2001/255

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat het hoofd van het bureau Groenbeheer van de gemeente Apeldoorn, onder verwijzing naar het door het college van burgemeester en wethouders op 19 juni 1995 vastgestelde beleid voor uitgifte van snippergroen, afwijzend heeft beslist op zijn verzoek tot verkoop van een deel van het, achter de woning van verzoeker gelegen, openbaar groen, terwijl een dergelijk verzoek in andere vergelijkbare gevallen wel door het college van burgemeester en wethouders is toegekend.

Beoordeling

I. INLEIDING

1. Op 25 april 2000 vroeg verzoeker het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn om de tussen zijn achtertuin en de openbare weg gelegen groenstrook aan hem te verkopen, waardoor het mogelijk werd een oprit of carport te realiseren. Bij zijn verzoek verwees verzoeker naar situaties in de directe omgeving, waar in een aantal gevallen reeds een oprit, carport of garage was gerealiseerd.

2. Het hoofd van het bureau Groenbeheer wees het verzoek af. Als reden hiervoor werd aangegeven dat de door verzoeker gewenste groenstrook niet als uitgeefbare grond stond opgenomen op de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn vastgestelde snippergroenkaart.

3. In reactie op de klacht van verzoeker stelde het hoofd van het bureau Groenbeheer, tijdens de - interne - behandeling van de klacht dat de aanleg van een uitrit door deze strook in strijd zou zijn met de bestemming Openbaar groen en, vanuit het oogpunt van groenbeheer, ongewenst aangezien dit tot een beperking van de (landschappelijke) functies daarvan leidt.

4. Tevens merkte het hoofd van het bureau Groenbeheer op dat de door verzoeker gestelde vergelijkbare situaties bij andere percelen wezenlijk anders van aard zijn, omdat er in die situaties geen sprake is van doorsnijding van een (openbare) groenstrook met een vergelijkbare landschappelijke waarde en/of een vergelijkbare visuele groenstructuur en er evenmin sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan.

5. Het hoofd van het bureau Groenbeheer erkende dat er in één geval ten onrechte een uitrit door de strook openbaar groen is ontstaan en dat, hoewel er geen sprake is van overdracht van gemeentegrond, er enig vergelijk met de situatie van verzoeker denkbaar is. Onderzocht zou worden in hoeverre het mogelijk is om deze situatie ongedaan te maken.

6. Met de reactie van het hoofd van het bureau Groenbeheer kan verzoeker zich niet verenigen, aangezien hij van mening blijft dat er sprake is van vergelijkbare gevallen. Verzoeker klaagt er dan ook over dat zijn verzoek tot aankoop is afgewezen, terwijl dergelijke verzoeken in vergelijkbare gevallen wel zijn toegekend.

II. Ten aanzien van de afwijzende beslissing op het verzoek tot verkoop.

1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn heeft in zijn vergaderingen van 4 februari 1986 en 19 juni 1995 het beleid inzake de verhuur c.q. verkoop van snippergroen vastgesteld. Op grond van de geformuleerde criteria (zie hiervoor Achtergrond) en de vastgestelde snippergroenkaart werd de aanvraag van verzoeker tot aankoop van de groenstrook tussen zijn achtertuin en de openbare weg afgewezen, omdat deze strook niet als uitgeefbaar staat aangemerkt en, als onderdeel van de hoofdgroenstructuur, een beeldbepalende functie heeft.

2. De beslissing van het hoofd van het bureau Groenbeheer van 13 juli 2000 om, onder verwijzing naar het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn vastgestelde beleid, afwijzend te beslissen op de aanvraag van verzoeker tot verkoop van de groenstrook staat niet ter discussie.

Wel aan de orde is de vraag of en in hoeverre het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn in de door verzoeker in zijn brief van 2 januari 2001 aangegeven gevallen is afgeweken van de criteria voor de verhuur en verkoop van snippergroen en in hoeverre dit - indien dit het geval is geweest - consequenties heeft voor de aanvraag van verzoeker om tot verkoop van een strook groen over te gaan.

