1999/465

Rapport

Op 27 november 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw E. te Schagerbrug, met een klacht over een gedraging van het College van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de provincie Noord-Holland, werd een onderzoek ingesteld.

Op grond van de door verzoekster verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:

Verzoekster klaagt erover dat het College van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland bij brief van 12 juni 1998 haar verzoek om een bijdrage in de kosten voor het vernieuwen van de afrastering tussen verzoeksters perceel en de provinciale weg N502 heeft afgewezen.

Achtergrond

In het geval van een klacht over een besluit van een bestuursorgaan tot afwijzing van een verzoek om schadevergoeding dat kan worden onderworpen aan het oordeel van de bestuursrechter is de Nationale ombudsman niet bevoegd.

Staat bij zo'n klacht de weg naar de bestuursrechter niet open, zodat de Nationale ombudsman ter zake wel bevoegd is, dan stelt de Nationale ombudsman zich terughoudend op. In zo'n geval is immers de burgerlijke rechter de instantie die bij uitsluiting bevoegd is om bindend te beslissen over de vraag of, op grond van bepalingen van burgerlijk recht, het betrokken bestuursorgaan is gehouden om de gestelde schade te vergoeden.

Alleen wanneer in zo'n geval naar het oordeel van de Nationale ombudsman de aanspraak van betrokkene op schadevergoeding, gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat het betrokken bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzende besluit heeft kunnen komen, wordt dat besluit tot weigering van de gevraagde schadevergoeding aangemerkt als een niet-behoorlijke gedraging.

In de overige gevallen gaat de Nationale ombudsman ervan uit dat het in beginsel vrijstaat aan het betrokken bestuursorgaan om te betwisten dat het gehouden is tot het vergoeden van de gestelde schade, en om zich in verband daarmee op het standpunt te stellen dat de vraag naar die gehoudenheid - eventueel - moet worden beantwoord door de burgerlijke rechter. In die gevallen zal er voor de Nationale ombudsman geen reden zijn om het besluit tot weigering van de schadevergoeding aan te merken als een niet-behoorlijke gedraging.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de provincie Noord-Holland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de provincie Noord-Holland, de betrokken ambtenaar en degene die verzoeksters afrastering heeft vervangen een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Verzoekster berichtte dat het verslag haar geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.

De reactie van de provincie gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoekster schreef op 24 maart 1998 onder meer het volgende aan de provincie Noord-Holland (hierna: de provincie):

"Vorig jaar (in april 1997; N.o.) heb ik u gevraagd waar de erfscheiding liep tussen mijn grond en de berm die in eigendom/beheer zou zijn bij de provincie. U heeft mij toen medegedeeld dat de erfscheiding liep ter hoogte van de aanwezige bomenrij. Ik heb aangegeven dat deze bomen door mijn bestaande afrastering (palen met draad en gaas) heen gegroeid waren in de loop der jaren. Ik heb de takken die door het gaas heen gegroeid waren (op mijn perceel) in het voorjaar van 1997 (bedoeld wordt 1998; N.o.) laten snoeien en versnipperen. U gaf aan dat u, als ik dat zou willen, in het voorjaar van 1998 opdracht zou geven om de bestaande bomenrij in zijn geheel te snoeien. Ik ben hier niet toe overgegaan, omdat ik vreesde dat mijn afrastering hier niet tegen bestand zou zijn. Thans heb ik de afrastering toch moeten vervangen en dit heeft helaas veel moeite en geld gekost. De takken waren dusdanig door de afrastering heen gegroeid dat ik deze eerst grondig heb moeten laten wegzagen en versnipperen om de oude afrastering te kunnen slopen en vervangen.

Gelet op het feit dat er uwerzijds nimmer iets gedaan is aan de woekerende bomenrij en de schade die hierdoor veroorzaakt is aan mijn afrastering, zou ik u vriendelijk willen verzoeken mij een bijdrage in de kosten te doen toekomen. De kosten bedragen circa f 4700,- (wegzagen takken, versnipperen takken, verwijderen en afvoeren oude afrastering, aanbrengen nieuwe afrastering). Ik zou het op prijs stellen als u 50% hiervan voor uw rekening wilt nemen."

2. Verzoekster voegde daar bij brief van 24 april 1998 het volgende aan toe:

"U bent zonder mijn instemming, circa medio april 1998 overgegaan tot het snoeien van de bomenrij langs de afrastering van mijn perceel. Dit in tegenstelling tot de in april 1997 met de heer X gemaakte afspraak dat dit alleen zou gebeuren als ik de provincie zou verzoeken om tot snoeien over te gaan. Het snoeien heeft tot gevolg gehad dat er een gevaarlijke situatie is ontstaan, omdat op het gedeelte waar de afrastering nog niet door mij vervangen was, door het snoeien van de bomenrij beschadiging aan de afrastering is ontstaan. Hierdoor was het mogelijk dat het op mijn perceel weiland, aanwezige vee direct op de openbare weg kon komen, met alle gevolgen van dien. Ik was dan ook genoodzaakt om de afrastering op het gedeelte, dat nog niet vervangen was, te laten herstellen.

