afdeling waarop de klacht betrekking heeft. Volgens verzoeker diende deze brief beschouwd te worden als een offici le klacht, die volgens de klachtenregeling van de gemeente Weert had moeten worden afgehandeld.

Achtergrond

Klachtenregeling gemeente Weert Artikel 7 Klachtbehandelaar

         "Een klacht wordt behandeld door:a. een afdelingshoofd indien het een gedraging van een ambtenaar van zijn afdeling betreft; b. een sectordirecteur indien het een gedraging van een afdelingshoofd betreft;..."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van Weert verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het college van burgemeester en wethouders deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1.1. Verzoeker diende op 12 juni 1997 schriftelijk een klacht in bij het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Weert over de geluidoverlast die het luiden van de klokken en het carillon van de St. Martinuskerk te Weert zou veroorzaken. Een bewerking van zijn klachtbrief zond hij tevens aan de heer S., hoofd afdeling Milieu van de gemeente Weert. 1.2.1. De heer S. antwoordde verzoeker bij brief van 22 juli 1997 het volgende:"...In uw brief van 12 juni 1997 vraagt u onder meer naar diverse wettelijke regelingen/wetsbepalingen die van toepassing zijn op het klokkengelui van de St. Martinuskerk, de in verband daarmede verleende vergunningen en de procedurele publicaties in dat kader. In verband met deze vragen deel ik u het volgende mede. Mede naar aanleiding van uw klachten is een onderzoek gestart of de St. Martinuskerk over een milieuvergunning dient te beschikken. Daarbij speelt een rol dat een Algemene Maatregel van Bestuur in voorbereiding is die ook regels gaat stellen voor inrichtingen voor het houden van kerkelijke of levensbeschouwelijke bijeenkomsten. Wanneer de St. Martinuskerk onder de werkingssfeer van die Amvb komt te vallen, vervalt een eventuele vergunningsplicht op grond van de Wet milieubeheer. Naar verwachting treedt deze Amvb binnen enkele maanden in werking. Aangezien het onderzoek met betrekking tot het al dan niet vergunningplichtig zijn van genoemde kerk momenteel nog niet geheel is afgerond, onder andere in verband met de door u gesignaleerde geluidsoverlast, kan ik momenteel niet op al uw vragen een antwoord geven. Uit het vorenstaande moge duidelijk zijn dat de St. Martinuskerk (nog) niet over een (milieu)vergunning beschikt; publikaties verwijzende naar verleende vergunningen in dat kader zijn er dan ook niet. Zodra duidelijkheid bestaat ten aanzien van het van toepassing zijnde wettelijke regiem, geluidsnormeringen e.d. ontvangt u nader bericht..." 1.2.2. Bij brief van 22 juli 1997 wees de heer S. de deken van de St. Martinuskerk op de klacht van verzoeker. De heer S. verzocht om inzicht in de frequentie en duur van het klokkenluiden alsmede het speelschema van het carillon.1.3. Het kerkbestuur antwoordde de heer S. bij brief van 14 augustus 1997. 1.4.1. Verzoeker liet het college van burgemeester en wethouders op 25 augustus 1997 schriftelijk het volgende weten:"...Bij deze trek ik de brief van 12 juni jl. over de kerkklokken en andere ongemakken in. Hiervoor komt in de plaats het op 25 augustus 1997 overhandigde rapport op naam van Comit Tegen de Terreur van de Kerkklokken. Dat comit is na afsluiting van dat rapport echter ontbonden, zodat correspondentie hierover gevoerd kan worden met demissionair secretaris (verzoeker; N.o.)..." Een soortgelijke brief zond verzoeker aan de heer S. 1.4.2. Het door verzoeker bedoelde rapport van het Comit 'Stop de Terreur van de Kerkklokken' bevatte onder meer een "Beknopt verslag enqu te naar overlast kerkklokken St. Martinus Weert" van 25 augustus 1997 gericht aan de gemeenteraad. Dit verslag vermeldde onder meer het volgende:"...Enqu te In Weerter Binnenstad: Automatisch Carillon en Luiden te Hard Het automatisch carillon van de St. Martinus in Weert, dat tot 8 uur 's avonds elk kwartier is te horen, is onnodig luidruchtig, en saai. Het luiden is vooral te hard, duurt volgens velen ook te lang, en gebeurt vaak op momenten dat het niet nodig is. Dat is de mening van de Weerter binnenstadbewoners. Het Comit 'Stop de Terreur van de Kerkklokken' heeft afgelopen zomer onder + 400 huishoudens en ondernemers een enqu te gehouden, waarbij de vraag werd voorgelegd: 'Ondervindt u overlast van het luiden en/of (automatisch) carillon?' Vorige week werd al bekend, dat een deel van de ondervraagde middenstand en marktmensen een hekel blijken te hebben aan de beiaard. Bij de bevolking zijn de carillonconcerten in de enqu te niet ter discussie gesteld, omdat hiervoor een enthousiaste groep liefhebbers is. Bovendien is het geluidsniveau hiervan veel geringer dan van het automatische carillon, (vallen dus niet

