Op 27 juli 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer E. te Vlissingen, met een klacht over een gedraging van Cadans Uitvoeringsinstelling BV, basiskantoor Breda.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, werd een onderzoek ingesteld.
Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:
Verzoeker klaagt over het uitblijven van een beslissing van Cadans Uitvoeringsinstelling BV, basiskantoor Breda (hierna: Cadans), op de door Cadans op 29 februari 2000 van verzoeker ontvangen aanvraag om toekenning van een uitkering als bedoeld in de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
Achtergrond
1. Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz, Wet van 24 april 1997, Stb. 176)
Hoofdstuk 3. De uitkeringen
(…)
artikel 7, eerste lid:
"Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft de verzekerde die arbeidsongeschikt wordt indien hij in de 52 weken onmiddellijk voorafgaande aan de dag, waarop de arbeidsongeschiktheid is ingetreden, arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven heeft verricht gericht op het verwerven van winst of inkomsten. Als eerste dag van de arbeidsongeschiktheid geldt de eerste werkdag waarop wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan regels stellen welke dag als eerste dag wordt aangemerkt."
2. Besluit beslistermijnen sociale verzekeringswetten (Amvb van 28 december 1993, Stb. 779)
Hoofdstuk XII. Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
Artikel 15, eerste en tweede lid:
"1. Een beschikking over het verzekerd zijn ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.
2. Een beschikking ingevolge hoofdstuk 3 van die wet wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag."
Hoofdstuk XIV. Verlenging termijnen
Artikel 18:
"Indien een beschikking ingevolge een in de hoofdstukken I tot en met XIII van dit besluit genoemde wet niet binnen de in dit besluit bepaalde termijn kan worden gegeven, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien."
Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd Cadans Uitvoeringsinstelling BV verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd Cadans Uitvoeringsinstelling BV een aantal specifieke vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
Verzoeker deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
De reacties van Cadans Uitvoeringsinstelling BV gaven aanleiding het verslag aan te vullen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Op 18 februari 2000 diende verzoeker bij Gak Nederland BV, kantoor Goes (hierna: het Gak) een aanvraag in om toekenning van een uitkering als bedoeld in de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz).
2. Bij brief van 24 februari 2000 liet het Gak aan Cadans Uitvoeringsinstelling BV, kantoor Breda (hierna: Cadans), onder meer het volgende weten:
"Betreft: aanvraag arbeidsongeschiktheidsuitkering ten behoeve van:
(verzoeker; N.o.)
(…)
Hierbij sturen wij de stukken van bovengenoemde.
Volgens ons bent u de bevoegde uitvoeringsinstelling omdat het een autorijschoolhouder betreft.
Wij verzoeken u de stukken in behandeling te nemen.
Betrokkene is van doorzending in kennis gesteld."
Cadans ontving deze brief met bijbehorende stukken op 29 februari 2000.
3. Bij brief van 4 mei 2000 rappelleerde verzoeker bij Cadans over het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag om toekenning van een uitkering als bedoeld in de Waz.
B. Standpunt Verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder klacht.
C. Standpunt Cadans Uitvoeringsinstelling BV
1. In reactie op de klacht en enkele vragen van de Nationale ombudsman liet Cadans bij brief van 1 september 2000 onder meer het volgende weten:
"De aanvraag is op 18 februari 2000 ingediend bij het GAK. Op 24 februari 2000 is deze ter afhandeling aan ons doorgezonden, omdat Cadans de bevoegde UVI (uitvoeringsinstelling; N.o.) bleek te zijn. Hierover is (verzoeker; N.o.) middels een brief van 24 februari 2000 op de hoogte gebracht. Helaas moeten wij vaststellen dat de afhandeling vervolgens grote vertraging heeft opgelopen. Hiervoor bieden wij onze welgemeende excuses aan.
Inmiddels is betrokkene opgeroepen voor het spreekuur van de verzekeringsarts op
5 september 2000, om 13.00 uur. De bevindingen van de verzekeringsarts, bepalen het vervolgtraject. Op dit moment kan derhalve nog niet bepaald worden, op welke termijn definitief uitsluitsel gegeven kan worden. Wel zeggen we toe dat de afhandeling geen enkele vertraging meer op zal lopen, zover dit binnen onze eigen invloedssfeer ligt."
2. Naar aanleiding van nadere vragen van de Nationale ombudsman gaf Cadans bij brief van 1 september 2000 (bedoeld is: 10 september 2000) onder meer de volgende informatie:
"Ter bevestiging van (het; N.o.) telefoongesprek van 6 september j.l., deel ik u mede dat de in onze brief van 1 september 2000 genoemde vertraging, vooral veroorzaakt is door onze interne prioriteitsstelling. Een prioriteitsstelling die mede ingegeven is door de doelstellingen die het Lisv (Landelijk instituut sociale verzekeringen; N.o.) ons heeft opgelegd.
Daarnaast moeten we vaststellen dat we met meer inzicht en creativiteit, de vertraging hadden kunnen beperken. Dit is helaas in onvoldoende mate gebeurd."
