1998/387

Rapport
Op 25 maart 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer N. te Almelo, met een klacht over een gedraging van het arrondissementsparket te Almelo en een gedraging van het regionale politiekorps Twente. Naar deze gedragingen, die respectievelijk worden aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie en een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Twente (de burgemeester van Enschede), werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker, die op 10 juli 1996 was betrokken bij een aanrijding in Almelo, klaagt er over dat het arrondissementsparket te Almelo hem in strijd met de Richtlijn strafvorderings en transactiebeleid bij verkeersongevallen een transactie heeft aangeboden voor zijn aandeel aan de aanrijding. In dit verband klaagt verzoeker er tevens over dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Twente hem in strijd met de Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen heeft verbaliseerd voor zijn aandeel aan de aanrijding van 10 juli 1996.

Achtergrond

Zie BIJLAGE

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Minister van Justitie en de beheerder van het regionale politiekorps Twente verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd een betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. De betrokken ambtenaar maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen de Minister van Justitie, de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker, de Minister van Justitie en de korpsbeheerder deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A.      

de feiten1. Op 10 juli 1996 raakte verzoeker betrokken bij een aanrijding in de gemeente Almelo. Politieambtenaar F. van het regionale politiekorps Twente maakte van de aanrijding onder meer een mutatie op in het dag- en nachtrapport. In deze mutatie is onder meer vermeld:"Op de kruising F.-laan/N.-laan en de E.-laan vond een aanrijding plaats. VE (verdachte, ook de verzoeker; N.o.) werd afgeleid en gaf vervolgens geen voorrang aan BE2 (betrokkene nummer 2; N.o.) L. (Een takelbedrijf; N.o.) sleepte beide auto's af. Het kentekenbewijs van BE2 werd ingenomen en verzonden. De brandweer reinigde het wegdek. Pv ter zake het niet verlenen van voorrang zal worden opgemaakt."2. Van deze aanrijding maakte politieambtenaar F. voorts een proces-verbaal op, dat hij op 11 juli 1996 sloot en ondertekende. Hierin is verzoeker als verdachte aangemerkt. In het proces-verbaal is onder meer vermeld:"Binnen de bebouwde kom. Deze wegen zijn wel van gelijke orde en opengesteld voor openbaar rij- of ander verkeer.          3. Verkeersmaatr.ter plaatse | wett.max. snelheid 50/50 km.u          4. Onderhoud weg: | 1 gemeente          5. Wegsituatie: | 2 kruising          6. Bijzonderheden van de plaats: | 0 n.v.t.          7. Tijdelijke omstandigheden: | 0 n.v.t.          8. Lichtgesteldheid: | 1 daglicht          9. Wegverlichting: | 1 niet brandend          10. Weersgesteldheid: | 1 droog          11. Wegdek: | 1 droog          12. Wegverharding: | 2 bitumen of asfalt          13. Aard van het | Botsing tussen een rijdend voertuig en:         ongeval | Botsing tussen rijdende voertuigen : 7 flank          | Eenzijdig ongeval (...)          16. Omschrijving |       |          van de |         |          materi le schade |        |          |rechterachterzijde| voorzijde (...)18. Beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval Betrokkene 1 reed over de F.-laan richting N.-laan, komende uit de richting J.-laan. Betrokkene 1 verleende op vermeld kruispunt geen voorrang aan de voor hem van rechts komende betrokkene 2. Hierdoor ontstond tussen beiden een aanrijding met vermelde schade.(art.15 1 RVV 1990)" De in het proces-verbaal opgenomen verklaring die de andere bij de aanrijding betrokken persoon op 10 juli 1996 tegenover de politie had afgelegd luidt:"Ik reed zojuist in mijn auto over de E.-laan in de richting van de V.-weg. Gekomen bij de kruising E.-laan met de N.-laan/F.-laan, remde ik af tot een snelheid van ongeveer 20 kilometer per uur. Ik keek naar rechts en zag geen verkeer naderen. Vervolgens keek ik naar links. Op dat moment volgt een aanrijding. Voor de gevolgen van deze aanrijding voel ik mij niet verantwoordelijk." Verzoekers verklaring die hij tegenover de politie op 10 juli 1996 in verband met de aanrijding had afgelegd en die eveneens in het proces-verbaal was opgenomen luidt:"Ik reed zojuist in mijn auto over de F.-laan richting de kruising met de E.-laan. Op het laatste moment zag ik een personenauto van rechts, over de E.-laan naderen. Ik heb nog geprobeerd de auto te ontwijken door naar links te sturen. Dit mislukte. Een aanrijding was het gevolg. Ik zag dat ik een aanrijding had met een Volkswagen Golf voorzien van het kenteken XX-XX-XX. Ik weet dat ik op genoemde kruising voorrang moet verlenen aan motorvoertuigen welke van rechts naderen." Voorts staat in het proces-verbaal onder meer vermeld:"Vermoedelijke overtreding van: artikel 15 lid 1 van het Regle- ment Verkeersregels en Verkeers- tekens 1990 door betrokkene 14.1 Opmerkingen en verdere mededelingen van verbalisant Uit feiten en omstandigheden is gebleken dat de bestuurder onder 14.1 genoemd, geen voorrang heeft verleend aan voor hem van rechts komende bestuurders. [X] GELIJKE ORDE De in punt 2 genoemde wegen zijn niet aangeduid als voorrangswegen. Het kruispunt is niet aangeduid als voorrangskruispunt."3. Het arrondissementsparket te Almelo zond verzoeker een transactievoorstel van ƒ 350,- in verband met zijn schuld aan deze aanrijding.