onder de definitie 'terreur' en werden ze op het moment van het onderzoek nog maar twee keer per maand gehouden. Het automatische carillon is aanzienlijk minder populair, vooral in de straten rondom de kerk. De overlast van de klokken is vooral voelbaar op hoger gelegen verdiepingen van appartementsgebouwen en bij de meer vrij gelegen woningen. Hierdoor kan het gebeuren, dat in verder weg gelegen straten dikwijls meer overlast wordt gemeld dan 'onder de toren'. (...) De ondertekenaars zien de overlast vooral als een aantasting van hun woongenot. Zo wordt veel genoemd: bij het luisteren naar radio, tv en cd-speler, het ontvangen van bezoek (waarbij het raam dicht moet), het buiten zitten met mooi weer, en bij studie of hobby. Verder zijn er o.a. klachten over de gevolgen voor de gezondheid en bij mensen die overdag moeten slapen. Het comit heeft ook uitgezocht waarom er tegenwoordig meer bewoners zijn die zich storen aan klokken dan vroeger. Dit komt voornamelijk omdat de kerk een veel minder belangrijke rol speelt en bovendien bij veel minder mensen. Verder zitten er door allerlei oorzaken meer mensen thuis. Het comit stelt op grond van de enqu teformulieren en de honderden gevoerde gesprekken voor om het luiden weer tot n keer per kerkdienst te beperken en het automatische carillon alleen overdag, en dan alleen op de hele uren te laten horen. Hiervoor moet dan wel een andere melodie worden uitgekozen, die minder rommelig en saai is. (...) De gemeente heeft inmiddels in een brief laten weten, dat aan de kerk geen milieuvergunning is afgegeven. Op het stadhuis wordt nog onderzocht of daar een verplichting toe bestaat. Er staat voor het najaar in ieder geval een gemeentelijke geluidsnota op stapel, waarin ook het luiden en spelen van kerkklokken wordt geregeld. Aan het eind van een uitgebreid rapport over het deze week afgesloten onderzoek, eist het comit van de gemeente om bij deze nota betrokken te worden..."1.5. Bij brief van 28 augustus 1997 liet verzoeker het college van burgemeester en wethouders het volgende weten:"...Op 12 juni heb ik een schriftelijke klacht bij u ingediend met betrekking tot het toegenomen luiden, het storende spelen van het automatische carillon (eigendom van de gemeente), en het harde slaan van de klok. Ontvangstbevestiging heb ik nooit gehad en na 50 dagen kwam er eindelijk een voorlopig antwoord. In de

tussentijd waren er wel offici le verklaringen in de pers verschenen, die rechtstreeks met mijn klacht te maken hebben, maar dit terzijde. Een van de klachten betrof het automatische carillon, dat te hard was en -laten we zeggen- niet mooi klonk. Op zaterdag 23 augustus was ik te gast bij onze stadsbeiaardier St. Hij kon mij in korte tijd haarfijn uitleggen, dat en waarom een aantal wensen technisch gewoon niet mogelijk zijn, en er aan een aantal zaken druk gewerkt wordt. Maar afregelen van gesofistikeerde apparatuur doe je niet zomaar. De heer St. vraagt zich terecht af waarom ik met mijn klachten niet eerder gekomen ben. Maar ik vraag me ook terecht af waarom de ambtenaren, die mijn klacht in behandeling hebben, daarover de heer St. niet geraadpleegd heeft, zelfs niet van de bezwaren op de hoogte heeft gebracht. Niet ik, maar de gemeente i.c. de met de klacht belaste ambtenaar, dient de hulp van een deskundige in te roepen. De gemeente heeft nota bene die deskundige zelf, in de persoon van de heer St., in dienst. Weliswaar is de hoofdvraag in mijn brief: 'Heeft hij geen vergunning nodig?', en "Mag dat zomaar?' Maar daarvoor dienen ook de aard en oorzaak van de klachten onderzocht te worden. (...) Intussen is er op het stadhuis (afdeling milieu en/of cultuur) en bij anderen daarbuiten niet opgekomen om de heer St. eens te laten uitleggen dat het allemaal van tijdelijke en voorbijgaande aard is. Het ligt voor de hand om dan de beschuldigende vinger naar de heer S. te wijzen, die belast is met de behandeling van mijn klacht. Hij immers, en hij als enige, is de persoon met wie ik contact heb onderhouden. (...) De nalatigheid dan wel plichtsverzuim van mij onbekende ambtenaren heeft ertoe geleid dat onnodig lang irritatie over het automatische carillon is geweest bij omwonenden van de kerk. Want als je weet, waardoor je klachten ontstaan en dat het allemaal beter wordt - en dat laatste niet t.g.v. een geluidsnota – neemt dat voor een groot deel de irritatie bij omwonenden weg. Dit had dus binnen een week gebeurd kunnen zijn. Naast de door de heer St. in de Limburger van 26 augustus onthulde verbeteringen, heeft hij nog veel meer goede idee n, waar ik volledig achter kan staan. Concrete beschrijving van de klachten die ik bij u neerleg:*        Het genoemde deel van mijn bezwaren in de brief van 12 juni had om de in de derde alinea beschreven reden binnen een week opgelost kunnen zijn, om bovengenoemde redenen.

