2004/304

Rapport

Verzoekster klaagt er over dat de Belastingdienst/Rijnmond/kantoor Rotterdam in zijn brieven van 20 november 2003 en 29 januari 2004 het standpunt heeft ingenomen dat hij de teruggaaf die het gevolg is van de aanslag inkomstenbelasting 2002 bevrijdend aan haar heeft voldaan door de storting op een en/of-rekening. Verzoekster stelt dat zij dit rekeningnummer nooit heeft opgegeven ten behoeve van de teruggaaf. Verzoekster stelt voorts dat zij niet kan beschikken over de gelden die op deze rekening zijn gestort.

Beoordeling

I. Algemeen

1. Verzoekster heeft in 2003 op eigen initiatief, dat wil zeggen zonder daartoe door de Belastingdienst te zijn uitgenodigd, langs elektronische weg aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting over het jaar 2002. Op de aangifte heeft zij geen rekeningnummer ingevuld ten behoeve van de storting van een eventuele teruggaaf. Naar aanleiding van de ingediende aangifte heeft de Belastingdienst/Rijnmond/kantoor Rotterdam verzoekster met dagtekening 26 september 2003 een aanslag inkomstenbelasting 2002 opgelegd. De aanslag vermeldde een terug te geven bedrag van € 1.678.

2. De Belastingdienst heeft het bedrag van de teruggaaf, overeenkomstig een mededeling daaromtrent op het aanslagbiljet, gestort op rekening y. Dit is een en/of-rekening die mede ten name stond van verzoekster. Deze rekening stond sinds 3 december 1998 in het bestand van de Belastingdienst geregistreerd als rekening waarop teruggaven aan verzoekster konden worden uitbetaald.

3. Verzoekster heeft de Belastingdienst gevraagd het bedrag van de teruggaaf inkomstenbelasting 2002 alsnog te storten op rekening x. De Belastingdienst heeft geweigerd aan dit verzoek tegemoet te komen.

II. Ten aanzien van verzoeksters klacht

1. Verzoekster klaagt er over dat de Belastingdienst niet bereid is het bedrag van de teruggaaf inkomstenbelasting 2002 alsnog op de door haar gewenste rekening te storten.

Verzoekster stelt dat zij rekening y nooit aan de Belastingdienst heeft opgegeven. Voorts wijst zij er op dat zij al enkele jaren teruggaven van de Belastingdienst heeft ontvangen op rekening x, het door haar gewenste rekeningnummer.

2. De Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat hij zijn schuld aan verzoekster met de storting op rekening y bevrijdend heeft voldaan. De Belastingdienst wijst er daartoe op dat rekening y ten tijde van de storting daarop van de teruggaaf inkomstenbelasting 2002 (mede) op verzoeksters naam stond en dat rekening y in 1998 als rekening voor teruggaven aan verzoekster in zijn bestand is opgenomen naar aanleiding van een opgave van verzoekster. De Belastingdienst wijst er voorts op dat verzoekster geen signaal heeft gegeven dat deze rekening uit zijn bestand moest worden verwijderd of niet meer voor teruggaven mocht worden gebruikt.

De Belastingdienst merkt verder op dat de teruggaven die verzoekster al enkele jaren heeft ontvangen op de door haar gewenste rekening x voorlopige teruggaven betroffen. Deze zijn gestort op de rekening die door haar is opgegeven ten behoeve van die voorlopige teruggaven. In de toelichting bij het verzoek om een voorlopige teruggave is, aldus de Belastingdienst, vermeld dat dit nummer niet voor andere teruggaven wordt gebruikt.

