1999/337

Rapport
Op 17 maart 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer L. te Dordrecht, met een klacht over een gedraging van het Korps landelijke politiediensten (KLPD). Omdat verzoeker nog niet had voldaan aan het vereiste dat de klacht eerst aan het betrokken bestuursorgaan diende te worden voorgelegd, verwees de Nationale ombudsman verzoeker naar de beheerder van het KLPD. Verzoeker zond bij brief van 14 juni 1998 zijn klacht alsnog aan het KLPD. Omdat verzoeker niet tevreden was over de (telefonische) afhandeling van zijn klacht, wendde hij zich bij brief van 7 september 1998 alsnog tot de Nationale ombudsman. Nadat verzoeker op 28 oktober 1998 en 27 november 1998 zijn verzoekschrift had aangevuld, stelde de Nationale ombudsman een onderzoek in naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat een met naam genoemde ambtenaar van het Korps landelijke politiediensten in het registratieformulier van de aanrijding op 28 mei 1997 waarbij verzoeker was betrokken, onvoldoende zorgvuldig heeft weergegeven op welke wijze verzoeker bij deze aanrijding was betrokken.

Achtergrond

Ingevolge de Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen van 10 mei 1995, in werking getreden op 1 juli 1995 (Stcrt. 1995, 122) zendt de politie zowel van verkeersongevallen waarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt als van verkeersongevallen die alleen geregistreerd worden, een registratieformulier aan het Verbond voor Verzekeraars (voorheen de NVVA: Nederlandse Vereniging van Automobielassuradeuren). Bij verkeersongevallen waarbij meer dan licht letsel of meer dan zeer lichte schade is veroorzaakt, dient een registratieformulier te worden opgemaakt. In die gevallen is ook het onderzoek door de politie naar het ongeval niet uitgebreid, omdat de afwikkeling van het ongeval in de regel civielrechtelijk, via de verzekeringsmaatschappijen van betrokkenen, plaatsvindt. Zo wordt in die gevallen in de regel geen diepgaand onderzoek naar zogenoemde stille getuigen (krassporen op het wegdek, rem-, schuif- of slipsporen, glasscherven, lakschilfers enz.) gedaan. Op het registratieformulier is een beperkte ruimte beschikbaar voor een situatieschets. In de regel wordt op die plaats een schets gemaakt, waaruit de plaats van het ongeval, de verkeerssituatie en de richting van de voertuigen blijkt. Er worden voor zo'n schets in het algemeen geen metingen verricht.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Minister van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd twee betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Een van hen maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen de Minister en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie. De Minister van Justitie deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A.       FEITEN1. Op 28 mei 1997 raakte verzoeker betrokken bij een aanrijding tussen vier auto's op de rijksweg A16 in de gemeente Zevenbergen. Ambtenaren S. en K. van het Korps landelijke politiediensten stelden op de plaats van de aanrijding een onderzoek in. Politieambtenaar S. duidde verzoeker in het van deze aanrijding opgemaakte registratieformulier aan met 14.2. Voorts was in het registratieformulier onder meer vermeld:"14.1, 14.2, 14.3 en 14.4 rijden over de linkerrijstrook van Rijksweg A16. In verband met file gaat de signalering branden. 14.4 en 14.3 14.2 staan stil daar voor hun geremd wordt. 14.1 komt aanrijden, ziet dat er geremd wordt en rijdt achterin 14.2. Daardoor wordt 14.2 opgeduwd en raakt daarbij 14.3. 14.3 wordt opgeduwd door de aanrijding en raakt 14.4. 14.1 raakt nogmaals de 14.2 waardoor 14.2 nu de zijkant van 14.3 raakt."2. Verzoeker werd bij de afwikkeling van de aanrijding zelf aansprakelijk gehouden voor de schade aan de voorzijde van zijn auto, begroot op f 5600,-, omdat niet was aangetoond dat de auto die zijn auto aan de achterzijde had aangereden zijn auto tegen de auto voor hem had aangeduwd.B.       STANDPUNT VERZOEKER1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder

Klacht

. 2. Voorts deelde verzoeker bij brief van 5 maart 1998 onder meer mee:"En nu kijk ik op het politierapport dat mijn auto aan de linkerkant aan haar zij raakte, terwijl ik stapte uit mijn auto en geen hinder had en zo was de indruk dat ik ver genoeg was van de auto die ernaast zat. De uitspraak van die dame was voor dit ongeval duidelijk hoe het gebeurde. De politie schonk niet voldoende aandacht op mijn advies om te checken en de situatie opnemen. Men is alleen maar goed voor het regelen van het verkeer. De dame-politie zei: kunt U met de auto aan de kant rijden? Want er is al 20 KM File. Ik was de enige die van bewust is dat het verkeerd gaat uitlopen met het verloop van deze zaak. De auto's waren de belangrijke getuigen om de oorzaak te bevinden. De ontevredenheid in mij was niet ongegrond geweest. Het blijkt uit de toestanden tot nu toe dat ik de enige belangstellende in deze rampspoed. En niemand had op dat moment de notie dat er zonder papieren gereden wordt. Met andere woorden: Als je maar in de auto zit! Dat is voor mij al voldoende wie hier voor zijn brood rijdt. Het hele verhaal kan men analyseren en ik ben bang dat ik de enige die dit serieus neemt."C.       REACTIE BETROKKEN AMBTENAARPolitieambtenaar S. reageerde op 22 januari 1999 telefonisch op verzoekers klacht. Zij deelde mee dat zij verzoeker ongeveer een half jaar geleden telefonisch had gesproken. S. heeft hem toen meegedeeld dat hij niet als schuldig aan de aanrijding was aangemerkt en heeft dat ook aan hem uitgelegd. Toen S. de aanrijding had genoteerd, was het voor haar een duidelijke zaak dat verzoeker niet schuldig aan de aanrijding was geweest.D.       STANDPUNT MINISTER VAN JUSTITIE1. De Minister van Justitie deelde bij brief van 5 maart 1999 onder meer mee:"Ten eerste moet worden opgemerkt dat de brief van de heer L. van 14 juni 1998 niet in de administratie van de Korpschef van het KLPD is terug te vinden, noch in de administratie van de divisie Mobiliteit van de afdeling Zuid West alwaar de omstreden, althans bestreden, registratieset is opgemaakt. Van het gesprek dat de heer L. (verzoeker: N.o.) heeft gehad met hoofdagent S. is ook geen documentatie aanwezig. Inhoudelijk heeft de hoofdagent de heer L. duidelijk proberen te maken dat zij hem als slachtoffer beschouwde en niet als verdachte heeft aangemerkt. Dezelfde conclusie ten aanzien van de rol van de heer L. volgt ook uit de registratieset. In deze registratieset wordt de bestuurder van een andere auto (14.1) aangewezen als verdachte. (...) Ik concludeer dat de heer L. nadrukkelijk niet is aangewezen als verdachte. De twee tekeningen op de registratieset verschillen daarin niet van elkaar. Ik vertrouw er op dat hiermee de grond aan de klacht is ontvallen."2. De Minister van Justitie voegde bij zijn reactie een ambtsbericht van het Korps landelijke politiediensten van 18 februari 1999. In dat ambtsbericht staat onder meer vermeld:"Blijkens zijn klacht gericht aan de Nationale Ombudsman heeft de heer L. naar aanleiding van zijn brief van 14 juni 1998 een gesprek gehad met de hoofdagent van politie S. Dit gesprek is blijkbaar niet tot zijn genoegen geweest. De betrokken medewerkster kan zich dit gesprek herinneren, doch kent de betrekkelijke brief niet. Zij heeft de heer L. getracht duidelijk te maken dat zij hem als slachtoffer beschouwde en hem niet als verdachte heeft aangemerkt. De heer L. maakte toen een verwarde indruk op haar. Bij de behandeling van het onderhavige geval is tevens aanwezig geweest de agent van politie K. behorende tot de afdeling Motorondersteuning. Van het voorval is behoudens de registratieset, geen documentatie aanwezig. Bij de stukken welke de Nationale Ombudsman mij zond, was een kopie van de opgemaakte registratieset. Hierop wordt de oorzaak van de aanrijding beschreven: de bestuurder genoemd als 14.1 - en niet de heer L. - is hierbij (duidelijk) als verdachte aangemerkt. Op eerder genoemde kopie staat zowel op het eerste als het tweede blad een situatietekening. Het is gebruikelijk dat alleen op het eerste blad een situatietekening door de behandelend ambtenaar wordt gemaakt. Deze schets is conform de voorschriften opgemaakt door mevrouw S. (...) Gelet op het vorenstaande ben ik van oordeel dat over de oorzaak van en de schuld aan het ongeval alsmede over de door de behandelend ambtenaar aangetroffen situatie geen verschil van mening zou dienen te bestaan. Ik sluit niet uit dat gezien de bijgevoegde correspondentie, de klacht van de heer L. ingegeven wordt door de wijze waarop de schadeafhandeling door zijn verzekeringsmaatschappij heeft plaatsgevonden." .        REACTIE VERZOEKER Verzoeker reageerde bij brief van 16 april 1999 op het standpunt van de Minister van Justitie. Hij bracht in deze brief geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren.