*        Voor het inmiddels ter ziele Comit 'Stop de Terreur....etc.", waarvan ik de erfgenaam ben, heeft dat gevolg gehad, dat het zich niet tot zijn kerntaak, het aankaarten van de overlast van de luidklokken, heeft kunnen beperken. *        Na elf weken heb ik nog niets concreets vernomen. Alleen, dat de kerk geen vergunning heeft, maar dat wist ik al maanden..."1.6. Het hoofd van de afdeling milieu van de gemeente Weert, de heer S., stuurde verzoeker op 11 september 1997 een ontvangstbevestiging van zijn brief van 28 augustus 1997.1.7. Het kerkbestuur verstrekte de heer S. bij brief van 17 september 1997 informatie over de "luidactiviteiten" van de St. Martinuskerk.1.8. Het college van burgemeester en wethouders berichtte verzoeker op 6 oktober 1997 schriftelijk het volgende:"...Hierbij willen wij in het kort reageren op de brieven die wij de laatste maanden van u hebben ontvangen. Het gemeentelijk beleid is er op gericht dat kerken en andere levensbeschouwelijke instellingen die hun geloofsuitingen uitdragen middels bijvoorbeeld klokkengelui, niet behoeven te beschikken over een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer. Ons beleid is ingegeven door onze overtuiging dat de kerken onderdeel uitmaken van een internationaal cultuur-historisch goed. Van de uitslag van uw enqu te en de daaraan door u verbonden conclusies hebben wij kennis genomen. Inmiddels is dezerzijds overleg gevoerd met een vertegenwoordiging van de St. Martinuskerk. Uiteindelijk heeft een en ander er toe geleid dat er aanpassingen hebben plaatsgevonden aan het klokkenluiden en gebruik van carillon. Uit uw laatste brief van 28 augustus jl. begrijpen wij dat uw ergernissen, in het bijzonder dankzij de gesprekken die u met betrokkenen heeft gevoerd, in grote lijnen inmiddels zijn weggenomen. Wij vertrouwen erop u hiermede voldoende te hebben ge nformeerd en beschouwen deze kwestie als afgedaan..." Boven aan de brief stond vermeld dat nadere inlichtingen konden worden ingewonnen bij Sa.

1.9. Bij brief van 15 oktober 1997 deelde verzoeker het college van burgmeester en wethouders het volgende mee:"...In juni heb ik bij u een klacht ingediend over het luiden, spelen en slaan van de klokken van de St. Martinuskerk alhier. In augustus heeft u een rapport ontvangen over de enqu te die naar aanleiding van de overlast is gehouden. Een week later, 28 augustus, dien ik bij u een klacht in over de nalatigheid van de behandelende ambtenaren. In strijd met de procedure heeft u deze klacht door de falende ambtenaren i.p.v. hun chef laten afhandelen. Waarom stuur ik de brief dan aan , nota bene met toevoeging 'Vertrouwelijk'? Het verbaast me ook niet, dat ik een ultra-korte reactie bestaande uit een opeenvolging van onzin, tegenstrijdigheden en leugens kreeg opgestuurd. Vragen die wel gesteld zijn worden geen van alle beantwoord. Als toppunt van minachting eindigt deze brief ook nog eens met de mededeling, dat u de kwestie als afgedaan beschouwt. (...) De als contactpersoon genoemde mevrouw Sa. Blijkt bij telefonische navraag (13 oktober) van toeten noch blazen te weten. Ik loop deze brief even punt voor punt met u door:1e alinea:Nooit en nergens heb ik het luiden of spelen van klokken an sich ter discussie gesteld, niet in mijn brief van 12 juni en niet in het rapport van half augustus. Is deze alinea ook van toepassing op moskee n? Bepaalt de gemeente tegenwoordig of iets onder een wet valt? In de in juli met veel tamtam aangekondigde geluidsnota komt volgens S. (15 oktober) niets te staan over kerkklokken. Het is dus een smoes geweest om het morrende volk aan het lijntje te houden. 2e alinea:In ieder geval wordt eindelijk erkend dat de klachten van de bewoners en middenstand terecht waren. U beweert dat de aanpassing van het carillon het gevolg is geweest van gesprekken met het kerkbestuur. Dit is een leugen. De heer St. die het automatische carillon onder zijn hoede heeft is nooit door de gemeente van klachten op de hoogte gebracht. Niet direct en niet indirect. Niet voor 16 augustus toen ik met hem voor het eerst sprak en hij zijn plannen tot aanpassing van het carillon ontvouwde en niet tot 7 oktober toen de verbeteringen van het carillon zijn uitgevoerd. 3e alinea:Weer een verdraaiing van feiten. In mijn brief van 28 augustus verwijt ik de met uitvoering belaste ambtena(a)r(en) de klacht