3. De Belastingdienst kan in zijn standpunt worden gevolgd. Daarvoor is het volgende van belang.

Op grond van de informatie die is verstrekt door de Postbank NV (zie Bevindingen, D. Informatie van de Postbank NV) moet als vaststaand worden aangenomen dat de rekening waarop de Belastingdienst de teruggaaf inkomstenbelasting 2002 van verzoekster heeft gestort, rekening y, op het moment van de storting, september of oktober 2003, (mede) stond op naam van verzoekster. De Postbank heeft immers aangegeven dat de rekening tot het moment van opheffen ervan in december 2003, steeds als en/of-rekening heeft gestaan op naam van verzoekster en van een derde. De Belastingdienst heeft het bedrag van de teruggaaf derhalve gestort op een rekening die (mede) stond op verzoeksters naam. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:114 Burgerlijk Wetboek (zie Achtergrond, onder 1) heeft de Belastingdienst met die storting dan ook bevrijdend aan zijn verplichting voldaan, tenzij verzoekster de betrokken rekening rechtsgeldig heeft uitgesloten.

4.Verzoekster heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij rekening y rechtsgeldig heeft uitgesloten. Zij had deze rekening bijvoorbeeld rechtsgeldig kunnen uitsluiten door op de ingediende aangifte in de daarvoor gereserveerde ruimte het rekeningnummer te vermelden waarop zij de teruggaaf wenste te ontvangen. Met een dergelijke vermelding zou zij andere rekeningen, waaronder rekening y, rechtsgeldig hebben uitgesloten. Verzoekster heeft echter op het aangiftebiljet geen rekeningnummer vermeld waarop zij de teruggave wenste te ontvangen.

5. Het gegeven dat verzoekster andere teruggaven van de Belastingdienst heeft ontvangen op rekening x, het rekeningnummer waarop verzoekster ook de teruggaaf inkomstenbelasting 2002 had willen ontvangen, doet aan bovenstaande niet af. Uit de reactie van de Belastingdienst komt immers naar voren dat de eerdere stortingen zogenaamde voorlopige teruggaven zijn geweest die zijn gestort op het rekeningnummer dat is vermeld op het verzoek om de voorlopige teruggaaf.

Voor zover de vermelding van rekeningnummer x op een ander biljet dan het aangiftebiljet inkomstenbelasting 2002 al kan worden aangemerkt als een rechtsgeldige uitsluiting van rekening y voor de teruggaaf inkomstenbelasting 2002 staat daaraan in dit geval in de weg dat het, zoals de Belastingdienst stelt, gaat om de vermelding van rekening x op een verzoek om een voorlopige teruggaaf waarbij in de toelichting is vermeld dat het opgegeven rekeningnummer niet zal worden gebruikt voor andere teruggaven.

6. Gelet op het hiervoor overwogene stelt de Belastingdienst terecht dat hij bevrijdend aan verzoekster heeft betaald. De Belastingdienst is onder deze omstandigheden dan ook niet gehouden het bedrag opnieuw te storten op de door verzoekster gewenste rekening.

De onderzochte gedraging is in zoverre behoorlijk.

7. Verzoekster heeft op de door haar ingediende aangifte geen rekeningnummer vermeld waarop zij een eventuele teruggaaf wenste te ontvangen. Omdat verzoekster eigener beweging aangifte heeft gedaan, heeft zij ook niet vooraf een voorbedrukt aangiftebiljet van de Belastingdienst ontvangen waaruit haar kon blijken op welk rekeningnummer de Belastingdienst voornemens was een eventuele teruggaaf te storten. Zoals de Nationale ombudsman in eerdere rapporten heeft geoordeeld, had de Belastingdienst onder deze omstandigheden verzoekster in de gelegenheid moeten stellen alsnog op te geven op welk rekeningnummer zij de teruggaaf wenste te ontvangen. Door dit na te laten en de teruggaaf zonder nader onderzoek te storten op de rekening die al enige tijd in zijn bestand voorkwam, heeft de Belastingdienst al dan niet bewust het risico genomen dat storting op de geregistreerde rekening door tussentijdse veranderingen in verzoeksters omstandigheden niet meer gewenst zou blijken te zijn of ertoe zou leiden dat het bedrag niet aan verzoekster ter beschikking zou komen. In zoverre heeft de Belastingdienst onvoldoende open oog voor de belangen van verzoekster en daarmee gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van hem mocht worden verwacht.

