2008/174

Rapport

Verzoeker, voormalig bestuurder van de stichting X, heeft zich gewend tot de Belastingdienst over de afhandeling van de door de stichting ingediende aangifte voor het recht van successie aangaande de nalatenschap van de heer Y waarvan de stichting enig erfgenaam was. Verzoeker vreesde dat sprake was van door de stichting gedane onvolledige aangifte met veel te lage taxaties, en daarmee van frauduleus handelen en administratieve verdwijning van kunstvoorwerpen uit de nalatenschap. Verzoeker had tevens bij het Openbaar Ministerie aangifte van een strafbaar feit gedaan.

Verzoeker klaagde er bij de Nationale ombudsman over dat de Belastingdienst bij de behandeling van de door de stichting ingediende aangifte niet de juiste procedure had gevolgd en verzuimd had geëigende stappen te nemen. Ook klaagde verzoeker erover dat de Belastingdienst zijn identiteit als aangever direct dan wel indirect bekend had gemaakt bij de stichting.

Kernpunt van verzoekers kritiek op de wijze van behandeling van de ingediende aangifte was dat deze berustte op een onvolledige taxatie van de goederen uit de boedel van de erflater. De Nationale ombudsman kwam echter tot de conclusie dat het zonder feitelijk onderzoek naar alle goederen, en in het bijzonder de kunstschatten niet goed mogelijk was om te concluderen dat de taxatie zoals de stichting die aan de aangifte ten grondslag had gelegd onjuist of onvolledig zou zijn. De bij de aangifte gevoegde taxatierapporten leiden op zichzelf beschouwd en bezien in hun onderlinge samenhang niet tot de conclusie dat geen sprake was van een volledige inventarisatie. Voorts constateerde de Nationale ombudsman dat nadat verzoeker zich tot de Belastingdienst had gewend deze de aangifte weer had opgepakt en een vragenbrief had gestuurd alsmede, nadat het Openbaar Ministerie besloot geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen, aan de stichting een navorderingsaanslag had opgelegd. De Nationale ombudsman achtte de klacht op dit punt niet gegrond.

Wel kwam de Nationale ombudsman tot de conclusie dat de Belastingdienst ten onrechte had nagelaten om met verzoeker in overleg te treden over de wijze waarop gebruik kon worden gemaakt van de door verzoeker aangeleverde vertrouwelijke informatie. Door het zonder meer - in de gekozen vorm - gebruik maken van verzoekers vertrouwelijke informatie werd de identiteit van verzoeker als degene die stappen richting de Belastingdienst had gezet traceerbaar. Hiermee heeft de Belastingdienst gehandeld in strijd met het evenredigheidbeginsel en was de klacht van verzoeker op in zoverre gegrond.

Instantie: Belastingdienst/Utrecht-Gooi/kantoor Utrecht

Klacht:

Zonder voorafgaand overleg over te volgen procedure informatie over verzoeker bij derden terecht laten komen.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Belastingdienst/Utrecht-Gooi/kantoor Utrecht

Klacht:

Bij behandeling van door verzoeker ingediende aangifte voor recht van successie niet de juiste procedure gevolgd en verzuimd geëigende stappen te nemen; ter behoud van rechten aan verzoeker een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 met vergrijpboete opgelegd; onjuiste informatie verstrekt aan Openbaar Ministerie .

Oordeel:

Niet gegrond