m.b.t. het automatisch carillon niet aan de heer St. te hebben voorgelegd. Daardoor h d onnodig lange ergernis voorkomen k nnen worden. 4e alinea:Nee, de zaak is niet afgedaan. Met name de op 28 augustus bij u ingediende klacht is niet, en bovendien niet volgens de juiste procedure en binnen de termijn van 6 weken behandeld. Hierdoor rest mij niets anders dan een klacht in te dienen bij de Nationale ombudsman. Dit ontheft u overigens niet van de plicht deze brief nu wel fatsoenlijk te beantwoorden. Hoewel er nog geen reden tot overmatig juichen is, zijn door aanpassingen de meeste klachten over het luiden verdwenen. Toch houdt deken (...) zich nog steeds niet aan zijn meermalen gedane belofte het luiden tot 5 minuten te beperken. Bij veel extra diensten zoals onlangs de hoogmis voor zoeaven, de kermis-mis en bij begrafenissen zijn luidtijden van een kwartier nog eerder regel dan uitzondering. Ook het slaan van de klok op het hele en halve uur tot 9 uur 's avonds is nog niet aangepast en levert nog steeds veel overlast op. Het automatisch carillon is geen bezwaar meer en klinkt nu tenminste als een carillon. Dit is echter niet te danken aan de gemeente, maar aan de heer St. Omdat de overlast van de klokken is verminderd -dit ondanks het verzaken van uw ambtenaren-, heb ik besloten af te zien van het indienen van een planschadevergoeding. Toch moet u niet denken dat ik 4 maanden wacht op uiteindelijk een onzinnig flutbriefje dat ook na 3 dagen gestuurd had kunnen worden? Ik geloof dat u vergeet, dat er van het hele carillon niets in huis gekomen was als ik begin juni naar de rechter gelopen was..."1.10. Het college van burgemeester en wethouders antwoordde verzoeker schriftelijk op 2 december 1997:"...Uit eerdere correspondentie uwerzijds inzake vermeende geluidsoverlast veroorzaakt door de St. Martinuskerk hebben wij geconstateerd dat aan u zowel schriftelijk als mondeling de gevraagde informatie is verschaft. Zoals in onze brief van 6 oktober 1997 reeds is aangegeven beschouwen wij deze kwestie als afgedaan..."2. Standpunt van verzoekerVoor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder

Klacht

en naar zijn hiervoor onder 1. Feiten opgenomen brieven.

