2014/084 AIVD gaat te ver bij informatieverstrekking aan Marokko

Rapport

Verzoeker is in Marokko aangehouden en gedetineerd. Hij klaagde er over dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) informatie over hem heeft verstrekt aan de Marokkaanse inlichtingen- of veiligheidsdienst en dat deze informatie tot zijn aanhouding heeft geleid. De informatie is volgens verzoeker in Marokko ook gebruikt bij de ondervragingen gedurende welke hij is gemarteld.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft naar aanleiding van de klacht van verzoeker advies ingewonnen bij de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (de Commissie). De minister heeft de bevindingen en het advies van de Commissie overgenomen.

Vaststaat dat er door de AIVD driemaal inhoudelijke informatie is verstrekt aan de Marokkaanse veiligheidsdienst, te weten eenmaal in 2009 en tweemaal in 2012. De minister heeft de klacht van verzoeker over de gegevensverstrekking in 2009 aan de Marokkaanse veiligheidsdienst gegrond verklaard. De minister merkte hierbij op het niet waarschijnlijk te achten dat de door de AIVD in 2009 aan de Marokkaanse veiligheidsdienst verstrekte informatie wezenlijk kan hebben bijgedragen aan de aanhouding en ondervraging van verzoeker in 2013.

De klacht van verzoeker over de twee gegevensverstrekkingen in 2012 door de AIVD aan de Marokkaanse veiligheidsdienst achtte de minister ongegrond.

Voor zover verzoeker erover klaagt dat uit de brief van de minister niet blijkt dat de Commissie in haar advies en de minister in zijn oordeel over de klachten over de handelwijze van de AIVD heeft getoetst aan de criteria die gelden voor samenwerking met veiligheidsdiensten van Marokko, overwoog de Nationale ombudsman dat hij in zijn onderzoek heeft vastgesteld dat de Commissie – en in navolging van haar de minister – de handelwijze heeft getoetst aan die criteria. Dit heeft geleid tot gegrondverklaring van de klacht over de gegevens verstrekking in 2009. Dat de Commissie het niet waarschijnlijk acht dat de onrechtmatige gegevensverstrekking in 2009 heeft bijgedragen aan een (door verzoeker gestelde) behandeling in Marokko in strijd met artikel 3 EVRM, is een inschatting van de Commissie die niet is gebaseerd op onderzoek maar op de aard en inhoud van de verstrekte gegevens. De Nationale ombudsman acht zich niet in staat een dergelijke inschatting te geven.

Nu de minister de klacht over de gegevensverstrekking in 2009 al gegrond heeft verklaard, heeft de Nationale ombudsman slechts een oordeel gegeven over de beide gegevensverstrekkingen in 2012. De Nationale ombudsman overwoog dat deze gegevensverstrekkingen formeel in strijd waren met de criteria die gelden voor samenwerking met buitenlandseveiligheidsdiensten. Maar nu het om informatie ging waarvan de Commissie terecht had vastgesteld dat deze algemeen verkrijgbaar is en/of al bekend mocht worden verondersteld bij de ontvangende partij, achtte de Nationale ombudsman deze gegevensverstrekking niet in strijd met het redelijkheidsvereiste. Daarmee was het ook niet aannemelijk dat er een causaal verband is tussen deze gegevensverstrekking en de behandeling van verzoeker in Marokko.

Instantie: Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Klacht:

informatie over verzoeker verstrekt aan de Marokkaanse inlichtingen- of veiligheidsdienst, wat tot zijn aanhouding heeft geleid

Instantie: Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Klacht:

de Marokkaanse inlichtingen- of veiligheidsdienst verzocht om van verzoeker bepaalde informatie los te krijgen ten behoeve van de AIVD