2006/116

Rapport

Verzoeker diende in 2002 een asielaanvraag in. De aanvraag werd in een zoge­heten AC-procedure binnen een week afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen dit besluit in juni 2002 gegrond. In het kader van een nieuw te nemen besluit verzocht de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) het Ministerie van Buitenlandse Zaken om een individueel ambtsbericht uit te brengen. De resultaten van het onderzoek werden neergelegd in een indi­vidueel ambtsbericht van juli 2003, aangevuld in november 2003. Verzoeker had de IND diverse keren verzocht om op de hoogte te worden gesteld van de resultaten van het onderzoek. Hij kreeg deze echter pas uitgereikt na afloop van het aanvullend gehoor dat in maart 2004 had plaatsgevonden.

Verzoeker klaagde erover dat de IND hem dan wel zijn gemachtigde niet op de hoogte had gesteld van de resultaten van dat onderzoek.

De Nationale ombudsman overwoog het volgende. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker van de resultaten van het onderzoek dat naar hem was ingesteld voldoende tijdig in kennis was gesteld om zijn belangen in een voornemenprocedure te kunnen behartigen. Dat de stukken voldoende tijdig aan verzoeker zijn verstrekt om zijn procesbelangen te kunnen behartigen bij een eventuele afwijzing van zijn asielverzoek, wil nog niet zeggen dat daarmee ook is voldaan aan het vereiste van adequate informatieverstrekking: de informatie had immers eerder kunnen worden verstrekt, nu de resultaten van het onderzoek reeds op in juli 2003 en november 2003, dus ruim vóór het aanvullend gehoor, bij de IND bekend waren. De minister heeft geen andere verklaring gegeven waarom dit niet is gebeurd dan dat zulks niet in de lijn ligt.

Nu niet is gebleken dat zwaarwegende belangen in de weg hadden gestaan aan het voorafgaande aan het aanvullend gehoor sturen van de onderzoeksresultaten, is gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. Dit was des te klemmender nu verzoekers gemach­tigde onder opgave van redenen herhaaldelijk om de betreffende informatie had verzocht.

Verzoeker klaagde er tevens over dat zijn gemachtigde niet van de vordering voor het aanvullend gehoor op de hoogte was gesteld.

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Verzoekers gemachtigde niet van de vordering van het aanvullend gehoor op de hoogte gesteld; verzoeker dan wel zijn gemachtigde niet op de hoogte gesteld van de resultaten van het onderzoek dat het ministerie van Buitenlandse Zaken had verricht.

Oordeel:

Gegrond