4. Verzoeker berichtte het arrondissementsparket te Almelo per ongedateerde brief onder meer het volgende:"Ondergetekende is op 10 juli 1996 in de gemeente Almelo bij een aanrijding betrokken geweest. Op de kruising van wegen F.-laan-N.-laan-E.-laan werd aan een van rechts komende bestuurder geen voorrang verleend. Een aanrijding met uitsluitend materi le consequenties was het gevolg. De verzekering heeft de schade afgehandeld en beide partijen schadeloos gesteld. Van deze aanrijding werd door de - op de plaats van de aanrijding - uitgenodigde politieambtenaar, proces-verbaal opgemaakt. Hierop heeft de officier van justitie besloten om de aanrijding als deze te beboeten met een geldbedrag van fl. 350,-- gulden. (...) Een aanrijding in zijn algemeen heeft nogal gevolgen voor de betrokkenen. Het brengt in ieder geval veel ongemakken met zich mee. Ondergetekende heeft in die periode vakantie gehad en heeft met deze auto op vakantie gewild. Door de reparatieperiode heeft dit niet met eigen vervoer kunnen plaatsvinden. Verder brengt de afhandeling van een dergelijke schade veel overlast met zich mee. Denk aan administratief ongemak maar ook aan de waardevermindering van de auto. Kortom; nadat alle zaken geregeld waren kwam de verrassing van justitie in de postbus van ondergetekende. Een boete van fl. 350,-- gulden. Als de aanrijding een gevolg was geweest van abnormaal, buiten-proportioneel verkeersgedrag waarbij de aanrijding een direct gevolg geweest was, zou deze brief niet eens zijn geschreven. Dan was de boete door ondergetekende onmiddellijk voldaan. Dat was echter niet het geval. Gesteld kan worden dat in Almelo er vele mensen zijn die aan het verkeer deelnemen. Het is dan een utopie te veronderstellen dat daarbij geen aanrijdingen zullen plaatsvinden. Ook zonder dat er sprake is van grove schuld of een grove verkeersovertreding ontstaan aanrijdingen. De aanrijding waarbij ondergetekende betrokken geweest is valt  naar zijn mening in de laatste categorie. Nog afgezien van een emotionele reactie 'onrecht te zijn aangedaan' vraagt ondergetekende u een heroverweging te maken met betrekking tot dit transactievoorstel en de volgende punten bij deze overweging in uw beoordeling mee te laten wegen. A) Daarbij wordt in eerste instantie verwezen naar de 'Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen', vastgesteld door het college van procureurs-generaal op 10 mei 1995. In deze

