Een ondernemer vroeg aan de Belastingdienst om een deel van zijn schuld kwijt te schelden. De Belastingdienst wees dit verzoek af. In het verleden waren afspraken gemaakt over het indienen van aangiften. Daar had de ondernemer zich niet aan gehouden. Hij diende aangiften een paar jaar te laat in. Hierdoor had de ondernemer volgens de Belastingdienst ernstig verwijtbaar gehandeld. Er werd geen kwijtschelding verleend.
De ondernemer vond dat hij niet verwijtbaar had gehandeld. Hij had de aangiften uit zichzelf ingediend. Ook had hij alleen maar een lichte boete gekregen. Volgens hem vond de Belastingdienst het daarom zelf ook niet ernstig verwijtbaar. Anders was er wel een hogere boete opgelegd.
Volgens de Belastingdienst wist de ondernemer dat hij naheffingsaanslagen en boetes zou krijgen als hij te laat aangifte deed. Dat was namelijk al eerder gebeurd. Ook het argument van de boete hielp de ondernemer niet. Er zijn verschillende redenen waarom de Belastingdienst een lage boete kan opleggen. Een lage boete betekent daarom niet automatisch dat er geen verwijtbaarheid is. Deze uitleg kan de Nationale ombudsman volgen.
De Nationale ombudsman vindt wel dat de Belastingdienst eerder had moeten uitleggen waarom er sprake is van ernstige verwijtbaarheid. Dat is nu pas duidelijk geworden nadat de ombudsman daar vragen over heeft gesteld. De ondernemer had dan eerder zekerheid gehad. Misschien was hij dan ook niet in beroep gegaan. Dat had hem en de Belastingdienst tijd en moeite bespaard.