3. Standpunt van het college van burgemeester en wethouders van Weert3.1. In reactie op de klacht deelde het college van burgemeester en wethouders het volgende mee:"...Naar onze mening zijn wij serieus met de klacht van (verzoeker; N.o.) over het luiden van de kerkklokken omgegaan. In bijgevoegd chronologisch overzicht hebben wij op een rij gezet welke brieven wij hebben ontvangen en verstuurd en welke acties wij hebben ondernomen. Zoals uit het overzicht blijkt heeft (verzoeker; N.o.) een groot aantal brieven in korte tijd verstuurd. De brief van 28 augustus was de zevende brief van (verzoeker; N.o.) in 3 dagen tijd over hetzelfde onderwerp. Nadat wij ons ervan hadden vergewist dat de inhoudelijke klacht betreffende het luiden van het carillon niet meer bestond, hebben wij de stroom van brieven in n keer beantwoord in de brief van 6 oktober jl. Met betrekking tot de beantwoording van de brief van 28 augustus jl. merken wij het volgende op:-        (Verzoeker; N.o.) beklaagt zich er over dat zijn brief van 12 juni pas na 50 dagen "voorlopig" is beantwoord. Zoals uit bijgevoegd antwoordschrijven blijkt heeft de gemeente op 22 juli deze brief beantwoord. (...) -        In een brief van 25 augustus jl. (aan het college en aan de heer S., het hoofd van de afdeling Milieu) heeft (verzoeker; N.o.) zijn brief van 12 juni jl. ingetrokken (...). Het bevreemdt ons derhalve dat hij in zijn brief van 28 augustus jl. weer ingaat op de brief van 12 juni jl.; -        (Verzoeker; N.o.) vraagt zich in de brief af waarom de gemeente niet eerder contact heeft opgenomen met de stadsbeiaardier. De gemeente heeft naar aanleiding van de klacht van (verzoeker: N.o.) van 12 juni zowel telefonisch als schriftelijk contact opgenomen met het kerkbestuur. Uit het antwoordschrijven van de heer G. van 14 augustus jl. konden wij afleiden dat de problemen met het carillon grotendeels zouden zijn opgelost. (...) Wij achten het niet wenselijk dat brieven tussen de gemeente en het kerkbestuur aan derden worden toegezonden. Dit omdat er in de pers veel commotie over deze kwestie was en wij geen olie op het vuur wilden gooien. Ook achten wij het niet fatsoenlijk jegens het kerkbestuur om deze briefwisseling door te zenden. (...) -        (Verzoeker uit zijn ongenoegen over de berichtgeving in de media die er naar aanleiding van zijn brief van 12 juni jl. is geweest. De berichtgeving is het gevolg van het feit dat (verzoeker; N.o.) zijn brief aan de Raad heeft gericht.                   Brieven aan de Raad zijn in principe openbaar en worden automatisch aan de pers verstrekt. (Verzoeker; N.o.) stelt voorts dat het college in haar brief van 6 oktober jl. ten onrechte de verantwoordelijkheid opeist voor de verbeteringen aan het automatisch carillon. Naar onze mening is dat geenszins het geval. In onze brief schrijven wij dat "een en ander er (uiteindelijk) toe (heeft) geleid dat er aanpassingen hebben plaatsgevonden aan het klokkenluiden en gebruik van carillon". "Een en ander" slaat onder andere terug op het overleg tussen gemeente en vertegenwoordiging van het kerkbestuur. Wij achten het alleszins mogelijk dat de acties van (verzoeker; N.o.) hierbij ook een rol hebben gespeeld, en hebben nooit gesteld dat dit niet het geval zou zijn. Ten slotte vraagt u onze reactie op de klacht van (verzoeker; N.o.) dat wij zijn klacht (van 28 augustus?) hebben laten behandelen door een ambtenaar van de afdeling waarop de klacht betrekking heeft. Wij hebben de brief van 28 augustus niet opgevat of herkend als een klacht waarop de klachtenregeling van toepassing zou zijn, maar als een vervolgbrief op de inhoudelijke kwestie van het carillon. Als gevolg daarvan is de brief van 28 augustus, tezamen met enkele andere brieven beantwoord door onze brief van 6 oktober en is er geen procedure conform de klachtenregeling opgestart..."3.2. Het door het college van burgemeester en wethouders bijgevoegde chronologische overzicht vermeldde het volgende:"...Chronologisch overzicht 12 juni 1997     Brief van (verzoeker; N.o.) aan Burgemeester en Wethouders n aan de gemeenteraad inzake klachten geluidsoverlast St. Martinuskerk alsmede andere ongemakken van/in de binnenstad. Eenzelfde brief is gericht aan het hoofd van de afdeling milieu, dhr. S. 17 juni en in week 26    Telefonisch overleg met secretaris van het Kerkbestuur. 27/30 juni 1997  Bij pastorie van Deken (...) vraag inzake luidschema's (telefonisch) neergelegd. 22 juli 1997     Brief van afdelingshoofd milieu aan (verzoeker; N.o.) in antwoord op zijn brief van 12 juni 1997. 22 juli 1997     Brief van afdelingshoofd aan Deken (...) waarbij het mondelinge verzoek van 30 juni 1997 schriftelijk wordt herhaald. 7 augustus 1997  (Verzoeker; N.o.) belt dhr. S. naar aanleiding van brief van 22 juli 1997. Dhr S. verstrekt geen inhoudelijke informatie maar deelt (verzoeker; N.o.) mede dat hij, zodra conclusies getrokken zijn, informatie ontvangt. 14 augustus 1997         Naar aanleiding van de brief van 22 juli 1997 van gemeente reageert de secretaris van het kerkbestuur van de St. Martinusparochie ook schriftelijk. 21 augustus 1997         Ontvangstbevestiging van de brief van het Kerkbestuur van 14 augustus 1997 ondertekend door het plaatsvervangend afdelingshoofd milieu. 25 augustus 1997         Brief van (verzoeker; N.o.) aan het College van Burgemeester en Wethouders inhoudende dat hij de brief van 12 juni 1997 intrekt. 25 augustus 1997         Brief van (verzoeker; N.o.) aan dhr. S. inhoudende dat hij de brief van 12 juni 1997 intrekt en deze vervangt door het rapport van het Comit dat hij diezelfde dag bij het College van Burgemeester en Wethouders bezorgd heeft. 25 augustus 1997         Brief van (verzoeker; N.o.) (als secretaris van het comit "Stop de Terreur van de Kerkklokken") aan het College van Burgemeester en Wethouders alsmede gericht aan de gemeenteraad inhoudende een beknopt verslag van de door het Comit gehouden enqu te naar overlast kerkklokken. Boven brief staat: "tevens persbericht". (...) 26 augustus 1997         Brief van (verzoeker; N.o.) (als demissionair secretaris van Comit ) gericht aan de gemeenteraad inzake een verslag van de enqu te en mededeling dat hij zich distantieert van een artikel in "de Limburger" over die enqu te. Hij geeft daarbij aan zelf met de journalist gesproken te hebben. 26 augustus 1997         Soortgelijke brief gericht aan het College van Burgemeester en Wethouders. 26 augustus 1997         Brief gericht aan Wethouder Sc. betreffende de journalistieke ethiek. 27 augustus 1997         Gesprek tussen dhr. N. (plaatsvervangend afdelingshoofd milieu), mevr. Sa. en de stadsbeiaardier die over de kwestie uitleg komt geven. Hij verstrekt een visitekaartje met de mededeling dat hij wegens verplichtingen enige tijd in het buitenland vertoeft. 28 augustus 1997         Brief van (verzoeker; N.o.) gericht aan het College inhoudende "Klacht tegen onbekende". De brief is door (verzoeker; N.o.) als vertrouwelijk betiteld en hij voegt er, in de vorm van een bijlage, een tweede en derde nawoord uit het Rapport aan toe met het verzoek, voor zo ver mogelijk, de bijlage uit het originele Rapport, te vervangen. 10 september 1997        Telefonisch verzoek aan Deken (...) om de luidschema's van kerkklokken en tijdstippen en duur van carillonspel over te leggen. 11 september 1997        Ontvangstbevestiging aan (verzoeker; N.o.) van zijn brief van 28 augustus 1997. Deze ontvangstbevestiging wordt ondertekend door S. 17 september 1997        Brief van het Kerkbestuur waarin de luidschema's van klokken en carillon worden verstrekt. 6 oktober 1997   Reactie van het College van Burgemeester en Wethouders op meerdere brieven van (verzoeker; N.o.) 13 oktober 1997  (Verzoeker; N.o.) neemt telefonisch contact op met mw. Sa. naar aanleiding van brief van 6 oktober 1997 en zegt dat hij vragen heeft over een aantal zaken. Die vragen hebben betrekking op de door dhr. S. toegezegde geluidsnotitie. Hij wilde