Beoordeling

1. Verzoeker heeft erover geklaagd dat een met naam genoemde ambtenaar van het Korps landelijke politiediensten in het registratieformulier van de aanrijding op 28 mei 1997 waarbij verzoeker was betrokken, onvoldoende zorgvuldig heeft weergegeven op welke wijze verzoeker bij deze aanrijding was betrokken. Deze aanrijding betrof een zogenoemde kop/staart-aanrijding tussen vier auto's. Verzoeker werd bij de afwikkeling van de aanrijding zelf aansprakelijk gehouden voor de schade aan de voorzijde van zijn auto, omdat niet was aangetoond dat zijn auto door de aanrijding met een achteropkomende auto tegen de auto voor hem was aangeduwd.2. Een registratieformulier is van belang voor de civielrechtelijke afwikkeling van een verkeersongeval (zie

Achtergrond

). Daarom behoren op dat formulier alle gegevens te worden vermeld die van belang zijn voor de vaststelling van de schuld aan de aanrijding. Het moet daarbij gaan om geconstateerde feiten. Eventuele conclusies moeten zijn gebaseerd op vaststaande feiten of op bijzondere wetenschap van degene die het formulier invult. De politie duidt betrokkenen bij een aanrijding in een registratieformulier aan met "14.1." en "14.2.", et cetera. Met "14.1." wordt doorgaans de verdachte aangeduid, en met "14.2." en verder de wederpartij of getuige.3. De beheerder van het Korps landelijke politiediensten heeft meegedeeld dat verzoeker nadrukkelijk niet als verdachte in het registratieformulier is aangewezen en dat hiermee de grond aan verzoekers klacht is ontvallen. Een andere bestuurder was middels de aanduiding 14.1 als verdachte in het registratieformulier aangewezen.4. Uit de beschrijving van de toedracht van de aanrijding die in het registratieformulier is opgenomen (zie A. Feiten, onder 1.), volgt dat de auto van verzoeker voor het moment dat de aanrijding met de achteropkomende auto plaatsvond tot stilstand was gekomen. Blijkens het registratieformulier werd de auto van verzoeker daarna tweemaal door de achteropkomende auto aangereden, waarbij de auto van verzoeker eerst tegen de achterzijde en de tweede maal tegen de zijkant van de auto voor hem werd aangeduwd. Zoals de korpsbeheerder heeft meegedeeld is bij de aanrijding de bestuurder van de achteropkomende auto middels de aanduiding 14.1 op het registratieformulier aangemerkt als schuldige aan de aanrijding, en niet verzoeker die met 14.2 was aangeduid. Gelet op hetgeen hierv r is vermeld kan niet worden geoordeeld dat de betrokken politieambtenaar onvoldoende zorgvuldig heeft weergegeven op welke wijze verzoeker bij deze aanrijding was betrokken. De schuldvraag is immers voldoende duidelijk beantwoord door de beschrijving van het ongeval in het registratieformulier. De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het Korps landelijke politiediensten, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is niet gegrond.

Instantie: Korps landelijke politiediensten

Klacht:

In registratieformulier onzorgvuldig weergegeven op welke manier verzoeker betrokken was bij aanrijding.

Oordeel:

Niet gegrond