3. Door verzoeker zijn verschillende situaties aangegeven, op grond waarvan - naar de mening van verzoeker - geconcludeerd zou moeten worden dat alsnog positief zou moeten worden beslist op zijn verzoek tot verkoop van een deel van de groenstrook. Hieronder zal per geval op de door verzoeker aangegeven situaties worden ingegaan.

3.1 De plaatsing van een tuinhuis met commerciële doeleinden.

Ten aanzien van deze situatie merkt het college van burgemeester en wethouders op dat het tuinhuis op eigen grond is neergezet en, hoewel de deur van het tuinhuis naar de weg is gericht, het tuinhuis geen toegang biedt naar de tuin. Bovendien is er voor de plaatsing van het tuinhuis geen snippergroen verkocht.

Bij het beschouwen van de situatie in het kader van het onderzoek is geconstateerd dat via het - in de eigen tuin geplaatste - tuinhuis reclame wordt gemaakt voor een makelaarskantoor, maar dat onduidelijk is in hoeverre het tuinhuis toegang biedt aan een eventueel aan huis gevestigd makelaarskantoor.

3.2 De realisering van een tuin met eigen afscheiding tot aan de straat.

Ten aanzien van deze situatie merkt het college van burgemeester en wethouders op dat er tussen de tuinafscheiding en de openbare weg nog een stuk openbaar groen aanwezig is. Voorzover betrokkene meer grond in gebruik heeft dan zijn eigendom toestaat is dat zonder toestemming, aangezien er in deze situatie geen sprake is geweest van verkoop van snippergroen.

Bij het beschouwen van de situatie in het kader van het onderzoek is geconstateerd dat het openbaar groen niet bij de particuliere tuin is getrokken, aangezien er een lage erfscheiding is geplaatst.

3.3 De realisering van een uitrit vanaf de tuin naar de openbare weg.

Ten aanzien van deze situatie merkt het college van burgemeester en wethouders op dat dit een openbaar voetpad ter ontsluiting van een achterpad betreft, waarvoor geen snippergroen is verkocht.

Bij het beschouwen van de situatie in het kader van het onderzoek is geconstateerd dat dit - voorzover het handelde om de ontsluiting aan de voorzijde - een regulier voetpad betrof.

3.4 De realisering van een pad door de openbare groenstrook naar de achterzijde van de tuinen.

Ten aanzien van deze situatie merkt het college van burgemeester en wethouders op dat dit de aansluiting van een achtertuin op het bestaande trottoir betreft op grond van in het verleden gemaakte afspraken. Daar waar tussen tuin en trottoir een groenstrook grenst, is het mogelijk gemaakt een ontsluiting te realiseren door middel van het aanleggen van een pad niet breder dan 1 meter. Deze afspraak is gemaakt, omdat vele tuinen geen ontsluiting aan de achterzijde hebben. Voor de realisering van de ontsluitingen is geen openbaar groen verkocht.

Bij het beschouwen van de situatie in het kader van het onderzoek is geconstateerd dat dit een ontsluiting van de achtertuin via het openbaar groen betrof.

3.5 De realisering van drie paden door de openbare groenstrook naar de achterzijde van de tuinen.

Ten aanzien van deze drie identieke situaties merkt het college van burgemeester en wethouders, evenals hiervoor opgemerkt onder 3.4, op dat dit aansluitingen van achtertuinen op bestaande trottoirs betreft op grond van in het verleden gemaakte afspraken.

Bij het beschouwen van de situatie in het kader van het onderzoek is geconstateerd dat dit ontsluitingen van de achtertuinen via het openbaar groen betrof.