Voorts heeft het mij ten zeerste verbaasd dat u thans tot het snoeien over gegaan bent, nadat ik de afrastering voor een groot deel had laten vervangen. Het snoeien was voor de vervanging van de afrastering niet mogelijk omdat er dusdanige beschadiging aan de afrastering zou optreden dat deze niet meer te herstellen zou zijn. U heeft daarbij een gevaarlijke situatie gecreëerd omdat het aanwezige vee direct op de openbare weg had kunnen komen. Ik heb naast de kosten van het vervangen van de afrastering opnieuw kosten ad f 550,- moeten maken voor een voorlopig herstel van de door uw toedoen veroorzaakte beschadiging aan de nog bestaande oude afrastering, naast de reeds gemaakte kosten van f 4700,-.

Ik verzoek u het schadebedrag ad f 550,- en 50% van f 4700,- binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief (...) over te maken."

De offerte ad f 550 voor de hiervoor door verzoekster bedoelde werkzaamheden bestond onder meer uit het vervangen van het gaas en (voor zover nodig) de palen waartussen het gaas was gespannen.

3. De provincie reageerde bij brief van 12 juni 1998 onder meer als volgt:

"In april 1997 is tijdens een gesprek met u door de heer X van mijn afdeling aan de hand van een tekening aangegeven waar de grens in beheer en eigendom ligt tussen provinciale grond en uw perceel. Ter hoogte van uw perceel bevindt zich in de provinciale berm een struikbeplanting. In het gesprek is tevens aan de orde geweest dat eventueel overgroeiende takken bij de afrastering door u gesnoeid konden worden of, op uw verzoek, door medewerkers van de provincie. Eveneens is gesproken over het reguliere onderhoud aan de beplanting dat voornamelijk bestaat uit het periodiek (om de 4-8 jaar) tot 10 cm. boven de grond afzetten van takken/stammen. Afgesproken is ook om in voorjaar 1998 dit onderhoud opnieuw uit te voeren. In april jl. heeft het snoeien plaatsgevonden.

In uw brieven merkt u op dat er een afspraak zou bestaan dat dit reguliere onderhoud alleen zou plaatsvinden op uw aanwijzing in verband met de slechte onderhoudstoestand van de afrastering. Hierover bestaat een verschil van inzicht tussen u en de heer X van mijn afdeling. Er is vorig jaar wel gesproken over het op uw nader aan te geven verzoek om eventueel overgroeiende takken af te snoeien. Ik betreur het verschil van inzicht dat kennelijk is ontstaan.

In uw brieven voert u ook aan dat de beplanting schade heeft veroorzaakt aan uw afrastering. Vanuit dit oogpunt verzoekt u de provincie Noord-Holland om 50% van de gemaakte kosten te vergoeden. Uw mening over het feit dat de beplanting schade heeft veroorzaakt aan de afrastering deel ik niet. De takken van de struiken waren niet zodanig in de afrastering gegroeid dat dit een bepalende invloed had op het raster. De staat van onderhoud van de afrastering (grofmazig schapengaas) is naar mijn mening een normaal gevolg van de ouderdom van het raster (oude perkoenpalen en los gespannen gaas).

In uw brieven verzoekt u achteraf een bijdrage in de kosten van de werkzaamheden. Bij een dergelijke zaak is overeenstemming over de kwestie voordat het werk wordt uitgevoerd een gebruikelijke gang van zaken, zodat ook vooraf duidelijk is welke oorzaken er zijn en wie daarvoor verantwoordelijk is en dus gehouden is om maatregelen te treffen.

Gelet op het vorenstaande kan ik niet aan uw verzoek voldoen.

Ten slotte wil ik opmerken dat de beplanting langs de weg geen fysieke afscheiding is tussen de weg en uw perceel. U bent als eigenaar zelf verplicht voor een goede afrastering te zorgen om het vee in het land te verhinderen op de openbare weg te komen. Eventuele overlast van de beplanting zal door de provincie in onderhoudsmaatregelen voorkomen worden."