o.a. weten wat in die notitie komt, wanneer die komt en of er maatregelen worden voorgeschreven in verband met klokkengelui, of er voorschriften komen met betrekking tot andere vormen van geloofsuiting, zoals moskee n. Gelet op de inhoud van die vragen is (verzoeker; N.o.) medegedeeld dat hij hierover door dhr. S. teruggebeld zou worden. (Verzoeker; N.o.) verzocht op zijn werk gebeld te worden en gaf het desbetreffende telefoonnummer. 16 of 17 oktober 1997    Dhr. S. neemt telefonisch contact op met (verzoeker; N.o.) naar aanleiding van diens telefoontje van 13 oktober 1997. Desgevraagd deelt dhr. S. aan (verzoeker; N.o.) mede dat in 1998 een geluidnota wordt opgesteld welke naar verwachting een algemeen kader zal zijn en geen exacte normen zal bevatten wat geluidhinderbeleid betreft. 15 oktober 1997          Brief van (verzoeker; N.o.) aan College van Burgemeester en Wethouders inhoudende een klacht over afhandeling klacht door gemeente betreffende klachten geluidsoverlast kerk en opnieuw verzoek om informatie. 4 november 1997  Brief van (verzoeker; N.o.) aan College van Burgemeester en Wethouders inhoudende een aanvulling op klacht en verzoek om informatie neergelegd in brief van 15 oktober 1997. 2 december 1997  Beantwoording van brieven van (verzoeker; N.o.) van 15 oktober en 4 november door College van Burgemeester en Wethouders..."4. Reactie van verzoekerIn een nadere reactie merkte verzoeker op dat hij het college van burgemeester en wethouders op 25 augustus 1997 te kennen had gegeven dat hij zijn brief van 12 juni 1997 wilde vervangen door de beter geformuleerde en volledig uitgewerkte bezwaren in het rapport van 25 augustus 1997.