3.6 De realisering van een tuin met eigen afscheiding tot aan de straat.

Ten aanzien van deze situatie merkt het college van burgemeester en wethouders op dat de bewoner zonder toestemming een stuk openbaar groen bij zijn tuin heeft gevoegd, waarvoor passende maatregelen getroffen zullen worden om dit terug te draaien. Verkoop van snippergroen is niet aan de orde.

Bij het beschouwen van de situatie in het kader van het onderzoek is geconstateerd dat er tussen het openbaar groen en de particuliere tuin een lage tuinafscheiding is geplaatst. Blijkens de reactie van het college van burgemeester en wethouders bevindt deze afscheiding zich niet op de juiste plaats.

3.7 De realisering van een oprit door de openbare groenstrook .

Ten aanzien van deze situatie merkt het college van burgemeester en wethouders op dat de huidige bewoner het door de vorige eigenaar aangelegde pad van minder dan een meter breed ter ontsluiting van zijn achtertuin, zonder toestemming van het college, heeft verbreed. De gecreëerde situatie zal worden teruggedraaid. Voor de realisering van de toegang is geen openbaar groen verkocht.

Bij het beschouwen van de situatie in het kader van het onderzoek is geconstateerd dat dit geen oprit, maar een ontsluiting van de achtertuin via het openbaar groen betrof.

3.8 De bouw van twee garages en realisering van uitritten.

Ten aanzien van deze situatie merkt het college van burgemeester en wethouders op dat de garages op eigen grond zijn gebouwd, voor beide uitritten toestemming is verleend, mede omdat op de betrokken percelen - in ieder geval gedeeltelijk - de bestemming verkeersdoeleinden is gelegd en het openbaar groen niet is doorsneden. Ook in deze situatie is er geen sprake geweest van verkoop van snippergroen.

Bij het beschouwen van de situatie in het kader van het onderzoek is geconstateerd dat het de plaatsing van twee garages op eigen grond betreft.

3.9 De realisering van een oprit.

Ten aanzien van deze situatie merkt het college van burgemeester en wethouders op dat dit een officiële ingang naar een achtergelegen openbare parkeerplaats betreft, waar betrokkenen handig gebruik van maken. Voorzover gebruik gemaakt wordt van het openbaar groen zal betrokkene daarop worden aangesproken. Er is in deze situatie geen sprake van een officiële in- of uitrit, noch van verkoop van snippergroen.

Bij het beschouwen van de situatie in het kader van het onderzoek is geconstateerd dat het parkeren op eigen grond betreft, waarbij voor de ontsluiting gebruik gemaakt wordt van de ontsluitingsweg van de schuin achter de woningen gelegen openbare parkeerplaatsen.

3.10 Het realiseren van een parkeerplaats en uitrit met doorsnijding van openbaar groen.

Ten aanzien van deze situatie merkt het college van burgemeester en wethouders op dat de situatie bekend is. Ook in deze situatie is er geen sprake geweest van verkoop van snippergroen.

Bij het beschouwen van de situatie in het kader van het onderzoek is geconstateerd dat het parkeren op eigen grond in de voortuin betreft, waarbij een ontsluiting via de openbare groenstrook is gerealiseerd.

Alhoewel reeds eerder door de gemeente (zie onder C. 2.) is erkend dat in deze situatie ten onrechte een uitrit door een openbare groenstrook is ontstaan, waarbij sprake kan zijn van enig vergelijk met de door verzoeker gewenste situatie, dient te worden geconcludeerd dat in de beschreven situatie geen verkoop van snippergroen heeft plaatsgevonden en toetsing aan de voor de verkoop of verhuur daarvan ontwikkelde criteria niet aan de orde kan zijn.

4. Gelet op het vorenstaande dient te worden geconcludeerd dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn in geen van de door verzoeker in zijn brief van 2 januari 2001 aangegeven gevallen is afgeweken van de criteria voor de verhuur en verkoop van snippergroen, zoals neergelegd in de criteria voor de uitgifte van snippergroen, zodat hierin geen aanleiding gevonden kan worden om alsnog tot verkoop over te gaan van een deel van de groenstrook zoals door verzoeker gewenst.