4. Verzoekster liet bij brief van 19 juni 1998 onder meer het volgende aan de provincie weten:

"U geeft in uw brief aan dat tussen de heer X en ondergetekende in april 1997 zou zijn afgesproken dat de provincie onderhoud zou plegen aan de bestaande beplanting (...). Dit is niet correct. Er is uitsluitend afgesproken dat tot snoeien overgegaan zou worden, wanneer ondergetekende daarom zou verzoeken. De reden dat de provincie thans tot snoeien overgegaan is, is omdat de afrastering door mij is vervangen. In mijn eerdere brieven heb ik reeds aangegeven dat deze afrastering dusdanig beschadigd was door doorgroeiende takken en dat er niet anders resteerde dan het vervangen van de afrastering. Ik betwist dan ook met klem uw stelling dat de takken en struiken niet zodanig in de afrastering gegroeid waren dat dit een bepalende invloed had op het raster. Zelfs een leek kan zien dat de beplanting niet anders kan, dan doorgroeien in de afrastering. U bent dan ook alleen dit voorjaar tot het snoeien overgegaan, omdat de afrastering reeds door mij vervangen was.

Voorts geeft u aan dat er geen overleg geweest is over de gang van zaken. Dit overleg heeft wel degelijk plaatsgevonden met de heer X, die zich niet aan zijn afspraak heeft gehouden.

Tenslotte geeft u aan dat ik zelf dien te zorgen voor een goede afrastering. Dit is mij bekend. Doch door uw toedoen (snoeien en het daarbij beschadigen van de bestaande afrastering) is een gedeelte van deze afrastering dusdanig vernield dat u de gevaarlijke situatie heeft doen ontstaan, zodat het aanwezige vee kon uitbreken.

Gelet op het vorenstaande verzoek ik u nogmaals om een deel van de schade ad f 2900,- binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief (...) over te maken."

5. De provincie deelde bij brief van 3 juli 1998 onder meer het volgende mee aan verzoekster:

"Helaas blijft er verschil van mening bestaan over de bespreking, welke in april 1997 heeft plaatsgevonden tussen u en de heer X. Van beide zijden wordt die anders uitgelegd. De "afspraken" zijn bovendien niet op schrift gesteld.

Complicerend daarnaast is het feit dat u eigenmachtig de afrastering heeft vervangen waardoor echter aan de provincie de mogelijkheid is ontnomen om te kunnen constateren in hoeverre de bomenrij daadwerkelijk schade heeft toegebracht aan die afrastering.

Ook wat betreft de schade als gevolg van de verrichte snoeiwerkzaamheden wordt door mij betwist dat zulks het geval is en dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd nadat de gehele afrastering is vernieuwd. Ook hier is de provincie niet vooraf in de gelegenheid gesteld om eventuele schade tijdig op te nemen alvorens de vervanging plaats ging vinden.

Op grond van het vorenstaande zijn geen nieuwe feiten naar voren gekomen.

Ik persisteer derhalve in mijn eerdere afwijzing."

6. Verzoekster diende op 21 juli 1998 een klacht in bij de provincie Noord-Holland. Zij gaf in de desbetreffende brief onder meer het volgende aan:

"In de gehele briefwisseling gaat u geheel voorbij aan de door mij ondervonden schade, die wel degelijk te wijten is aan achterstallig onderhoud aan de bomenrij c.q. beplanting (...) direct langs mijn afrastering (...). Ik heb meerdere keren schriftelijk aangegeven dat uwerzijds nimmer iets gedaan is aan de door mijn afrastering heen groeiende beplanting en dus ook geen regulier onderhoud (om de 4-8 jaar) heeft plaatsgevonden (...).

Echter toen ik de afrastering dit voorjaar vervangen had heeft u onmiddellijk uw zgn. reguliere onderhoud laten plegen, dit in tegenstelling met de op 9 april 1997 gemaakte afspraak met de heer X, dat pas tot het snoeien overgegaan zou worden dan nadat ik daarom zou verzoeken. Ik betwist dan ook met klem het door u gestelde in de brief van 12 juni jl. dat met mij afgesproken zou zijn dat in het voorjaar van 1998 het onderhoud opnieuw uitgevoerd zou worden. Bovendien hebt u een zeer gevaarlijke verkeerssituatie doen ontstaan. Dit wordt door u bevestigd in uw brief van 12 juni 1998, want volgens u is de staat van onderhoud van de afrastering een normaal gevolg van ouderdom van het raster. U zult begrijpen als u op dergelijke plaatsen gaat snoeien (waar de beplanting door de afrastering is heen gegroeid) dat de afrastering dan defect raakt en er een gevaarlijke verkeerssituatie ontstaat."

7. De provincie liet bij brief van 12 augustus 1998 aan verzoekster weten dat haar brief van 21 juli 1998 was aangemerkt als klacht en was doorgezonden naar de klachtencommissie voor advies. Verder wees zij erop dat op 15 oktober 1998 een hoorzitting zou plaatsvinden.