Voorts liet verzoeker het volgende weten:"...In de bijlage van het rapport steek ik mijn optimisme over de door de heer St. aangekondigde verbeteringen aan het automatische carillon niet onder stoelen of banken. Deze hadden echter nog niet plaatsgevonden en het optimisme was, zoals hierboven blijkt, te voorbarig. Ik schrijf in mijn klacht van 28 augustus dat de irritatie over dit deel van de klachten (het automatische carillon) had kunnen worden weggenomen indien de gemeente zich zou hebben ingespannen om de juiste persoon, de heer St., te benaderen. In plaats daarvan hield de gemeente stug vol dat het door omwonenden toen als n brok ellende ervaren automatische carillon als Weert Promotion moest worden beschouwd. (...) Wat de gemeente een antwoord noemt, haar brief van 22 juli, blijf ik een voorlopig antwoord noemen. Dit blijkt ook uit de tekst ervan, waarin blijkt dat nog van alles moet worden uitgezocht, en uit de afsluitende zin. De vraag of vergunning is verleend, wordt verder omstandig met 'nee' beantwoord. (...) De reden dat ik in mijn brief van 28 augustus in ga op mijn brief van 12 juni is dat de klacht zich uitstrekt over de nalatigheden c.q. plichtsverzuim door de gemeente in de periode tot het verschijnen van het rapport op 25 augustus. Dat de brief van 12 juni op 25 augustus is ingetrokken doet dus niet ter zake. Bovendien is deze vervangen door het hiervoor genoemde rapport waar hetzelfde beter in geformuleerd staat, zoals hierboven ergens al is uitgelegd. (...) De gemeente heeft mijns inziens onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat zij al het redelijk in haar vermogen liggende gedaan heeft om een eind te maken aan de overlast, die zij in eerste instantie al had moeten en kunnen voorkomen. In plaats daarvan probeert ze een rookgordijn op te trekken door niet ter zake dienende correspondentie op te voeren. De door de gemeente formeel juist gesignaleerde afwijkingen in het rapport, dienen slechts als afleidingsmanoeuvre. Verder probeert zij mij te vangen op 'vormfouten'. Ik had het me op mijn beurt best makkelijker kunnen maken. Zo schreef ik brieven tegelijk aan B&W, aan S. en ook nog eens aan de raad, en er bestond bij mij onwetendheid over de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de stadsbeiaardier de heer St. (waar de gemeente trouwens zelf nog meer de mist mee is ingegaan). De klacht aan B&W van 28 augustus is ondubbelzinnig een offici le klacht volgens de door de gemeente zelf uitgegeven folder en

lijkt mij niet voor twee rlei uitleg vatbaar. Ook niet de vervanging van mijn brief van 12 juni door het rapport van 25 augustus. Verder staat onomstotelijk vast, dat de gemeente de meeste van mijn vragen nooit beantwoord heeft. Ronduit dubieus is het gemak waarmee maatregelen worden aangekondigd, waarvan later weer blijkt dat deze nooit serieus overwogen zijn. Verder hebben ze bij de gemeente geen gevoel voor humor..."

Beoordeling

1. Inleiding1.1. Verzoeker klaagt over de wijze waarop het college van burgemeester en wethouders van Weert zijn klachten heeft afgehandeld over de geluidoverlast van het carillon van de St. Martinuskerk te Weert.1.2. Verzoeker had op 12 juni 1997 bij het college van burgemeester en wethouders een klacht ingediend over de geluidoverlast die het luiden van de klokken en het carillon van de St. Martinuskerk veroorzaakten. Bij brief van 25 augustus 1997 liet hij het college van burgemeester en wethouders weten dat hij zijn brief van 12 juni 1997 introk, en dat daarvoor in plaats was gekomen het rapport van het comit "Tegen de Terreur van de Kerkklokken". Dit rapport vermeldde onder meer dat naar aanleiding van de overlast van het carillon en het luiden van de klokken een enqu te was gehouden onder de bewoners van de binnenstad van Weert. Deze enqu te had uitgewezen dat het merendeel van deze bewoners hiervan hinder ondervond. Naar aanleiding van deze bevindingen stelde het Comit voor om het luiden van de klokken tot n keer per kerkdienst te beperken en het carillon alleen overdag te laten horen. Bij brief van 28 augustus 1997 wees verzoeker het college van burgemeester en wethouders op zijn brief van 12 juni 1997. In de brief van 28 augustus 1997 formuleerde hij verder nog een aantal klachten.2. Ten aanzien van de afhandeling van de brief van 28 augustus 1997 (klachtonderdelen 1 en 3)2.1. Verzoeker klaagt er over dat het college van burgemeester en wethouders in zijn brief van 6 oktober 1997 niet, althans niet volledig, is ingegaan op verzoekers klachtbrief van 28 augustus 1997. Verzoeker klaagt er in dit verband met name over dat zijn brief niet is opgevat als een klacht en daardoor niet via de klachtenregeling is afgehandeld. In zijn brief van 28 augustus 1997 deelde verzoeker het college van burgemeester en wethouders mee dat hij tot op dat moment nog geen concreet antwoord had ontvangen op zijn bij brief van 12 juni 1997 ingediende klacht over de geluidoverlast. Verder klaagde hij over de handelwijze van de ambtenaren van de gemeente die waren belast met de behandeling van het door verzoeker in zijn