3. Bij brief van 29 september 2000 liet Cadans onder meer het volgende weten:
"Naar aanleiding van onze brief van 1 september 2000 (bedoeld is: 10 september 2000; N.o.), heeft u nog enige aanvullende informatie gevraagd. In verband hiermee hebben we nog eens extra zorgvuldig gekeken naar de gevolgde procedure.
We hebben moeten vaststellen dat de belangrijkste oorzaak van vertraging gelegen is in het feit dat bij de overdrachtsmomenten het dossier te lang is blijven liggen. De vakantieperiode heeft de afhandeling nog verder vertraagd.
Daarnaast is het zo, dat wij zoveel mogelijk streven naar een volgordelijkheid in de afhandeling van het werkaanbod waarbij de eindejaarsbeoordeling de hoogste prioriteit heeft.
In de verdere prioriteitenstelling heeft onderhavige kwestie de tweede prioriteit.
In die samenhang is vertraging ontstaan, waarbij mag worden vastgesteld dat deze een veel grotere omvang heeft gekregen dan acceptabel is. Dit soort situaties heeft bij voortduring onze aandacht. Helaas moeten wij constateren dat in onderhavige kwestie, de voortgangsbewaking niet afdoende gebleken is. Dit is voor ons aanleiding geweest om de procedure aan te scherpen."
4. Bij brief van 17 november 2000 zond Cadans een afschrift van de op 15 november 2000 gedateerde brief aan verzoeker, waarin Cadans hem onder meer het volgende liet weten:
"Op 14 november 2000 spraken wij met elkaar over uw arbeidsongeschiktheid. Graag bevestig ik in deze brief zoals beloofd de belangrijkste conclusies van ons gesprek.
Beslissing over uw mate van arbeidsongeschiktheid en recht op uitkering
Het doel van ons gesprek was vast te stellen of u aan het einde van de 52 weken 'wachttijd' (per 4 november 1999, zijnde het Waz-beoordelingsmoment) arbeidsongeschikt bent in de zin van de Waz.
Mijn conclusie is dat u dan voor minder dan 25% arbeidsongeschikt wordt en dan dus niet in aanmerking komt voor een Waz-uitkering.
(…)
Als u bezwaar wilt maken
U gaf aan de systematiek volgens welke de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling tot stand kwam te hebben begrepen maar het niet eens te zijn met de uitkomsten van deze beoordeling.
Zoals ik heb aangegeven kunt u zowel ten aanzien van de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid als onze conclusie met betrekking tot uw "arbeidsgehandicapte" zijn, bezwaar aantekenen. Dat kunt u echter pas doen als u van ons een beschikking heeft ontvangen waarin de conclusies in deze brief officieel aan u worden bevestigd. Deze beschikking wordt u op korte termijn toegestuurd."
5. Bij brief van 19 december 2000 stuurde Cadans verzoeker de beschikking inzake zijn aanvraag.
Beoordeling
1. Verzoeker klaagt over het uitblijven van een beslissing van Cadans Uitvoeringsinstelling BV, basiskantoor Breda (hierna: Cadans), op zijn aanvraag om toekenning van een uitkering als bedoeld in de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz-uitkering).
2. Ingevolge artikel 15, tweede lid van het Besluit beslistermijnen sociale verzekeringswetten dient een beschikking op een aanvraag om een Waz-uitkering binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag te worden gegeven. Uit artikel 18 van dit Besluit volgt dat, indien de beschikking niet binnen deze termijn kan worden gegeven, de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis dient te worden gesteld, onder vermelding van een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (zie achtergrond, onder 2.).
3. Verzoekers aanvraag voor een Waz-uitkering heeft Cadans op 29 februari 2000 ontvangen. De beslistermijn op verzoekers aanvraag is derhalve aangevangen op 29 februari 2000. Er is geen kennisgeving van Cadans aan verzoeker uitgegaan om de beslistermijn met een - nader bepaalde - redelijke termijn te verlengen. Dit betekent dat Cadans in beginsel uiterlijk 30 mei 2000 had moeten beslissen op verzoekers aanvraag. Vaststaat dat Cadans dit niet heeft gedaan. Op 19 december 2000 is door Cadans beslist op verzoekers aanvraag. Uit het voorgaande volgt dat Cadans de hiervoor weergegeven bepaling uit het Besluit beslistermijnen sociale verzekeringswetten niet in acht heeft genomen.
4. Cadans heeft als de belangrijkste oorzaak van de vertraging aangevoerd dat bij de overdrachtsmomenten verzoekers dossier te lang is blijven liggen. Volgens Cadans heeft de vakantieperiode de afhandeling nog verder vertraagd. Voorts liet Cadans weten dat er zoveel mogelijk wordt gestreefd naar een volgordelijkheid in de afhandeling van het werkaanbod waarbij de eindejaarsbeoordeling de hoogste prioriteit heeft. In de verdere prioriteitsstelling heeft volgens Cadans de onderhavige kwestie de tweede prioriteit.
De door Cadans genoemde oorzaken van de vertraging vormen weliswaar een verklaring
van de ontstane vertraging, maar zijn jegens verzoeker niet toereikend als rechtvaardiging. Er is door Cadans dan ook niet met de vereiste voortvarendheid gehandeld.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van Cadans Uitvoeringsinstelling BV, basiskantoor Breda, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, is gegrond.