8. Op verzoek van de klachtencommissie diende de betrokken afdeling van de provincie op 28 september 1998 een verweerschrift in. Hierin staat onder meer het volgende:

"Het raster langs het perceel betrof een zogenaamd grofmazig schapengaasraster, bestaande uit gaas gesteund door palen. De beplanting in de berm ter plaatse bestaat hoofdzakelijk uit een struikbeplanting van wilg. De beplanting maakt onderdeel uit van de berm langs de N502. Deze weg is sinds 1993 in beheer bij de provincie Noord-Holland. De beplanting is slechts langs een beperkt gedeelte van het perceel aanwezig (...). De takken van de struiken die destijds door het raster heengroeiden veroorzaakten juist door het grofmazige gaas (maaswijdte 10x10cm.) geen schade aan het raster. De takken groeiden juist door het raster. In het gesprek van april 1997 tussen de heer X en (verzoekster; N.o.) is de kwaliteit van het raster en eventuele schade daaraan niet ter sprake geweest. In dit gesprek is met name de eigendomssituatie besproken en de wens van (verzoekster; N.o.) om over/doorgroeiende takken te snoeien. Nadrukkelijk is aan de orde geweest dat deze takken door de aanliggende eigenaren gesnoeid mogen worden. In dit gesprek is ook aangegeven dat snoeien van deze takken desgewenst door de provincie uitgevoerd kon worden.

Ook is medegedeeld dat in het voorjaar van 1997 geen 'groot' onderhoud aan de struiken meer gedaan werd gelet op de tijd in het voorjaar. Dit werk is opgenomen in de planning van voorjaar 1998 en ook uitgevoerd. (...) Indien (verzoekster; N.o.) bij het vervangen van het oude raster meende dat de kennelijk naar haar mening slechte toestand van het raster ter plaatse van de beplanting veroorzaakt werd door de beplanting in de berm dan zou een beoordeling door beide partijen vooraf over deze kwestie een normale procedure geweest zijn. De gevraagde vergoeding in de brief van 24 maart 1998 is evenmin vooraf besproken of overeengekomen."

9. De provincie voegde daar in haar pleitnota ten behoeve van de hoorzitting op 15 oktober onder meer nog het volgende aan toe:

"Het in april 1997 gevoerde gesprek tussen (verzoekster; N.o.) en dhr. X (...) heeft volstrekt niet in het licht gestaan van een mogelijk verschil in inzicht tussen de provincie en (verzoekster; N.o.) omtrent hinder, overlast of schade van de beplanting. Immers het ging in hoofdzaak over informatie omtrent de eigendomsgrenzen. Tijdens dit gesprek, noch op enig moment daarna is de situatie door beide partijen samen ter plaatse bekeken.

In de eerste brief van (verzoekster; N.o.) van 24 maart jl. maakt zij melding van het noodzakelijke vervangen van de "oude afrastering". Kennelijk was de afrastering inderdaad oud en toe om vervangen te worden. De foto's die in april 1998 door medewerkers van de afdeling Beheer en Uitvoering zijn genomen van de situatie ter plaatse bevestigen voorzover mogelijk deze conclusie.

Een belangrijk principe, ook vanuit juridisch oogpunt, in deze zaak is de bewijsvoering omtrent oorzaak en gevolg van de staat van onderhoud van het raster. Naar de mening van de provincie is (verzoekster; N.o.) 'in gebreke gebleven' door niet vooraf zoals gebruikelijk is in een dergelijke kwestie (vermeende schade door andermans eigendommen) de provincie op zijn minst in de gelegenheid te stellen de vermeende schade tijdig op te nemen.

De constatering dat er naar de mening van (verzoekster; N.o.) weinig onderhoud is gepleegd is een te eenvoudige benadering in de vraag omtrent de geleden schade. Aard van de beplanting, constructie van het raster, de ouderdom en de normale levensduur van een dergelijk raster zijn van cruciaal belang.

Het instandhouden van een raster is in zijn geheel een zaak van de eigenaar van een langs de openbare weg gelegen perceel. Ook in deze zaak is dit van kracht. De provincie is dan ook niet verantwoordelijk voor de onderhoudstoestand van een dergelijk raster als perceelsscheiding."

10. Verzoekster gaf in haar pleitnota ten behoeve van de hoorzitting onder meer het volgende aan:

"- Ondergetekende heeft in april 1997 contact opgenomen met de provincie om navraag te doen over:

de eigendomssituatie van de afrastering en de bomen/struiken

de mogelijkheid om doorgroeiende takken te verwijderen

vervanging van de afrastering door de provincie, vanwege het feit dat deze beschadigd zou zijn door de aanwezige bomen/struiken

handhaving van de bomen/struiken voor beschutting van de op het perceel aanwezige dieren

- De provincie heeft aangegeven dat:

de afrastering op het perceel van ondergetekende staat en de bomen/struiken op de grond van de provincie

de doorgroeiende takken verwijderd mochten worden

de afrastering niet door de provincie vervangen zou worden

de aanwezige bomen/struiken gehandhaafd zouden blijven en niet eerder gesnoeid zouden worden dan nadat ondergetekende daar om zou verzoeken

(...)

