Belastingdienst vraagt na faillissement terecht alle belastingschulden te betalen

Rapport

Meneer is in juli 2012 failliet verklaard. Hij had toen schulden bij de Belastingdienst en bij anderen. Tijdens het faillissement bleef hij elke maand onterecht voorlopige teruggaven inkomstenbelasting ontvangen voor hypotheekrenteaftrek. Daardoor ontstonden nieuwe belastingschulden. In april 2016 stopte het faillissement. Er was te weinig geld om de schulden te betalen. De Belastingdienst wil nu dat meneer alle belastingschulden betaalt. Dus de schulden die vóór en tijdens het faillissement zijn ontstaan. Dat is tegen de regels, vindt meneer. Volgens hem mag de Belastingdienst na zijn faillissement niet meer vragen om de belastingschulden te betalen.

Volgens de Nationale ombudsman mag de Belastingdienst in dit geval vragen om alle belastingschulden te betalen. De belastingschulden die tijdens het faillissement zijn ontstaan vallen buiten het faillissement. Dan mag de Belastingdienst vragen om deze te betalen. Voor de schulden die vóór het faillissement zijn ontstaan, ligt dat anders. Deze horen bij het faillissement. Volgens de regels mag de Belastingdienst dan niet meer vragen om te betalen. Alleen bij een bijzondere situatie mag dat wel. In dit geval vindt de ombudsman dat sprake is van zo een bijzondere situatie. Meneer heeft gedurende zijn faillissement jarenlang onterecht voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting gevraagd en ontvangen. Deze teruggaaf  heeft hij op de bankrekening van zijn echtgenote laten uitbetalen. Dat dit niet klopt, dat had hij moeten weten. Hij heeft namelijk in een sterk gewijzigde inkomens- en vermogenssituatie zijn teruggaaf ongewijzigd laten uitbetalen. Ook heeft hij dat zo gedaan dat hij het geld zonder problemen kon uitgeven.

De ombudsman vindt de klacht ongegrond.

Instantie:

Klacht:

Meneer klaagt erover dat de Belastingdienst ná zijn faillissement belastingschulden wil innen die vóór en tijdens het faillissement zijn ontstaan.

Oordeel:

Niet gegrond