In zoverre is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

8. Nu de Belastingdienst ingevolge het bepaalde in artikel 6:114 Burgerlijk Wetboek met de storting op rekening y bevrijdend heeft betaald, kan het oordeel dat de Belastingdienst heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid niet afdoen aan het overwogene onder 6. Op diezelfde grond kan evenmin worden geconcludeerd dat de Belastingdienst gehouden is verzoekster tegemoet te komen in het door haar gestelde nadeel.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/Rijnmond/kantoor Rotterdam, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Financiën, is niet gegrond, behoudends voor zover de klacht betrekking heeft op het nalaten van de Belastingdienst om te informeren naar het gewenste rekeningnummer. In zoverre is de klacht gegrond.

Onderzoek

Op 12 februari 2004 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw Q. te Rotterdam, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/ Rijnmond/kantoor Rotterdam.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Financiën, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de Belastingdienst verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen opgestuurd aan betrokkenen. De Belastingdienst berichtte dat het verslag geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 1 juli 2003 ontving de Belastingdienst/Rijnmond/kantoor Rotterdam (hierna: de Belastingdienst) van verzoekster langs elektronische weg een aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2002. De Belastingdienst had verzoekster niet uitgenodigd tot het doen van aangifte inkomstenbelasting door haar een diskette of een aangiftebiljet toe te zenden. Op de ingediende aangifte vermeldde verzoekster geen rekeningnummer waarop zij een eventuele teruggaaf wenste te ontvangen.

2. Met dagtekening 26 september 2003 ontving verzoekster de aanslag inkomstenbelasting 2002. De aanslag vermeldde een terug te geven bedrag van € 1.678. Op de aanslag stond tevens rekeningnummer y vermeld waarop het terug te geven bedrag door de Belastingdienst zou worden gestort.

3. Na ontvangst van het aanslagbiljet schreef verzoekster de Belastingdienst/Centrale administratie/Apeldoorn (hierna: Belastingdienst/Ca) het volgende:

“…Onlangs kreeg ik bericht over bovenstaand aanslagnummer. Echter is op dit formulier een verkeerd rekeningnummer vermeld.

Dit bevreemdt mij omdat ik al enkele jaren op het juiste rekeningnummer mijn belastingteruggave ontvang. Zie belastingteruggave 2000 en 2001.

Het op de brief vermelde bankrekeningnummer is mij onbekend…”

4. In een brief van 22 oktober reageerde de Belastingdienst/Ca met het volgende:

“…Ik heb uw brief doorgestuurd naar Belastingdienst Rijnmond kantoor Rotterdam, met het verzoek uw brief verder te behandelen. Inmiddels is (rekeningnummer y; N.o.) uit ons systeem verwijderd…”

5. In reactie op verzoeksters brief zond de Belastingdienst haar met een brief van 22 oktober 2003 een “klachtenformulier onjuiste terugbetaling” toe.

6. In een brief van eveneens 22 oktober 2003 schreef verzoekster de Belastingdienst het volgende:

“…Ik verzoek u vriendelijk doch beleefd het bedrag zo spoedig mogelijk over te maken op rekeningnummer (x; N.o.) dat reeds drie jaar bij uw dienst bekend staat als mijn rekeningnummer…”

7. In een brief van 20 november 2003 liet de Belastingdienst verzoekster weten niet aan haar klacht tegemoet te kunnen komen.

8. Verzoekster reageerde op de beslissing van de Belastingdienst in een brief van 16 december 2003 als volgt:

“…Ik ben het niet eens met de door u genomen beslissing. In uw antwoord geeft u aan dat er betaald is op een rekening van (verzoekster; N.o.). Dit is niet het geval.

(Bij) navraag bij de bank blijkt dat (het) rekeningnummer door een ander is opgeheven en het totale bedrag overgeboekt is op naam van een derde persoon. Tot op heden heeft (verzoekster; N.o.) geen stuiver gezien van haar belastingteruggave.