De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het hoofd van het bureau Groenbeheer, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, is niet gegrond.

Onderzoek

Op 2 januari 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer P. te Apeldoorn, met een klacht over een gedraging van het hoofd van het bureau Groenbeheer van de gemeente Apeldoorn.

Verzoeker had zich al eerder, bij brief van 26 juli 2000, tot de Nationale ombudsman gewend. Zijn verzoek voldeed toen echter niet aan het kenbaarheidsvereiste als neergelegd in artikel 12, tweede lid van de Wet Nationale ombudsman, zodat het niet in onderzoek werd genomen.

Naar aanleiding van verzoekers brief van 2 januari 2001 werd naar de gedraging van het hoofd van het bureau Groenbeheer, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Voorts werd de situatie ter plekke beschouwd.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd het college van burgemeester en wethouders een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Het college van burgemeester en wethouders deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 25 april 2000 diende verzoeker bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn een verzoek in tot aankoop van de, bij de gemeente in eigendom zijnde, groenstrook tussen zijn achtertuin en de openbare weg. Ter onderbouwing van zijn verzoek schreef verzoeker onder meer het volgende:

"Zoals u kunt zien kunnen we zowel aan de voorkant als aan de achterkant niet bij de woning komen met de auto. (…) Toen ik via groenbeheer vroeg of ik eventueel het stuk grond achter de woning zou kunnen kopen kreeg ik echter te horen dat dit niet mogelijk was omdat er aan een doorgaande weg (…) een doorlopende groenstrook moet zijn dit mede omdat de kinderen er moeten kunnen spelen. (…) Toen ik aangaf dat ik er graag een carport wilde maken mede om ook de overvolle parkeerplaats te ontlasten kreeg ik te horen dat zoiets absoluut ondenkbaar is omdat er geen carporten mogen komen aan een doorgaande weg (…).

Groter werd daarop mijn verbazing toen ik daarop (…) moest constateren dat anderen wel een tuin tot aan de openbare weg mogen hebben (…).

Tevens zijn er diverse plaatsen waar er wel carports/garage's zijn.

(…)

Op een enkele plaats is er ook sprake van een oprit.

(…) graag zou ik als nieuw huiseigenaar een gelijke behandeling met de bewoners van de andere panden (…) hebben. Om dit doel te behalen is het nodig dat ik en eventuele anderen in staat gesteld worden om de grond gelegen tussen de eigen grond en de openbare weg te kopen."

2. Bij brief van 13 juli 2000 wees het hoofd van het bureau Groenbeheer van de gemeente Apeldoorn het verzoek tot aankoop af. Ter onderbouwing van deze beslissing werd onder meer het volgende opgemerkt:

"Enkele jaren geleden heeft het college van burgemeester en wethouders het snippergroenbeleid vastgesteld met een bijbehorende snippergroenkaart. Er zijn daartoe criteria vastgesteld en aan de hand van deze criteria zijn alle stukken openbaar groen op uitgeefbaarheid gecontroleerd. De uitgeefbare stukken zijn vervolgens op de zogenoemde snippergroenkaart ingekleurd.

Het openbaar groen achter uw woning komt niet op deze snippergroenkaart voor omdat het deel uitmaakt van de, eveneens door het college vastgestelde, hoofdgroenstructuur. Om die reden wordt ook niet toegestaan dat door dit openbaar groen een uitrit wordt aangelegd.

De percelen (…) die u met foto's in uw brief heeft aangemerkt, zijn particuliere terreinen. De andere percelen die u beschrijft betreffen woningen die al tijdens de aanleg van de buurt (...) bestonden uit woningen met een carport of garage en derhalve voorzien zijn van een (groene) uitrit."

