Tussen wal en schip

Op deze pagina

    Column

    Belastingregels zijn voor velen onder ons geen 'piece of cake'. Het verhaal van mevrouw Wilson* maakt mij duidelijk hoe iemand door ingewikkelde belastingregels én traag werkende systemen tussen de wal en het schip kan raken. Daar word ik niet vrolijk van.

    Ik zal u niet lastig vallen met een cursus belastingregels, maar probeer toch in het kort de situatie van de 61-jarige mevrouw Wilson uit te leggen. Omdat de echtgenoot van mevrouw Wilson een aantal jaar in het buitenland heeft gewoond, ontvangt hij maar een deel van zijn AOW. Mevrouw Wilson ontvangt een heffingskorting van de Belastingdienst. Dit is een korting die automatisch wordt verstrekt. Tenminste, de afgelopen jaren… Want ineens ligt er een blauwe envelop op de deurmat: een aanslag van de Belastingdienst. Uit de systemen blijkt dat mevrouw Wilson in 2002 ten onrechte de heffingskorting heeft ontvangen. Dit heeft te maken met de hoogte van de belasting die haar echtgenote heeft betaald. Ze wordt verzocht om de ontvangen heffingskorting aan de Belastingdienst terug te betalen. Mevrouw Wilson probeert uit leggen dat terugbetalen voor iemand met een bescheiden AOW best lastig is. Tevergeefs, er moet toch terugbetaald worden. En zo volgen er in de loop der jaren nog meer aanslagen. Ook voor 2003 en 2004 moet zij de ontvangen kortingen terugbetalen. Na een rekensom ontdekt mevrouw Wilson dat zij en haar echtgenoot - door de terugbetalingen – in de jaren 2002, 2003 en 2004 onder het sociale bestaansminimum hebben geleefd. Daarom klopt zij bij de Sociale Dienst van de gemeente aan met de vraag of zij alsnog recht heeft op bijstand voor die jaren. Maar hier wacht haar volgende teleurstelling: bijstand wordt nooit achteraf met terugwerkende kracht verleend. Ten einde raad schrijft zij mij een brandbrief.

    Ik realiseer mij dat de Belastingdienst in principe volgens de regels heeft gehandeld. Deze mag immers achteraf een aanslag opleggen. In dit geval is het wel extra zuur omdat mevrouw Wilson achteraf geen beroep meer kan doen op aanvullende bijstand. Daarom neem ik contact op met de Belastingdienst en vraag of het mogelijk is om in dit geval tot een oplossing te komen. Niet lang daarna belt een opgeluchte mevrouw Wilson. Een medewerker van de Belastingdienst is bij hen thuis geweest voor een gesprek over de schrijnende kwestie. In dit gesprek maakt de medewerker duidelijk dat de Belastingdienst beseft dat de situatie van de Wilsons zeer ongelukkig is. Vanwege de bijzondere omstandigheden ontvangt het echtpaar bij hoge uitzondering een financiële tegemoetkoming. Het doet mij goed om te horen dat de Belastingdienst de zaak op deze manier heeft opgepakt en begrip toont voor de situatie. Misschien gaat het hier om een incident en niet om een vaker voorkomend probleem. Om daar zeker van te zijn heb ik de Belastingdienst gevraagd om te kijken of er vergelijkbare gevallen te achterhalen zijn. Hopelijk kunnen die zaken in goed overleg tussen de Belastingdienst en de desbetreffende gemeente worden opgelost.

    * Om privacyredenen is de naam veranderd