Ondergetekende kan zich niet verenigen met de beslissing van de provincie en verzoekt een tegemoetkoming in de gemaakte kosten, op grond van de hierna aangegeven argumenten:

De provincie heeft nimmer onderhoud gepleegd aan de aanwezige bomen/struiken langs de afrastering van ondergetekende, waardoor schade is ontstaan aan de afrastering

De provincie heeft zich niet aan de afspraak gehouden en heeft opdracht tot het snoeien (onderhoud) gegeven, nadat tweederde deel van de afrastering vervangen was. Er kon toen immers geen schade meer aangericht worden omdat de doorgroeiende takken, die wel degelijk schade toebrachten, door ondergetekende verwijderd waren en de bomen/struiken op dat moment "los" stonden van de afrastering.

De provincie heeft geen kosten hoeven maken om de doorgroeiende takken los te krijgen uit de bestaande afrastering, waardoor de bestaande afrastering ernstig beschadigd zou worden.

De provincie heeft het resterende deel van de afrastering, dat wil zeggen het meest noordelijk gelegen gedeelte dusdanig beschadigd dat hierdoor schade voor ondergetekende is ontstaan.

Ondergetekende heeft voorkomen dat de provincie aansprakelijk werd gesteld door derden wegens nalatigheid (defecte afrastering achterlaten op een perceel waar dieren lopen kan enorme consequenties hebben)."

11. Van de hoorzitting op 15 oktober 1998 werd een verslag gemaakt. Aan dit verslag is onder meer het volgende ontleend:

"(Verzoekster; N.o.): (...) Ik heb de wilgen eerder niet bezwaarlijk gevonden omdat het land waaromheen de afrastering staat oorspronkelijk een andere bestemming had. In de tijd dat op het land bollen werden geteeld was een goede onheining minder van belang. Maar sinds er op het land dieren lopen is een goede afrastering nodig.

(...)

(Een medewerker van de provincie: N.o.): struikwilg moet goed bijgehouden worden, anders worden de takken te grof. Maar vanwege het feit dat de wilgen op zandgrond staan en blootgesteld staan aan zeewind, wordt de groei van de wilgen weer geremd. Zo om de 4 tot 8 jaar regulier onderhoud plegen is passend voor deze wilgen. Iets minder vaak is zelfs nog mogelijk."

12. Op 26 oktober 1998 adviseerde de klachtencommissie de provincie om verzoeksters klacht ongegrond te verklaren.

B. Standpunt verzoekster

Het standpunt van verzoekster is weergegeven in de klachtsamenvatting onder klacht en in de hiervoor onder A. FEITEN opgenomen brieven van verzoekster.

Verzoekster liet aan de Nationale ombudsman weten dat zij vanaf 1989 eigenaar is van het perceel waar het om gaat. Zij deelde mee dat de afrastering die door haar begin 1998 is vervangen er in 1989 al stond en dat de beplanting die langs het perceel staat sindsdien niet is gesnoeid.

C. Standpunt provincie Noord-Holland

1. De provincie liet in reactie op de klacht onder meer het volgende weten:

"In de eerste mondelinge gesprekken (april 1997) tussen (verzoekster; N.o.) en onze medewerkers is het feit dat er sprake zou zijn van schade aan de afrastering ten gevolge van de aanwezige beplanting langs het hek nimmer aan de orde geweest. Eerst bij brief van 24 maart 1998 meldt (verzoekster; N.o.) dat zij van mening is dat er schade is aangebracht aan haar eigendom. De schade was toen reeds door haar hersteld. Wij zijn en blijven van mening dat (verzoekster; N.o.) voordat zij tot vervangen van haar afrastering was overgegaan de aansprakelijkheid aan ons had moeten melden. Een objectieve beoordeling was dan mogelijk geweest. Gelet op onze eigen waarneming zijn wij van mening dat de beplanting geen schade heeft veroorzaakt aan de afrastering.

(...) Indien een partij meent dat hij schade leidt door eigendommen van derden is het naar onze mening een normale zaak dat de vermeende veroorzaker vooraf de kans krijgt om de aansprakelijkheid in ogenschouw te nemen en zijn oordeel daarover kenbaar te maken."

2. Voorts beantwoordde de provincie een aantal vragen van de Nationale ombudsman. Zij deelde daarbij onder meer het volgende mee:

"De beplanting bestaat voornamelijk uit struikwilgen: grauwe wilg, geoorde wilg.

(...)

De lengte van het perceel bedraagt 265 m1. Over een totale lengte van 120 meter is beplanting aanwezig, verdeeld in 4 stukken van ongelijke grootte.