B. Standpunt verzoeker

Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht. Ter onderbouwing van zijn klacht beschrijft verzoeker in zijn brief van 2 januari 2001 de volgende situaties:

"…(1.; N.o.) plaatsing van een commercieel (makelaar) tuinhuis met uitgang alleen bedoeld door de groenstrook na 1995 geplaatst

(2.; N.o.) een tuin met eigen afscheiding tot aan de straat. Tijdstip aanleg onbekend

(3.; N.o.) een uitrit vanaf de tuin naar de straat. Tijdstip aanleg onbekend

(4.; N.o.) pad door groenstrook naar achterzijde tuin. Tijdstip aanleg onbekend

(5. drie naast elkaar gelegen woningen; N.o.) pad door groenstrook naar achterzijde tuin. Tijdstip aanleg onbekend

(6.; N.o.) tuin tot aan de (…horst; N.o.). Tijdstip aanleg onbekend

(7.; N.o.) oprit naar de (…horst; N.o.). Tijdstip aanleg onbekend

(8.; N.o.) garage gebouwd met uitrit naar de straat na 1995

(9.; N.o.) uitrit naar (…horst; N.o.). Tijdstip aanleg onbekend

(10.; No.) uitrit naar de (…horst; N.o.) waarbij kort geleden nog een boom weg moest voor de uitrit (dit is de zogenoemde vergissing)…"

C. Standpunt college van burgemeester en wethouders

1. In reactie op verzoekers klacht deelde het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn bij brief van 15 maart 2001 onder meer het volgende mee:

"In het kort zal op de door verzoeker aangewezen voorbeelden c.q. objecten worden ingegaan. Voor de duidelijkheid zal ook dezelfde volgorde worden gehanteerd.

1. (...)

Het tuinhuisje is op eigen grond neergezet. Hoewel de opening naar de weg is toegekeerd is er geen toegang gemaakt en is geen groen verkocht.

2. (…)

Tussen tuinafscheiding is nog een stuk openbaar groen aanwezig. Indien de eigenaar meer grond in gebruik heeft dan zijn eigendom toestaat dan is dat zonder toestemming en verdient dat nader onderzoek. Ook hier is geen sprake van verkoop snippergroen.

3. (…)

Dit betreft een openbaar voetpad ter ontsluiting van een achterpad. Van verkoop van snippergroen aan derden is geen sprake.

4. (…)

Dit is een aansluiting van een achtertuin d.m.v. een 60 cm breed pad; (twee tegels) op een bestaand trottoir. Hierover zijn in het verleden afspraken gemaakt dat waar tussen tuin en trottoir een groenstrook grenst er een mogelijkheid tot ontsluiting is d.m.v. een pad niet breder dan 1 meter (…). Van verkoop groen is geen sprake. Deze richtlijn is uit de praktijk ontstaan doordat vele tuinen met name in de wijk "De Maten" geen ontsluiting aan de achterzijde hebben en voor alle voorkomende tuinwerkzaamheden men door de woonkamer heen moet.

5. (…)

Voor deze (drie identieke, door verzoeker afzonderlijk benoemde; N.o.) gevallen geldt hetzelfde als (zoals hiervoor onder 4.; N.o.). Hierbij is nog het verschil dat deze groenstrook geen onderdeel uitmaakt van de doorgaande hoofdstructuur (…), maar een zijtak hiervan.

6. (…)

De bewoner van de aanliggende woning heeft hier een stuk openbaar groen zonder toestemming bij zijn tuin gevoegd. Hiervoor zullen passende maatregelen genomen worden om dit terug te draaien. Dit was ons tot op heden nog niet opgevallen (…). Van verkoop groen is geen sprake.

7. (…)

De bewoner heeft zelf 5 jaar geleden zonder toestemming het door de vorige bewoner gecreëerde pad van 90 cm verbreed tot de huidige situatie en er een hekwerk langs geplaatst. Dit is zeker niet toegestaan en met de bewoner zal een gesprek hierover gevoerd worden om dit terug te draaien. Overigens is ook hier van verkoop geen sprake.

