2006/272

Rapport

Verzoeker schreef verzoeker de Minister-President, de minister van Algemene Zaken, een aantal brieven over schadelijke gezondheidseffecten van radioactieve rookmelders. De Minister-President beantwoordde verzoekers brieven waarna in de daarop volgende correspondentie verzoeker liet weten niet tevreden te zijn met het antwoord. De Minister-President vond dat verzoeker op onprettige wijze reageerde; in het vervolg zou worden volstaan met kennisneming van verzoekers correspondentie.

Opnieuw vroeg verzoeker bij de Minister-President aandacht voor zijn zaak en diende hij een klacht in over de beantwoording van zijn brieven. In zijn reactie op de klacht deelde de Minister-President verzoeker nogmaals mee te zullen volstaan met kennisneming van zijn correspondentie.

Verzoeker klaagde erover dat de Minister-President zijn klacht niet had behandeld overeenkomstig de bepalingen van titel 1 van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.

In reactie op de klacht liet de Minister-President weten dat de afdoening van verzoekers brieven in de lijn was met eerdere beoordelingen van de Nationale ombudsman en kon dan ook niet als onbehoorlijk worden aangemerkt. De klacht van verzoeker bevatte inhoudelijk naar het oordeel van de Minister-President niet meer dan een herhaling van zetten, te weten dat verzoeker het niet eens was met de wijze waarop was ingegaan op zijn problemen. De Minister-President had beslist om de klacht niet te behandelen omdat naar zijn oordeel het belang van de klager dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is. Wel zou het achteraf bezien beter zijn geweest als verzoeker zou zijn verwezen naar de Nationale ombudsman

De Nationale ombudsman overwoog dat gelet op de omstandigheden van het geval de Minister-President in redelijkheid kon volstaan met de mededeling dat in het vervolg niet meer zal worden gereageerd op verzoekers correspondentie. Waar het klachten betreft is het bestuursorgaan evenwel gehouden deze te behandelen met inachtneming van de bepalingen van artikel 9:8 van de Awb dat een limitatieve opsomming geeft van de gronden om een klacht niet in behandeling te nemen. De motivering om de klacht niet in behandeling te nemen ontbrak echter en daarom had de Minister-President op dit punt gehandeld in strijd met het motiveringsvereiste. Daarbij was het ook niet juist dat in de brief van 27 oktober 2005 geen verwijzing naar de Nationale ombudsman was opgenomen.

Instantie: Minister van Algemene Zaken

Klacht:

Verzoekers klacht niet behandeld overeenkomstig de bepalingen van titel 1 van hoofdstuk 9 van de Algemene Wet bestuursrecht.

Oordeel:

Gegrond