(...)

De N502 is vanaf 1992 (bedoeld wordt 1993; N.o.) in beheer bij de Provincie Noord-Holland. Voor 1997 zijn de wilgen een keer afgezet, het tijdstip is niet meer te traceren.

(...)

Het leveren van een snoeiprogramma waaruit blijkt wanneer de wilgen bij (verzoekster; N.o.) zijn afgezet is niet mogelijk. Een werkplanning geeft alleen aan b.v. 3 weken wilgen afzetten. Langs de gehele 305 km weg in de Regio wordt dan het noodzakelijk geachte deel afgezet. Dit wordt ter plaatse beoordeeld, ondersteund door verzoeken en klachten van derden. Er wordt geen registratie van dag en plaats bijgehouden.

(...)

Op telefonisch verzoek is de heer X in april 1997 bij (verzoekster; N.o.) geweest.

Zij heeft toen gevraagd waar de grens liep tussen haar grond en die van de wegbeheerder. De heer X heeft dit op tekening laten zien. (Verzoekster; N.o.) verwees in dit gesprek ook naar de doorgroei van wat takken door haar hekwerk, hetwelk zij te zijner tijd wilde vervangen. De heer X heeft haar verteld dat de provincie in het voorjaar van 1998 de wilgen zou afzetten, zodat de wilgen konden verjongen. Als (verzoekster; N.o.) last had van de doorgroeiende takken mocht zij de boven haar grond groeiende takken zelf afzetten. Tevens is de bereidheid uitgesproken om de door haar gesnoeide takken mee te laten versnipperen.

(...)

Na afloop van het gesprek heeft de heer X de situatie ter plaatse bekeken. Er groeiden wat takken door het schapengaas (maaswijdte 10 x 10 cm). De takken zelf waren enkele centimeters dik en nog eenvoudig handmatig af te snoeien. Van ingroei van gaas in takken was geen sprake. Het gaas was roestig hier en daar, maar in redelijke staat. De ondersteunende perkoenen waren deels aan vervanging toe. De veekering als zelfstandig geheel voldeed echter nog geheel."

3. Tevens verstrekte de provincie aan de Nationale ombudsman kopieën van een aantal foto's die zij in april 1998 en augustus 1998 heeft gemaakt van de oude en de nieuwe afrastering. Aan de hand van deze foto's valt niet vast te stellen of de wilgen schade hebben toegebracht aan de oude afrastering. De foto's van de oude afrastering zijn namelijk genomen op plaatsen waar geen beplanting langs de afrastering staat.

D. Reactie verzoekster

Verzoekster deelde onder meer het volgende mee:

"Er zijn sinds de aankoop van het perceel door ondergetekende nimmer snoeiwerkzaamheden uitgevoerd, omdat dit niet mogelijk was, vanwege de door de afrastering heen gegroeide takken. De afrastering zou door het uittrekken van deze doorgegroeide takken vernield worden. De provincie heeft direct na vervanging van de afrastering door ondergetekende één keer snoeiwerkzaamheden verricht, omdat toen geen sprake meer kon zijn van vernieling. De wilgen zijn nimmer afgezet door de provincie tussen 1992 en 1997! (...)

Het is correct dat de heer X is langs geweest. Ondergetekende heeft gevraagd op wiens grond de afrastering stond en of de provincie genegen zou zijn om de afrastering te vervangen vanwege de doorgroeiende takken direct aansluitend aan de afrastering. (Verzoekster; N.o.) verwees niet naar wat takken. Nee, (...) ondergetekende gaf aan dat de afrastering op diverse plaatsen zeer beschadigd/vernield was door de door de afrastering heen gegroeide takken.

Tevens heeft de heer X pertinent niet aangegeven dat er tot het snoeien in het voorjaar van 1998 overgegaan zou worden, zodat de wilgen konden verjongen.

Ondergetekende verzocht juist niet tot snoeien over te gaan omdat de bomen en struiken beschutting boden voor het aanwezige vee op het perceel. Na het aan één zijde snoeien op het perceel van ondergetekende bleef beschutting (pal langs de kust) voor het vee bestaan. De heer X gaf aan dat er niet gesnoeid zou worden, na uitleg van ondergetekende over de beschutting voor haar vee. Mocht het wenselijk zijn om wel tot snoeien over te gaan, dan adviseerde de heer X telefonisch contact met hem op te nemen. Hij gaf daarbij zijn visitekaartje af, voor wanneer dit zich zou voordoen.

Over het mee laten versnipperen van de door ondergetekende gesnoeide takken is nimmer gesproken.

(...)

Reactie: De takken waren nog eenvoudig handmatig af te snoeien. Van ingroei van gaas in de takken was geen sprake. De ondersteunende perkoenen waren deels aan vervanging toe, aldus de provincie.