brief van 12 juni 1997 gesignaleerde probleem. Verzoeker vroeg zich in dat verband af waarom er niet eerder actie richting de stadsbeiaardier was ondernomen. Indien dit zou zijn gebeurd, zouden de problemen veel eerder zijn opgelost, aldus verzoeker.2.2. Het college van burgemeester en wethouders liet verzoeker bij brief 6 oktober 1997 weten dat de St. Martinuskerk niet over een milieuvergunning behoefde te beschikken. Voorts was er van de zijde van de gemeente overleg gevoerd met een vertegenwoordiging van de St. Martinuskerk. Een en ander had er uiteindelijk toe geleid dat er aanpassingen hadden plaatsgevonden aan het klokkenluiden en het gebruik van het carillon. Tevens merkte het college van burge- meester en wethouders op uit de brief van verzoeker van 28 augustus 1997 begrepen te hebben dat zijn ergernissen inmiddels in grote lijnen waren weggenomen, in het bijzonder dankzij de gesprekken die verzoeker met betrokkenen had gevoerd. Het college vertrouwde er dan ook op verzoeker met zijn reactie voldoende te hebben ge nformeerd, en beschouwde de kwestie als afgedaan.2.3. Het college van burgemeester en wethouders is blijkens zijn reactie op de klacht van mening dat het met de brief van 6 oktober 1997 de brief van verzoeker van 28 augustus 1997 voldoende heeft beantwoord. Het college van burgemeester en wethouders merkte verder op dat het de brief van verzoeker van 28 augustus 1997 niet had opgevat noch had herkend als een klacht waarop de klachtenregeling van toepassing was, maar had beschouwd als een vervolgbrief op de inhoudelijke kwestie van het carillon. Als gevolg daarvan was de brief van 28 augustus 1997, tezamen met enkele andere brieven, beantwoord bij brief van 6 oktober 1997 en was er geen procedure conform de klachtenregeling opgestart. Het college kan in zijn standpunt niet worden gevolgd. Verzoeker geeft in zijn brief van 28 augustus 1997 immers duidelijk aan dat hij wenste te klagen over de handelwijze van de behandelend ambtenaren van de gemeente en met name over het ontbreken van enige actie richting de stadsbeiaardier. Het college van burgemeester en wethouders had verzoekers brief als een klacht dienen te laten afhandelen. Verzoeker had hiervan vervolgens op de hoogte dienen te worden gebracht. Nu de klacht betrekking had op medewerkers, waaronder het hoofd, van de afdeling milieu van de gemeente Weert, had als klachtbehandelaar de sectordirecteur moeten worden aangewezen (zie

Achtergrond

). Door in de brief van 28 augustus 1997 te volstaan met de mededeling dat de ergernissen van verzoeker door de aanpassingen aan het klokkenluiden en het gebruik van het carillon inmiddels in grote lijnen waren weggenomen, heeft het college onvoldoende oog gehad voor het belang van verzoeker bij een toereikende beantwoording van zijn klachtbrief van 28 augustus 1997. In zoverre is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

3. Ten aanzien van het opeisen van de verantwoordelijkheid voor de verbeteringen aan het carillon (klachtonderdeel 2)3.1. Verzoeker klaagt er verder over dat het college van burgemeester en wethouders in zijn brief van 6 oktober 1997 ten onrechte de verantwoordelijkheid opeist voor de verbeteringen die zijn doorgevoerd aan het automatisch carillon. Verzoeker doelde hierbij op de opmerking van het college dat van de zijde van de gemeente overleg was gevoerd met een vertegenwoordiging van de St. Martinuskerk en dat een en ander er uiteindelijk toe had geleid dat er aanpassingen hadden plaatsgevonden aan het klokkenluiden en het gebruik van het carillon.3.2. Het college van burgemeester merkte in reactie op dit klachtonderdeel op, dat de opmerking dat een en ander er uiteindelijk toe had geleid dat er aanpassingen hadden plaatsgevonden aan het klokkenluiden en het gebruik van het carillon terug sloeg op het overleg van de gemeente met de vertegenwoordiging van het kerkbestuur. Het had met deze opmerking echter niet beoogd te stellen dat de acties van verzoeker hierbij geen rol zouden hebben gespeeld.3.3. Vast staat dat het college naar aanleiding van de door verzoeker op 12 juni 1997 ingediende klacht contact heeft opgenomen met een vertegenwoordiging van het kerkbestuur (zie

Bevindingen

, onder 3.2.). Voorts geeft het college aan dat de brief van 6 oktober 1997 diende te worden beschouwd als een reactie op verzoekers eerdere brieven en dat het kennis had genomen van de uitslag van de enqu te en daaraan door verzoeker verbonden conclusies. Nu het college in zijn brief van 6 oktober 1997 verder heeft vermeld dat een en ander er uiteindelijk toe had geleid dat er aanpassingen hadden plaatsgevonden aan het klokkenluiden en het gebruik van het carillon kan niet worden gesteld dat het college van burgemeester en wethouders met deze brief heeft bedoeld te beweren dat deze aanpassingen alleen aan het college te danken waren geweest. De onderzochte gedraging is op dit onderdeel behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Weert is niet gegrond, behoudens ten

aanzien van het niet doen afhandelen van verzoekers brief van 28 augustus 1997 overeenkomstig de klachtenregeling; op dat punt is de klacht gegrond.                                                      

Instantie: Gemeente Weert/college van burgemeester em wethouders

Klacht:

Wijze van afhandelen klachten over geluidoverlast carillon St. Martinuskerk.

Oordeel:

Niet gegrond