2003/192

Rapport

Verzoeker, een Nigeriaanse asielzoeker, klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op 1 mei 2002 zijn klacht buiten behandeling heeft gesteld betreffende het zonder zijn toestemming nemen van een foto in het Aanmeldcentrum Rijsbergen en de publicatie daarvan in het Justitie Magazine van april 2002.

Beoordeling

1. Het tweede lid van artikel 9:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (zie Achtergrond, onder 1.) biedt bestuursorganen de mogelijkheid een klacht buiten behandeling te laten indien het belang van de klager dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is. Volgens de Memorie van Toelichting op deze bepaling (zie Achtergrond, onder 2.) mag een bestuursorgaan niet lichtvaardig besluiten om op die gronden van de behandeling van de klacht af te zien.

2. Verzoeker werd tijdens een onderzoek in het kader van zijn asielaanvraag in het Aanmeldcentrum (AC) te Rijsbergen op 22 maart 2002 gefotografeerd door een fotograaf die in opdracht werkte van het Justitie Magazine, het beleids- en informatieblad van het ministerie van Justitie. In het Justitie Magazine van april 2002 werd, bij een reportage over de AC-procedure, een foto van verzoeker gepubliceerd. Verzoeker is op die foto grotendeels ontkleed.

3. Verzoeker diende op 19 april 2002 bij de IND een klacht in over het nemen en het publiceren van de foto. Hij verwees in zijn klacht naar het recht op privacy en naar de kwetsbare situatie waarin asielzoekers zich bevinden. Verzoekers klacht werd bij brief van 1 mei 2002 van de Staatssecretaris van Justitie buiten behandeling gesteld met verwijzing naar het tweede lid van artikel 9:8 Awb. Gezien het feit dat verzoeker naar aanleiding van de afwijzende beschikking van 18 april 2002 op zijn asielaanvraag geen rechtsmiddel had aangewend en hij vanaf 19 april 2002 met onbekende bestemming was vertrokken, meende de Staatssecretaris dat verzoeker geen belang had bij de behandeling van de klacht over het nemen en het publiceren van de gewraakte foto.

4. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie deelde tijdens het onderzoek mee dat hij de klacht over het niet in behandeling nemen van de aanvankelijke klacht gegrond achtte, en de oorspronkelijke klacht daarom alsnog in behandeling zou nemen.

5. De Staatssecretaris ging bij de motivering van de beslissing van 1 mei 2002 om verzoekers klacht van 19 april 2002 niet in behandeling te nemen slechts uit van de verblijfsrechtelijke situatie van verzoeker. Daarmee heeft de Staatssecretaris echter miskend dat een eventueel procesbelang van de indiener van een klacht in beginsel geheel losstaat van het belang dat de betrokkene heeft bij de behandeling van zijn klacht. Met het indienen van een klacht wordt primair een oordeel over de onderzochte gedraging beoogd. Weliswaar verplicht artikel 9:12 Awb het bestuursorgaan om, na het afsluiten van het onderzoek, de klager schriftelijk zijn bevindingen en eventuele conclusies mee te delen, maar de omstandigheid dat door het vertrek van klager met onbekende stemming het meedelen van de bevindingen naar aanleiding van de klacht niet aan de orde kan zijn, houdt niet langer in dat de klager geen belang heeft bij de beoordeling van de door hem aan de kaak gestelde gedraging en bij de conclusies die het bestuursorgaan daaraan verbindt.

De verblijfsrechtelijke situatie van verzoeker was ook niet relevant bij de beoordeling van zijn klacht over het schenden van zijn privacy. Immers ook na de afwijzing van een asielaanvraag en nadat hij met onbekende bestemming is vertrokken bestaat er voor een vreemdeling recht op privacy en kan zijn kwetsbare positie nog voortduren.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, is gegrond.

Onderzoek

Op 17 mei 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer O., ingediend door Stichting Rechtsbijstand Asiel (SRA) te `s-Hertogenbosch, met een klacht over een gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De minister voor vreemdelingenzaken en Integratie deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoeker diende een asielaanvraag in, in het Aanmeldcentrum (AC) te Rijsbergen. Tijdens zijn verblijf in het AC werd hij gefotografeerd door een fotograaf die in opdracht werkte van het Justitie Magazine. Het Justitie Magazine is het beleids- informatieblad van het ministerie van Justitie en verschijnt maandelijks onder verantwoordelijkheid van de Directie Voorlichting van het ministerie van Justitie. Middels zijn gemachtigde diende verzoeker op 19 april 2002 een klacht in bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de publicatie van een foto van hem in het Justitie Magazine van april 2002.

2. In de brief van 19 april 2002 liet de gemachtigde van verzoeker de IND onder meer het volgende weten:

“In een gesprek dat ik met (verzoeker; N.o.) had vertelde hij mij vooraf niet te zijn geïnformeerd over de reden en het doel van het nemen van de foto. Hij had hier eerder over geklaagd bij mijn collega rechtshulpverlener (…) die navraag heeft gedaan. Daarop heeft hij van haar vernomen en gezien dat de gewraakte foto was gebruikt in het Justitie Magazine (april 2002), bij een artikel over het Aanmeldcentrum. Hij was hierover zeer verbolgen. Niet alleen vreest hij dat personen waarvoor hij vreest hem zullen herkennen, maar ook is hij erg verbolgen over het feit dat hij bijna geheel ontkleed is gefotografeerd.

