2011/290: Vader klaagt dat BJZ na scheiding nooit heeft onderzocht of zoon bij hem kan wonen

Rapport

Verzoeker heeft een zoon die na het verbreken van de relatie bij zijn moeder is blijven wonen. De zoon werd op een gegeven moment alleen aangetroffen op een station waarna de rechter Bureau Jeugdzorg belastte met de voorlopige voogdij over hem. Deze zoon werd vervolgens in een pleeggezin geplaatst waar hij nog steeds verblijft.

Verzoeker klaagt erover dat Bureau Jeugdzorg nooit serieus heeft gekeken naar de mogelijkheid zijn zoon bij hem te laten wonen. Volgens verzoeker heeft Bureau Jeugdzorg altijd een negatief beeld over hem geschetst en geen onderzoek verricht naar zijn mogelijkheden zijn zoon op te vangen. Verzoeker voelt zich hierdoor als vader buiten spel gezet.

De Nationale ombudsman heeft het optreden van Bureau Jeugdzorg getoetst aan het vereiste van professionaliteit. Hij vond het begrijpelijk dat BJZ in eerste instantie onderzoek instelde naar de relatie van verzoeker ten opzichte van zijn zoon omdat hij zijn zoon op dat moment niet had erkend en ook over hem geen gezag had. Bovendien stond de moeder op dat moment ambivalent tegenover verzoeker. Haar wens kon BJZ op dat moment niet negeren omdat nog niet duidelijk was welke rol zij kon innemen in het verdere leven van de jongen. Omdat er eenmaal sprake was van een ondertoezichtstelling betekende dit voor verzoeker vervolgens dat hij aan BJZ moest laten zien dat hij de opvoedingsverantwoordelijkheid over zijn zoon aankon. Verzoeker moest daarvoor voldoen aan de normen die BJZ stelde aan verantwoorde zorg voor zijn zoon en daartoe samenwerken met de betrokken instanties en elk geval de gemaakte afspraken nakomen. Dit heeft verzoeker niet gedaan. BJZ heeft echter steeds opnieuw geprobeerd om hierover met verzoeker in gesprek te komen. Ook hebben zij steeds geïnvesteerd in de contactmogelijkheden tussen verzoeker en zijn zoon. De Nationale ombudsman deelt de mening van verzoeker dan ook niet dat BJZ steeds een negatieve mening over hem had die de terugkeer van zijn zoon naar hem heeft belemmerd. Verzoeker heeft Bureau Jeugdzorg niet het benodigde vertrouwen gegeven dat hij de opvoeding van zijn zoon op zich kon nemen.

De Nationale ombudsman vond de klacht dan ook niet gegrond en het optreden van BJZ behoorlijk.

Instantie: Bureau Jeugdzorg

Klacht:

negatief beeld van verzoeker, als vader van zijn jonge zoon, geschetst en nooit serieus naar de mogelijkheid gekeken om de zoon bij hem te laten wonen

Oordeel:

Niet gegrond