2020/020 Een onderzoek naar een klacht over de lange duur van de behandeling van een aanvraag om een Nederlandse identiteitskaart door de ambassade te Berlijn

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat de ambassade in Berlijn te lang heeft gedaan over de behandeling van zijn aanvraag voor een nieuwe Nederlandse identiteitskaart (NIK). Deze werd na een half jaar aan hem uitgereikt.

Verzoeker was niet meer in het bezit van een Nederlands paspoort. Hij vroeg in november 2017 een NIK aan bij de ambassade. Verzoeker moest daarbij aantonen dat hij de Nederlandse nationaliteit niet had verloren. Omdat hij wegens omstandigheden het daarvoor vereiste document niet kon overleggen was zijn aanvraag incompleet. De ambassade stelde vrij snel een alternatief aan verzoeker voor. Hij diende dan in persoon bij de ambassade een verklaring in te vullen en te ondertekenen.
Verzoeker werkte niet mee aan dit voorstel. In de maanden die volgende mailde hij de ambassade met verwijzingen naar Duitse wetgeving. Volgens hem kon hij op basis van die wetgeving de Nederlandse nationaliteit niet hebben verloren. Verzoeker vond ook dat de ambassade dit zelf na diende te gaan.

De ombudsman toetst de klacht aan het beginsel van voortvarendheid. Het vereiste van voortvarendheid houdt in dat de overheid zo snel en slagvaardig als mogelijk handelt. De ombudsman constateert dat conform geldende wet- en regelgeving, verzoeker onderbouwd moest aantonen dat hij de Nederlandse nationaliteit niet had verloren. De ombudsman vindt dat de ambassade binnen redelijke termijn een alternatief had aangeboden. De vertraging die daarna is ontstaan, is niet aan de ambassade te wijten.
De ombudsman is van oordeel dat de ambassade in dit geval heeft gehandeld conform het vereiste van voortvarendheid.
De klacht is niet gegrond.