Deze handelswijze beschouwt hij als een zeer ernstige inbreuk op het recht op privacy (…) en ook in strijd met het Portretrecht. (Verzoeker; N.o.) voelt zich tevens gediscrimineerd als zwarte mens, nu hij stelt dat iets dergelijks nooit was gebeurd bij een blanke mens: `kennelijk hebben zwarte mensen geen rechten om beschermd te worden tegen dergelijke inbreuken'. Ondergetekende is daarnaast van mening dat deze handelwijze, zeker gezien de kwetsbare en angstige situatie waarin asielzoekers zich bevinden, zeer schandalig is en krijgt graag opheldering over de genoemde handelwijze.”

3. De Staatssecretaris van Justitie reageerde bij brief van 1 mei 2002 op de bovenstaande klacht en deelde daarin onder meer het volgende mee:

“In reactie op uw brief (…) deel ik u mee dat uw klacht conform artikel 9:8, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (zie Achtergrond; N.o.) niet voor behandeling in aanmerking komt.

Immers, mij is uit het dossier van betrokkene gebleken dat hij op 19 april 2002 met onbekende bestemming is vertrokken en hij, tot op heden, naar aanleiding van mijn beschikking van 18 april 2002 geen rechtsmiddel heeft aangewend.

Uit het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat betrokkene geen belang heeft bij de behandeling van onderhavige klacht. Op grond hiervan kan de klacht met inachtneming van voornoemd artikel buiten behandeling worden gesteld.”

4. Naar aanleiding van de klacht bij de Nationale ombudsman is de oorspronkelijke klacht alsnog in behandeling genomen, en bij brief van 23 oktober 2002 ongegrond verklaard. In deze brief overwoog de minister onder meer het volgende:

“Dezerzijds wordt, alle feiten en omstandigheden in acht genomen, geconcludeerd dat betrokkene zijn toestemming heeft verleend voor het nemen en plaatsen van de foto's. Gelet hierop kan niet worden geconcludeerd dat hier sprake is van schending van de privacy van betrokkene en evenmin van schending van het portretrecht. Ik beoordeel de, overigens niet door betrokkene in persoon nader onderbouwde, klacht ongegrond.

Echter wel wordt onderkend dat een schriftelijke vastlegging van de verleende toestemming meer zorgvuldig was geweest.

Aangaande de door u (verzoekers gemachtigde; N.o.) gegeven aanbevelingen wens ik op te merken dat de Directie Voorlichting recentelijk haar beleid heeft aangescherpt en geactualiseerd in een persprotocol ter waarborging van een eenduidige uitvoering van het persbeleid binnen de IND. In dat protocol wordt onder meer voorgeschreven dat in situaties als onderhavige de betrokken vreemdeling(en) (schriftelijk) om toestemming moet worden gevraagd.

Uiteraard blijf ik ernaar streven om in de toekomst in een situatie als onderhavige zorgvuldig en overeenkomstig de hierop van toepassing zijnde Wet persoonsregistratie en privacyreglementen te handelen.”

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker is weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie reageerde bij brief van 15 augustus 2002 als volgt op de klacht:

“Gelet op het belang dat dient te worden toegekend aan de vertrouwelijkheid van gegevens - en daarmee aan de privacy - van personen die hier te lande asiel aanvragen, ben ik van mening dat artikel 9:8, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht op de klacht van betrokkene niet van toepassing had dienen te worden verklaard. Ik acht de klacht dan ook gegrond.

Voor een inhoudelijke beoordeling van de klacht d.d. 19 april 2002 zal de klacht opnieuw in de interne klachtenprocedure in behandeling worden genomen. De gemachtigde zal in de gelegenheid worden gesteld om te worden gehoord of indien gemachtigde afziet van het recht te worden gehoord zal de klacht zonder horen worden afgehandeld.”

Achtergrond

1. Algemene wet bestuursrecht

Artikel 9:8

“2. Het bestuursorgaan is niet verplicht de klacht te behandelen indien het belang van de klager dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is.”

2. Memorie van Toelichting Awb, Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25 837, nr. 3, artikel 9:8, tweede lid

“Naar analogie van artikel 14, onder b en c, van de wet No wordt in het tweede lid de mogelijkheid geboden een klacht buiten behandeling te laten indien het belang van de klager of het gewicht van de gedraging te gering is. Volledige behandeling van dit soort klachten kan een te zware belasting met zich brengen voor bestuursorganen. Uiteraard mag een bestuursorgaan niet lichtvaardig besluiten om op die gronden van de behandeling van de klacht af te zien. Zou dat in een enkel geval wel gebeuren dan kan men zich tot de Nationale ombudsman dan wel een eventuele andere externe klachtvoorziening wenden die derhalve op een juist gebruik van deze bevoegdheid kan toezien.”

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Verzoekers klacht over het zonder zijn toestemming nemen van foto en publicatie daarvan in Justitie Magazine buiten behandeling gesteld.

Oordeel:

Gegrond