Het is mij tot op heden onduidelijk hoe een rekeningnummer dat nooit is opgegeven plotseling wordt gebruikt door de belastingdienst terwijl in de voorafgaande jaren er altijd gestort is op het juiste rekeningnummer…”

9. In een brief van 29 januari 2004 schreef de Belastingdienst verzoekster het volgende:

“…Volgens de informatie die aan mij is verstrekt door de Postbank staat (rekeningnummer y; N.o.) op naam van:

(V; N.o.)

en/of

(verzoekster; N.o.).

De Belastingdienst heeft het bedrag daarom rechtsgeldig aan u uitbetaald. Ik kan dan ook niet voor de tweede maal tot uitbetaling overgaan…”

B. Standpunt verzoekster

Voor het standpunt van verzoekster wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht.

C. Standpunt belastingdienst/Rijnmond

In reactie op verzoeksters klacht liet de Belastingdienst in een brief van 4 mei 2004 het volgende weten:

“…(Rekeningnummer y; N.o.) is volgens informatie van de Belastingdienst Centrale Administratie (B/CA) d.d. 3 december 1998 in het vastgirobestand van de Belastingdienst opgenomen naar aanleiding van een door (verzoekster; N.o.) ingediende aangifte. (…)

(Rekeningnummer y; N.o.) betreft volgens d.d. 24 oktober 2003 door mij ingewonnen informatie bij de Postbank N.V. een `en/of rekening' van:

(V; N.o.) en (verzoekster; N.o.).

Conform het besluit van de staatssecretaris van 16 maart 2001 (…) wordt een `en/of rekening' begrepen onder de rekening op naam van de belastingplichtige. (…)

De stelling van verzoekster dat de Belastingdienst voor het uitbetalen van voorlopige teruggaven IB/PV reeds enkele jaren gebruik maakt van rekeningnummer (x; N.o.) en voor uitbetaling van de definitieve aanslag IB/PV 2002 gebruik maakt van rekeningnummer (y; N.o.) is juist.

Dit is echter te verklaren uit het feit dat verzoekster in de door haar gedane verzoeken tot voorlopige teruggaaf IB/PV rekeningnummer (x; N.o.) heeft opgegeven als rekeningnummer waarop de voorlopige teruggaven overgemaakt dienen te worden. In de toelichting bij het verzoek voorlopige teruggaaf is duidelijk aangegeven dat dit nummer niet voor andere teruggaven wordt gebruikt.

Omdat verzoeker, noch op haar aangifte IB/PV 2002 noch op een andere wijze, te kennen heeft gegeven dat het eerder door haar opgegeven rekeningnummer uit het bestand van de Belastingdienst verwijderd diende te worden, is hier geen sprake van betaling op een geldig uitgesloten rekening zoals bedoeld in artikel 6:114, eerste lid, BW. (…)

Overigens zou verzoekster ingeval er wel sprake was van een uitgesloten rekening, de betaling op deze rekening slechts kunnen weigeren door terugbetaling van het bedrag waarmee zij ten gevolge van de betaling op de uitgesloten rekening is verrijkt…”

D. Informatie van de Postbank NV

De Postbank liet daarnaar gevraagd op 26 mei 2004 telefonisch weten dat rekening y tot het moment van opheffen van de rekening in december 2003 als en/of-rekening steeds heeft gestaan op naam van V en van verzoekster.

Achtergrond

1. Burgerlijk Wetboek

Artikel 6:114

"1. Bestaat in een land waar de betaling moet of mag geschieden ten name van de schuldeiser een rekening, bestemd voor girale betaling, dan kan de schuldenaar de verbintenis voldoen door het verschuldigde bedrag op die rekening te doen bijschrijven, tenzij de schuldeiser betaling op die rekening geldig heeft uitgesloten.

2. In het geval van het vorige lid geschiedt de betaling op het tijdstip waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd."

2. Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 16 maart 2001, nr. RTB2001/

1081M

"…Mij is gebleken dat in de praktijk regelmatig vragen rijzen met betrekking tot betalingen die door de ontvanger zijn verricht op een andere rekening dan de door de belastingplichtige gewenste rekening. Om te bereiken dat de belastingdienst op uniforme wijze omgaat met deze problematiek worden de volgende richtlijnen gegeven.

l. Betaling op een rekening ten name van de belastingplichtige

1. De ontvanger kan een geldverbintenis voldoen door het uit te betalen bedrag op een rekening ten name van de belastingplichtige te doen bijschrijven, tenzij de belastingplichtige betaling op die rekening geldig heeft uitgesloten (artikel 6:114, eerste lid, BW). Van zo'n uitsluiting kan op verschillende manieren blijken. In ieder geval is sprake van een geldige uitsluiting indien de belastingplichtige op zijn aangifte of in zijn verzoek om een teruggaaf heeft verzocht (het) terug te betalen bedrag(en) op een bepaalde rekening te voldoen. De rekening die niet exclusief op naam staat van de belastingplichtige ("en/of rekening") wordt in dit besluit begrepen onder de rekening op naam van de belastingplichtige.

2. Ingeval de betaling van een aan de belastingplichtige terug te geven bedrag heeft plaatsgevonden op een geldig uitgesloten rekening:

heeft de ontvanger voldaan aan de verbintenis indien de belastingplichtige de betaling (stilzwijgend) accepteert;

dient de ontvanger alsnog uit te betalen indien de belastingplichtige de betaling weigert.

3. De belastingplichtige kan de betaling op een uitgesloten rekening slechts weigeren met terugbetaling van het bedrag waarmee hij ten gevolge van de betaling op de uitgesloten rekening is verrijkt. De belastingplichtige is in deze niet verrijkt voorzover het bedrag hem niet ter beschikking is gekomen ("daadwerkelijk ten goede is gekomen"). Het gaat hier om bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld een betaling op een uitgesloten rekening waarvan het negatieve saldo vóór de betaling is betrokken in een dading met betrekking tot een sanering, waarbij het bedrag van de betaling geen rol heeft gespeeld (hetgeen in HR 28 februari 1997, NJ 1998, 218 (Staat/Meijer) aan de orde was). Een ander voorbeeld betreft de betaling op een uitgesloten rekening die op naam staat van de belastingplichtige en zijn ex-partner (geen wettelijke gemeenschap van goederen) waarbij de ex-partner na de uitbetaling van de teruggaaf het saldo van de rekening heeft opgenomen voordat de belastingplichtige op de hoogte was dat de teruggaaf was uitbetaald. De ontvanger komt in dit laatste geval een vordering ter zake van verrijking toe op de ex-partner.

4. De ontvanger verrekent de hem toekomende vordering ter zake van verrijking met de schuld die hij bedoelde te voldoen. De ontvanger kan verrekening achterwege laten voorzover hij daarmee in voorkomend geval zijn schadeplichtigheid kan beperken (zie hierna onder III). Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie dat de belastingplichtige niet op korte termijn kan voorzien in de alternatieve financiering van zonder (verder) uitstel te verrichten uitgaven. De ontvanger informeert daartoe bij de belastingplichtige of en zo ja, in hoeverre deze schade zou lijden indien verrekening zou plaatsvinden. De ontvanger behoudt in geval van een tweede uitbetaling een vordering uit verrijking die hij later (als concurrente schuld) alsnog kan invorderen…”

Instantie: Belastingdienst/Rijnmond/kantoor Rotterdam

Klacht:

Teruggaaf inkomstenbelasting niet bevrijdend betaald;.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Belastingdienst/Rijnmond/kantoor Rotterdam

Klacht:

Nagelaten om te informeren naar het juiste rekeningnummer ten behoeve van de teruggaaf.

Oordeel:

Gegrond