richtlijn staat vermeld wanneer proces-verbaal dient te worden opgemaakt bij aanrijdingen. 'Wanneer uit oogpunt van verkeersveiligheid sprake is van een ernstige overtreding van de wegenverkeerswetgeving, waarbij de verdachte in de gegeven situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan'. De aanrijding die plaatsgevonden heeft op genoemd kruising dd. 10 juli jl. en waarbij ondergetekende betrokken was, was geen aanrijding ontstaan door een 'ernstige verkeersovertreding' waarbij ondergetekende te verwijten valt 'een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan'. Derhalve zou naar aanleiding van deze richtlijnen een registratieset bedoeld voor de Bond voor Verzekeraars, voldoende zijn geweest. In alle overige gevallen dan die onder A beschreven, is een registratieset volgens de richtlijn voldoende. Verondersteld mag worden, geachte officier van justitie, dat dergelijke richtlijnen gelden voor geheel Nederland. Derhalve mag men veronderstellen, dat aan dergelijke richtlijnen enig recht ontleend kan worden. Bedoeld wordt dat; in voorkomende gevallen aanrijdingen op eenzelfde voorgeschreven wijze afgehandeld worden. Juist dit laatste is het doel geweest van deze richtlijn zo staat in de inleiding vermeld. Mag uit het voorgaande geconcludeerd worden, dat er sprake geweest is van rechtsongelijkheid. Waarom werd bij deze aanrijding een proces-verbaal opgemaakt? Mag er geconcludeerd worden, dat hier, -gezien de richtlijnen van de procureurs-generaal- er sprake is van schending van artikel 1 Grondwet? Dat iedereen zich in Nederland mag beroepen om op dezelfde wijze te worden behandeld."5. De officier van justitie te Almelo deelde verzoeker bij brief van 31 oktober 1996 mee dat hij geen gronden aanwezig achtte zijn beslissing te herzien verzoeker een transactievoorstel te doen.6. Vervolgens wendde verzoeker zich bij brief van 22 december 1996 tot de hoofdofficier van justitie te Almelo. Hij verzocht om een inhoudelijke reactie op zijn eerste brief aan het arrondissementsparket.7. Bij brief van 15 januari 1997 deelde de hoofdofficier van justitie te Almelo verzoeker onder meer mee:

"Het verkeersongeval waar u op 10 juli 1996 te Almelo bij betrokken was, gaf de politie aanleiding om van dit verkeersongeval een proces-verbaal op te maken en niet te volstaan met een registratieset. Het verkeersongeval vond plaats midden op de dag en derhalve bij daglicht. De weg was droog en ook de weersgesteldheid was droog. De wegverharding was bitumen of asfalt. Kortom de condities voor (veilig) verkeer waren optimaal. Desondanks verleende u de bestuurster van een personenauto, welke voor u van rechts kwam, geen voorrang. De politie was de zienswijze toegedaan dat er vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid sprake was van een ernstige overtreding van de wegenverkeerswetgeving, waarbij u in de gegeven situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan. Het niet verlenen van voorrang behoort tot n van de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen. Geenszins is bedoeld dat van deze overtredingen altijd en automatisch moeten leiden tot het opmaken van een proces-verbaal. De politie zal van geval tot geval op grond van haar ervaring met en inzicht in verkeerszaken moeten beoordelen of het betreffende verkeersongeval is veroorzaakt door een uit oogpunt van verkeersveiligheid ernstige fout en de verdachte in de situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan. In deze situatie heeft de politie de richtlijn (Blikschaderegeling) correct toegepast en is er terecht een proces-verbaal opgemaakt. Ik ben het met de zienswijze van de politie eens. Dit houdt in dat ik niet uw mening deel, dat in deze situatie anders met de richtlijn (Blikschaderegeling) werd omgegaan. Immers door uw verkeersgedraging is een andere weggebruiker in een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar betrokken. Het moge duidelijk zijn, dat dergelijke gedragingen in het verkeer achterwege dienen te blijven. De wetgever heeft hierin voorzien door deze gedraging strafbaar te stellen in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Het transactievoorstel, zoals dat aan u is verzonden hield tevens de mededeling in, dat als u het niet eens zou zijn met het transactievoorstel, de strafzaak tegen u ter beoordeling zou worden voorgelegd aan de rechter. In antwoord op uw ongedateerde brief, welke op 25 oktober 1996 ten parkette binnenkwam, bent u bij de brief d.d. 31 oktober 1996 er nogmaals op gewezen dat bij niet betalen van het schikkingsvoorstel tot dagvaarding wordt overgegaan. Gezien het feit dat u tot betaling van het transactievoorstel bent overgegaan, houdt dit in, dat het Openbaar Ministerie van strafvervolging afziet. Daarmede is de strafzaak tegen u be indigd." B.       Het standpunt van verzoeker1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder

Klacht

en onder A.4.2. In zijn verzoekschrift aan de Nationale ombudsman van 13 maart 1997 deelde verzoeker onder meer mee:"In de brief (van het arrondissementsparket te Almelo van 31 oktober 1996; N.o.) werd aangehaald, dat er geen gronden waren om de beslissing te herzien en bij niet betaling van het schikkingsbedrag tot dagvaarding zou worden overgegaan. (...) Hierop heb ik het transactievoorstel van fl. 350,-- gulden op 12 november 1996, betaald. Ik kon immers niet anders. Bij overtredingen doet 'opzet' niet ter zake. De aanrijding heeft plaatsgevonden en daarbij is er een schuldig en dat ben ik. Laat ik er vooral duidelijk over zijn. Ik ben schuldig aan de aanrijding. Dus voor laten komen heeft geen zin." C.       Het standpunt van de Minister van Justitie1. De Minister van Justitie deelde bij brief van 8 september 1997 mee dat zij verzoekers klacht over het arrondissementsparket te Almelo ongegrond achtte. Zij verwees in haar reactie naar het aan haar gerichte ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie te Almelo.2. In het ambtsbericht van 22 augustus 1997 berichtte de hoofdofficier van justitie te Almelo de Minister onder meer het volgende:"De heer N. (verzoeker; N.o.) was op 10 juli 1996 betrokken bij een verkeersongeval te Almelo. Hij klaagt erover dat de politie bij deze aanrijding een proces-verbaal heeft opgemaakt en dat de officier van justitie hem vervolgens naar aanleiding van zijn aandeel aan de aanrijding een transactie heeft aangeboden. Ingevolge de richtlijn Verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen dient er een proces-verbaal te worden opgemaakt indien er uit het oogpunt van verkeersveiligheid sprake is van een ernstige overtreding van de verkeerswetgeving, waarbij de verdachte in de gegeven situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan. Dit doet zich onder meer voor bij verkeersvoorschriften die de belangrijkste oorzaken zijn van

verkeersongevallen. Het niet verlenen van voorrang aan van rechts komend verkeer behoort tot n van de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen. Bij verkeersongevallen die zijn veroorzaakt door het niet verlenen van voorrang wordt over het algemeen door de politie proces-verbaal opgemaakt. De uiteindelijke beoordeling van de vraag of proces-verbaal wordt opgemaakt, hangt af van de omstandigheden van het geval. De politie zal van geval tot geval op grond van haar ervaring met en inzicht in verkeerszaken moeten beoordelen of het betreffende verkeersongeval is veroorzaakt door een uit het oogpunt van verkeersveiligheid ernstige fout. Bij het verkeersongeval waarbij de heer N. betrokken was, waren de omstandigheden zodanig dat gesproken kan worden van een door hem veroorzaakte gevaarlijke situatie. Het verkeersongeval vond namelijk plaats bij daglicht, op een droge weg, terwijl de weersgesteldheid ook droog was. Het bovenstaande heb ik klager overigens bij brief van 15 januari 1997 medegedeeld. (...) Naar mijn oordeel was er in het onderhavige geval sprake van een proces-verbaalwaardig ongeval. In het verlengde daarvan heeft vervolging plaatsgevonden door klager een transactie aan te bieden."3. Bij het ambtsbericht aan de Minister van Justitie voegde de hoofdofficier van justitie een brief van de officier van justitie te Almelo van 11 augustus 1997. Hierin is onder meer vermeld:"Naar aanleiding van de ongedateerde brief van de heer N., welke op 25 oktober 1996 ten Parkette werd ontvangen, heeft de assistent-dagvaarder de heer D. in zijn brief van 31 oktober 1996, de heer N. er op gewezen dat bij niet betaling van het schikkingsbedrag tot dagvaarding wordt overgegaan. Het kan niet zo geweest zijn dat de heer N. niets anders kon doen dan het transaktie-voorstel te betalen. De heer N. was zeker niet verplicht op het transaktie-voorstel in te gaan. Hij kon dan ook uit de inhoud van brief van de heer D. weten dat de strafzaak tegen hem door een andere/hogere instantie (de onafhankelijke Kantonrechter te Almelo) beoordeeld zou kunnen worden. De rechter had dan onder meer kunnen oordelen over de vraag of het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging (artikel 348 Wetboek van Strafvordering). Eventueel had daarna de zaak nog in hoger beroep (bij de Arrondissementsrechtbank te Almelo) beoordeeld kunnen worden. Van deze mogelijkheden heeft de heer N. kennelijk doelbewust afgezien en daarvan geen gebruik gemaakt." D.      