Dit is niet correct. Natuurlijk met goed gereedschap zijn alle takken, bomen en struiken handmatig af te snoeien, doch in dit geval waren de takken totaal door het gaas heen gegroeid. Waardoor het gaas en de palen (perkoenen) zwaar beschadigd waren. Het gaas kon nimmer meer handmatig weggehaald worden door de doorgroei van takken. Bij de door ondergetekende vervanging van de afrastering moest er een tractor aan te pas komen om het in de takken "vastgegroeide" gaas te verwijderen.

opmerking over kopie van de foto's:

afhankelijk van de situering, kunnen verschillende foto's overlegd worden. De foto's geven geen objectief beeld."

E. NADERE INFORMATIE

1. Naar aanleiding van een aantal vragen van de Nationale ombudsman deelde de heer X onder meer het volgende mee.

"Ik ben bij verzoekster geweest naar aanleiding van een telefoontje van haar. Zij wilde graag weten hoe de grens ligt tussen haar perceel en dat van de provincie. Ik ben toen bij haar thuis geweest en heb om de grens te kunnen aangeven een tekening meegenomen. Ik ben toen niet buiten geweest. Er is niet gesproken over iets anders dan de grens. Over de takken die door het hekwerk groeiden heb ik gezegd dat zij die mocht afknippen, maar dat zij ook kon wachten tot het volgend voorjaar omdat het afzetten van de wilgen voor dan op de planning stond. Tijdens mijn gebruikelijke inspectieronden heb ik de situatie ter plekke wel gezien. Het ging om dunne takken van een paar centimeter dik. De takken lopen vanaf de grond uit. Het hekwerk bestond uit schapengaas van tien bij tien centimeter en was ongeveer één meter hoog. Het hekwerk verkeerde in slechte staat. Het gaas was op verschillende plekken roestig en de palen waren oud. De takken groeiden op een paar plekken schuin omhoog door het gaas. Ik heb niet met verzoekster gesproken over het vernieuwen van het hek. Toen zij in maart/april het hek aan het vernieuwen was, zij was toen ongeveer op de helft of twee derde, heeft de groenploeg de wilgen afgezet. Dit was wel zo handig, omdat er zo meer ruimte was voor het vervangen van het hekwerk.

Dat de wilgen vóór 1997 al eerder door de provincie zijn afgezet kon ik zien aan de grootte en de ontwikkeling van het hout. Als de wilgen vanaf 1989 niet meer zouden zijn afgezet, zoals verzoekster zegt, dan hadden het grote takken moeten zijn, dit waren het niet. De omgeving is op de groei niet echt van invloed, wilgen doen het overal. Bovendien ligt het perceel achter de duinen."

2. De heer Y. die de afrastering voor verzoekster heeft vervangen verklaarde als volgt:

"...Ik heb de werkzaamheden waar het om gaat - de vervanging van de afrastering bij verzoekster - gedeeltelijk uitgevoerd. Een deel van de afrastering zou worden vervangen door haarzelf of door haar broer.

De reden die verzoekster gaf om de afrastering te laten vervangen was om het vee in het weiland te houden. De oude afrastering kon op zich nog wel als veekering dienen. De palen waren nog goed. Deze palen waren nog op de oude manier gecreosoteerd. Alleen op de scheiding van grond en lucht begonnen de palen zwakke plekken te vertonen. De beplanting die langs de afrastering staat bestaat voornamelijk uit wilgen. Wilgen zijn erg gemakkelijk en snel groeiend. Voordat ik het eerste deel van de afrastering heb vervangen heb ik de takken die door de afrastering heen waren gegroeid verwijderd. Dit ging niet zoals gewenst. Het lukte niet overal de takken te verwijderen zonder de afrastering te beschadigen. Het is dus niet zozeer dat de afrastering was beschadigd door de takken die er doorheen waren gegroeid. De beschadiging trad op bij het snoeien van de wilgen. Na het snoeien - dus ook de keer dat de provincie heeft gesnoeid - was de afrastering niet meer geschikt als veekering. Daarom heb ik later ook een ander deel van de afrastering voor verzoekster vervangen..."

Beoordeling

1. Verzoekster klaagt erover dat het College van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland bij brief van 12 juni 1998 haar verzoek om een bijdrage in de kosten voor het vernieuwen van de afrastering tussen haar perceel en de provinciale weg N502 heeft afgewezen.

2. Verzoekster is van mening dat de provincie dient bij te dragen in de kosten voor het vernieuwen van de afrastering omdat door de provincie nooit onderhoud is gepleegd aan de wilgen die langs de afrastering staan. Verzoekster gaf aan dat de wilgen in de loop der jaren door de afrastering zijn gegroeid. Volgens haar is daardoor schade ontstaan aan de afrastering. Bovendien, zo merkte zij op, kon zij daardoor de afrastering niet zonder meer laten vervangen, maar diende zij eerst de wilgen aan haar zijde te laten snoeien.