8. (…)

De garages zijn op eigen grond gebouwd. Voor beide uitritten is toestemming verleend en hebben het openbaar groen niet doorsneden. Overigens is de bestemming van deze openbare ruimte "verkeersdoeleinden". Er is ook in deze beide gevallen geen sprake van verkoop openbaar groen.

9. (…)

Dit betreft een officiële ingang naar een achtergelegen openbare parkeerplaats. De betreffende bewoners maken hier handig gebruik van. De bewoner van (…) gaat in de fout door over het openbaar groen heen te rijden. De bewoner zal hierop worden aangesproken. Er is geen sprake van een officiële in- of uitrit of verkoop van groen.

10. (…)

Deze situatie is bekend. In het verslag van het gesprek tussen de gemeente en verzoeker is het nodige hierover gezegd. Voor de duidelijkheid: ook hier is geen sprake van verkoop openbaar groen."

2. In zijn reactie op verzoekers klacht (zie hiervoor onder 1., onder 10.) verwees het college van burgemeester en wethouders onder meer naar het gesprek dat op 13 september 2000, in het kader van de interne klachtbehandeling, had plaatsgevonden tussen verzoeker en twee medewerkers van de gemeente Apeldoorn. In het verslag van dit gesprek staat onder meer het volgende:

"De strook achter de woning van (verzoeker; N.o.) is in het vigerende bestemmingsplan aangemerkt als Openbaar groen. De aanleg van een uitrit door deze strook zou in strijd met deze bestemming zijn. Vanuit het oogpunt van groenbeheer is iedere doorsnijding van deze strook ten behoeve van een uitrit ongewenst aangezien dit tot een beperking van de (landschappelijke) functies daarvan leidt. Een bij het perceel S. horst 502 aangelegde uitrit door deze strook is inmiddels door toedoen van de afdeling Groen ongedaan gemaakt. De door (verzoeker; N.o.) aangehaalde situaties bij andere percelen zijn wezenlijk anders van aard. Immers, in die situaties is geen sprake van doorsnijding van een (openbare) groenstrook met een vergelijkbare landschappelijke waarde en/of een vergelijkbare visuele groenstructuur. Evenmin is in die situaties sprake van strijdigheid met het bestemmingsplan. Anders dan in het geval van (verzoeker; N.o.) is het realiseren van een uitrit daar, gelet op het bestemmingsplan toegestaan. Bovendien behoort de grond waarop in de door (verzoeker; N.o.) aangedragen 'vergelijkingsgevallen' een uitrit is aangelegd tot de eigendom van de eigenaren van de zich daarop bevindende woningen. Slechts in één geval (…) is (…) ten onrechte een uitrit door deze strook openbaar groen ontstaan. Hoewel hierbij, anders dan in het door (verzoeker; N.o.) gedane verzoek, geen sprake is van overdracht van gemeentegrond, is enig vergelijk hiermee denkbaar. Echter, de afdeling Groen onderzoekt momenteel in hoeverre het mogelijk is om deze situatie ongedaan te maken."

D. Reactie verzoeker

In reactie op het standpunt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn verwees verzoeker op 3 april 2001 telefonisch onder andere naar het verslag van het gesprek van 13 september 2000, waarin ten onrechte verwezen wordt naar een verwijderde uitrit op de S. horst nummer 502.

E. Reactie college burgemeester en wethouders

In reactie op hetgeen verzoeker stelde (zie hiervoor D. REACTIE VERZOEKER) schreef het college van burgemeester en wethouders onder meer het volgende

Tot onze spijt is gebleken (…) van een omissie in het verslag (…). Per abuis wordt (...) gesproken over S. horst 502. Bedoeld wordt echter H. horst 502. (…) De bewoner is aangeschreven om de verbreding ongedaan te maken. (…) Het bezwaarschrift is inmiddels ter advisering in handen gesteld van de Onafhankelijke bezwarencommissie. Er heeft dus nog geen (feitelijk) herstel in de oude situatie plaatsgevonden.

f. plaatsopname

Op 15 maart 2001 is door een medewerker van de Nationale ombudsman een opname ter plaatse gehouden. De bevindingen hiervan zijn de volgende (de nummers refereren aan de nummers gebruikt onder B. en C.1.):

1. Tuinhuis als 'reclame-object' voor een makelaarskantoor. Onduidelijk of dit tevens dient als toegang tot een kantoor aan huis.