Het standpunt van de korpsbeheerder1. De beheerder van het regionale politiekorps Twente reageerde bij brief van 15 september 1997 op verzoekers klacht. Hij verwees naar een bijgevoegde rapportage en deelde voorts mee dat de resultaten van het ingestelde onderzoek hem aanleiding hadden gegeven de klacht van verzoeker ongegrond te verklaren.2. In het rapport van 6 augustus 1997, waarnaar de korpsbeheerder verwees, staat onder meer vermeld:"Uit de door de N.o. meegezonden stukken blijkt dat de behandelende politiefunctionaris destijds heeft geoordeeld dat de heer N. een zodanige ernstige verkeersovertreding had gepleegd dat daardoor de veiligheid in gevaar was gebracht en een aanrijding hiervan het gevolg is geweest. Door deze rijwijze is een andere weggebruiker in een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar betrokken. De door de heer N. gepleegde verkeersovertreding, het niet verlenen van voorrang, behoort tot n van de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen. Naar mijn mening heeft de zaakbehandelende politiefunctionaris destijds de richtlijn correct toegepast en is er terecht een proces-verbaal opgemaakt. In een brief van de hoofdofficier van justitie aan de heer N. (...) heeft de hoofdofficier duidelijk aangegeven dat hij het met de zienswijze van de politie eens was. Ik acht de klacht van de heer N. op dit punt dan ook onterecht." E.       Reactie van verzoeker Verzoeker reageerde bij brief van 20 oktober 1997 op het standpunt van de Minister van Justitie en op het standpunt van de korpsbeheerder. Hij deelde in dat schrijven onder meer mee:"kernvraag van de klacht ======================== (...) - indien de politie van een aanrijding een proces-verbaal opmaakt dient justitie in het belang van de burger, de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid, -gelet op de beleidsregels- een toetsing te hanteren of het opgemaakte proces-verbaal voldoet aan het gevoerde beleid. Daarbij is de opmerking gemaakt, dat een opgemaakt proces-verbaal (van een aanrijding) als zodanig niet voldoende zal zijn voor de