Ten aanzien van het deel van de afrastering dat verzoekster nog niet had laten vernieuwen op het moment dat de provincie overging tot het afzetten (tot onderaan snoeien) van de wilgen, stelt verzoekster dat bij het afzetten van de wilgen schade is toegebracht aan dit deel van de afrastering. Volgens verzoekster was de schade dusdanig dat het vee dat op het weiland graasde op de openbare weg kon komen.

3. De provincie deelde mee dat zij het verzoek van verzoekster om bij te dragen in de kosten voor het vernieuwen van de afrastering heeft afgewezen omdat verzoekster vóórdat zij de afrastering heeft vervangen de provincie niet op de hoogte heeft gesteld van de schade die volgens haar door de wilgen aan de afrastering was aangebracht. De provincie wees erop dat daardoor een objectieve beoordeling van de schade niet meer mogelijk was geweest. De provincie was van mening dat de wilgen geen schade hebben veroorzaakt aan de afrastering. Uit de reactie van de provincie blijkt dat zij dit standpunt baseert op de waarneming van de heer X. De heer X heeft, volgens de provincie na afloop van het gesprek in april 1997 en volgens de heer X tijdens zijn gebruikelijke inspectieronden, de situatie ter plekke bekeken. Volgens hem groeiden er wat takken, van enkele centimeters dik, schuin omhoog door het gaas. Van ingroei van gaas in takken zou geen sprake zijn geweest.

4. De heer X is in april 1997 bij verzoekster op bezoek geweest. Het doel van dit bezoek was het aanwijzen van de grens tussen het perceel van verzoekster en de provincie. Uit hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht, blijkt dat tijdens dit bezoek tevens ter sprake is gekomen dat er takken van de wilgen van de provincie door de afrastering van verzoekster groeiden. Volgens de heer X is alleen gesproken over het snoeien van deze takken. Volgens verzoekster heeft zij echter tevens aan de heer X laten weten dat de takken de afrastering dusdanig hadden beschadigd dat de afrastering diende te worden vervangen. Wat hier ook van zij, vaststaat dat het inspecteren van de kwaliteit van de afrastering niet het doel was van het bezoek van de heer X aan verzoekster.

Voorts is van belang dat tussen het bezoek van de heer X aan verzoekster en de vervanging van de afrastering/de aansprakelijkstelling van de provincie bijna een jaar is verstreken.

De provincie kan dan ook worden gevolgd in haar opvatting dat zij niet voldoende in de gelegenheid is gesteld om de afrastering te inspecteren vóórdat deze is vervangen.

5. De afrastering die begin 1998 door verzoekster is vervangen bestond uit palen met daartussen gespannen schapengaas. Het schapengaas had een maaswijdte van tien bij tien centimeter en was ongeveer één meter hoog. Gelet op de maaswijdte van het gaas is het niet onaannemelijk dat, zoals de provincie stelt, de takken door het gaas heengroeiden en derhalve geen schade aan de afrastering veroorzaakten. Ook de heer Y, die de afrastering voor verzoekster heeft vervangen, gaf aan dat de nog aanwezige afrastering niet was beschadigd door de takken die er doorheen waren gegroeid.

Voorts is niet komen vast te staan dat het niet mogelijk was om de takken te verwijderen zonder de afrastering te beschadigen. De heer Y heeft dit immers niet geprobeerd. Volgens verzoekster heeft de heer Y de takken verwijderd met behulp van een tractor. Daarbij heeft wellicht een rol gespeeld dat de heer Y de takken niet behoefde te verwijderen zonder de afrastering te beschadigen. De afrastering zou immers toch al door hem worden vervangen. Niet kan dan ook worden uitgesloten dat het met goed gereedschap mogelijk moet zijn geweest om de door de afrastering gegroeide takken te verwijderen.

Bovendien is niet komen vast te staan dat de provincie bij het afzetten van de wilgen in het voorjaar van 1998 het deel van de afrastering dat op dat moment nog niet door verzoekster was vervangen heeft beschadigd.

6. Gezien hetgeen hiervoor onder 4. en 5. is aangegeven, kan niet worden gesteld dat verzoeksters aanspraak op schadevergoeding, gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat de provincie niet in redelijkheid tot haar afwijzende besluit heeft kunnen komen (zie achtergrond).

De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het College van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de provincie Noord-Holland, is niet gegrond.

Instantie: Provincie Noord-Holland/Gedeputeerde staten

Klacht:

Verzoek bijdrage in de kosten voor het vernieuwen van de afrastering tussen perceel en de provinciale weg afgewezen.

Oordeel:

Niet gegrond