2. Tussen tuin en openbaar groen is een lage tuinafscheiding aanwezig, zodat openbaar groen niet bij de particuliere tuin is getrokken.

3. Indien het gaat om de ontsluiting aan de voorzijde betreft het een regulier voetpad.

4. Voetgangersontsluiting van de achtertuin via het openbaar groen.

5. Voetgangersontsluitingen van drie achtertuinen via het openbaar groen.

6. Tussen tuin en openbaar groen is een lage tuinafscheiding aanwezig, zodat het openbaar groen niet bij de particuliere tuin is getrokken.

7. Voetgangersontsluiting van de achtertuin via het openbaar groen.

8. Garages zijn op eigen grond geplaatst.

9. Parkeren op eigen grond in de voortuin, waarbij de ontsluitingsweg van de schuin achter de woningen gelegen parkeerplaatsen dient als in- en uitrit.

10. Parkeren op eigen grond in de voortuin, waarbij een ontsluiting via de openbare groenstrook is gerealiseerd.

G. NADERE Reactie

1. In reactie op het verslag van bevindingen deelde verzoeker onder meer mee dat wederom een uitrit werd gerealiseerd, zonder dat daartegen door de gemeente Apeldoorn werd opgetreden.

2. Daarnaar gevraagd deelde de gemeente Apeldoorn mee dat deze melding betrekking had op de realisering van een parkeerplaats in de eigen voortuin, zonder dat hiervoor grond is verkocht of sprake is van doorsnijding van een waardevolle groenstrook.

Achtergrond

1. Te hanteren criteria bij het vervaardigen van snippergroen-uitgiftekaarten (behorend bij het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 4 februari 1986):

"Stukken openbaar groen komen alleen in aanmerking voor uitgifte (verhuur dan wel verkoop) aan particulieren indien:

1. de vigerende bestemming openbaar groen is.

2. het groen geen gebruiksfunctie heeft of bij herziening bestemmingsplan zal krijgen.

3. er geen kabels en leidingen in de ondergrond liggen, met uitzondering van z.g. huisaansluitingen.

4. het stuk openbaar groen direct grenst aan een particuliere tuin (d.w.z. niet los daarvan, gescheiden door pad e.d.).

5. het stuk openbaar groen geen deel uitmaakt van een park of parkstrook (bijv. langs een singel).

6. het stuk openbaar groen geen beeldbepalende functie heeft.

7. andere groenvoorzieningen of waterlopen t.g.v. de ingebruikgeving niet onbereikbaar voor onderhoudswerkzaamheden worden."

2. Herziene criteria voor de uitgifte van snippergroen (behorend bij het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 19 juni 1995):

"Stukken openbaar groen komen alleen in aanmerking voor uitgifte (verhuur dan wel verkoop) aan particulieren indien:

1. het groen op de daarvoor vervaardigde uitgiftekaarten als uitgeefbaar is aangeduid;

2. er geen kabels en leidingen in de ondergrond liggen (…) die behoren tot categorie a"

Uit de bij het besluit van 19 juni 1995 gevoegde kaart blijkt dat het openbaar groen achter verzoekers woning niet als uitgeefbaar is aangeduid.

Instantie: Hoofd bureau Groenbeheer gemeente Apeldoorn

Klacht:

Afwijzende beslissing op verzoek tot verkoop van groenstrook voor realisatie oprit of carport.

Oordeel:

Niet gegrond