vraag of in een dergelijke situatie ook een boete moet volgen. Anders gezegd zal naar aanleiding van een opgemaakt proces-verbaal nooit automatisch een boete mogen volgen. Er zal in het proces-verbaal een opmerking gemaakt moeten zijn waarom gekozen is voor het opmaken van een proces-verbaal en dit proces-verbaal zal op een hoger niveau, een nieuwe tweede toetsing plaats moeten vinden of een en ander in overeenstemming is met het gevoerde beleid. (...) Met andere woorden verzoek ik u dan ook mijn principieel verzet tegen de afhandeling van mijn aanrijding binnen dat kader te beoordelen. (...) Met betrekking tot het schrijven van het OM =========================================== Met betrekking tot de opmerking in de brief van de officier van justitie (...), dd. 11 augustus 1997 (...) dat er een beroepsmogelijkheid openstond het volgende. Ik heb daar inderdaad doelbewust geen gebruik van gemaakt (...). Een proces-verbaal van een strafbaar feit zoals deze, zal in de rechtszaal leiden tot een veroordeling. (...) Of er proces-verbaal wordt opgemaakt hangt volgens de hoofdofficier van justitie (...) af van bijkomende oorzaken als 'daglicht', 'droog weer' en een 'droge weg'. Ik heb deze bijkomende oorzaken getoetst aan de richtlijnen van justitie maar ben deze niet tegen gekomen. Ik ben dan ook van mening, dat droog weer, droog wegdek en daglicht niet behoren tot de beoordeling, of zoals in de richtlijn staat aangegeven 'de verdachte in de gegeven situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan'. Daarvoor is naar mijn mening een gedraging nodig waarbij de mate van gedraging bepalend is voor de vraag of proces-verbaal gerechtvaardigd is en NIET de door de hoofdofficier aangegeven normen. (...) Verder zou een opgemaakt proces-verbaal getoetst moeten worden aan haar eigen richtlijnen en op die manier zou een tweede toetsing plaats moeten vinden. Dat zou dus in de praktijk moeten betekenen, dat een opgemaakt proces-verbaal niet automatisch hoeft te leiden tot een acceptgirokaart aan de verdachte. Tenslotte ========= (...) In dat proces-verbaal staat geen enkele motivering verwerkt

waarom men is afgeweken van de richtlijn van justitie (blikschaderegeling). Als gevraagd wordt waarom er is afgeweken van die richtlijn wordt de mogelijkheid aangegeven, dat hoger beroep/rechtszaak mogelijk is. Een wel heel summier antwoord op een klacht. Nogmaals aan justitie gevraagd naar de reden van het afwijken van die richtlijn wordt naar mijn mening met onterechte argumenten aangegeven waarom afhandeling middels proces-verbaal terecht is geweest. Daarbij wordt direct aangegeven dat niet in alle gevallen van een dergelijke aanrijding proces-verbaal dient te worden opgemaakt. Waar ligt die scheidingslijn? ook later (zoals geciteerd) geeft de hoofdofficier van justitie aan dat:... wordt over het algemeen door de politie proces-verbaal opgemaakt." F.       Nadere reactie van de Minister van Justitie1. De Nationale ombudsman stelde de Minister van Justitie naar aanleiding van verzoekers reactie bij brief van 3 november 1997 de volgende vraag:"Ik verzoek u mij mee te delen of er voor ieder bij het arrondissementsparket te Almelo binnengekomen procesverbaal van soortgelijke aanrijdingen standaard een transactievoorstel wordt gedaan. Indien dit niet het geval is, verneem ik graag de reden daarvan."2. De Minister verwees in haar antwoord van 4 december 1997 naar een brief van de hoofdofficier van justitie van 17 november 1997. In deze brief is onder meer vermeld:"Door mijn parket wordt bij de afdoening van processen-verbaal die zijn opgemaakt naar aanleiding van verkeersongevallen, gehandeld conform de OM-richtlijn strafvorderings- en transactiebeleid bij verkeersongevallen van 1 juli 1995 (Stcrt. 1995, 123). In deze richtlijn is een onderscheid gemaakt tussen twee soorten verkeersongevallen:1. verkeersongevallen waarbij sprake is van een zodanige mate van schuld en gevolg, dat een vervolging ter zake van artikel 6 WVW 1994 ge ndiceerd is2. verkeersongevallen waarbij een norm van het RVV 1990, danwel een overtreding van WVW 1994 is geschonden en waarbij proces-verbaalwaardig gedrag door de verdachte is tentoongespreid. Het ongeval waarbij de heer N. betrokken is geraakt valt onder de tweede categorie. Volgens de richtlijn heeft de strafrechtelijke reactie in deze categorie verkeersongevallen een algemeen

