Bij teugkomst van een reis naar de Nederlandse Antillen werd verzoeker op 30 december 2006 door de Douane op Schiphol aan een zogeheten 100%-controle onderworpen. Over die controle diende hij een klacht in bij de Douane. Vervolgens wendde hij zich tot de Nationale ombudsman die de volgende klachten in behandeling nam:
Verzoeker klaagt er over dat de Belastingsdienst/Douane West:
1. inzake de door hem ingediende klacht de identiteit van de betrokken ambtenaren niet heeft vastgesteld;
2. bij de afhandeling van de klacht in het geheel niet is ingegaan op zijn suggestie om bij de controles gebruik te maken van de sofinummers van reizigers.
Wat betreft het niet vaststellen van de identiteit van de twee bij verzoekers controle betrokken ambtenaren, werd tijdens het onderzoek duidelijk dat de toen geldende procedure niet voorzag in het vastleggen van de personalia van de bij controles betrokken ambtenaren. Inmiddels is die procedure - en daarvan nam de Nationale ombudsman met instemming kennis - zodanig aangepast dat er nu wel wordt geregistreerd wie bij welke controle was betrokken. Dat neemt niet weg dat er door het niet kunnen vaststellen van de identiteit van de betrokken ambtenaren bij de controle van verzoeker er sprake is geweest van een niet volledig inhoudelijke klachtbehandeling. Daarmee is het beginsel van fair play geschonden.
Verzoeker heeft in het hoorgesprek bij de Douane op 17 januari 2007 expliciet de suggestie gedaan om - in plaats van het stellen van de zijns inziens vernederende vragen over o.a. een eventuele werksituatie - gebruik te gaan maken van de sofinummers van de te controleren personen. Gelet op de brief waarmee de Douane verzoekers klacht afdeed is daarin geen woord gewijd aan verzoekers suggestie. De Douane heeft door dit na te laten in strijd gehandeld met het motiveringsvereiste. Met instemming heeft de Nationale ombudsman er overigens kennis van genomen dat de Douane tijdens het onderzoek zijn feilen in dit opzicht heeft erkend en verzoeker alsnog op dat punt heeft geïnformeerd.