corrigerend karakter. Er is daarom gekozen voor een enkel transactietarief. Het Openbaar Ministerie biedt bij verkeersongevallen die vallen in deze categorie standaard een transactiebedrag van ƒ 350,- aan." G.       Nadere reactie van de korpsbeheerder De korpsbeheerder van het regionale politiekorps Twente deelde bij brief van 11 december 1997 naar aanleiding van verzoekers reactie onder meer mee:"In reactie op de aan u gerichte brief van de heer N. d.d. 20 oktober 1997, blijf ik bij mijn eerder ingenomen standpunt, dat de politie-ambtenaar die destijds het proces-verbaal van de aanrijding waarbij de heer N. was betrokken, op een correcte wijze heeft opgemaakt volgens de daarvoor bestaande richtlijnen." H.       Nadere reactie van verzoeker Verzoeker berichtte naar aanleiding van de reacties van de Minister van Justitie en de korpsbeheerder bij brief van 22 januari 1998 onder meer het volgende:"Als reactie op uw vraag of er van soortgelijke aanrijding (...) standaard transactievoorstel wordt gedaan door het arrondissementsparket te Almelo, wordt daar bevestigend op gereageerd door de hoofdofficier van justitie (...). Betekent een dergelijke stelling dat een toetsing niet plaatsvindt maar puur 'rechts niet de vrije doorgang verlenen' zoals aangegeven in artikel 15 lid 1 van het RVV 1990, de maatstaf is voor een transactievoorstel naar aanleiding van een ongeval/ opgemaakt proces-verbaal? Betekent een dergelijke stelling dan ook, dat niet gekeken wordt naar de inhoud van een proces-verbaal met name naar de vraag of de verdachte een proces-verbaal waardig gedrag ten toon heeft gespreid? (toetsing) Wordt er in de richtlijn 'verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen' gesproken van 1) ernstige verkeersovertreding en 2) waarbij verdachte in de gegeven situatie ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan, in de toelichting wordt met name de nadruk gelegd op de gedraging van de bestuurder, in de richtlijn strafvorderings- en transactiebeleid bij verkeersongevallen van 1 juli 1995 (Stcrt. 1995, 123), wordt gewag gemaakt van 1) een verkeersongeval waarbij een norm van

het RVV 1990 is geschonden en 2) waarbij proces-verbaalwaardig gedrag door de verdachte is tentoongespreid. De vraag is nu of ondergetekende zich voor of tijdens de aanrijding zodanig heeft gedragen dat hieruit een 'verbaalwaardige' situatie is ontstaan. Dat bestrijd ik ten zeerste. Uit geen enkele opmerking in het opgemaakte proces-verbaal is mij gebleken, dat uit feiten en omstandigheden/het sporenonderzoek naar voren is gekomen, dat een proces-verbaalwaardig gedrag door de verdachte is tentoongespreid. Dat zou toch normaliter betekenen, dat een dergelijke aanrijding afgedaan had moeten worden met een registratieset bedoeld voor de Bond van Verzekeraars. Indien, en ik heb dat al meerdere keren aan u en anderen geschreven , afgeweken wordt van een dergelijke richtlijn en toch door de verbalisant ter plaatse besloten wordt om een proces-verbaal op te maken, (moet; N.o.) mijns inziens de motivering daartoe terug te vinden moet zijn in het proces-verbaal. Nu gebleken is dat op geen enkele wijze in het opgemaakte proces-verbaal wordt aangegeven waarom van deze aanrijding een proces-verbaal werd opgemaakt of details worden aangegeven (uit feiten en omstandigheden is mij, verbalisant, gebleken dat...) die een proces-verbaalwaardig gedrag tot uiting brengen, dient naar mijn mening een proces-verbaal achterwege te blijven. Er moet mijns inziens meer zijn dan de feitelijke constatering dat door de ene partij van de aanrijding 'rechts niet de vrije doorgang werd verleend' aan een andere partij, dat een overtreding verbaalwaardig maakt. Juist nu justitie de beleidsvrijheid overlaat aan de verbalisant of een ongeval verbaalwaardig is ligt het toch voor de hand, dat een dergelijke beoordelingsvrijheid achteraf getoetst wordt aan haar eigen - aan dezelfde verbalisant gegeven richtlijnen? Juist nu justitie in het schrijven van de hoofdofficier van justitie (...) dd. 22 augustus 1997, (...), met betrekking tot 'rechts niet de vrije doorgang verlenen conform artikel 15 lid 1 van het RVV 1990, niet altijd verbaalwaardig gedrag vindt. Daarin wordt namelijk aangegeven (...) Bij verkeersongevallen die zijn veroorzaakt door het niet verlenen van voorrang wordt over het algemeen door de politie proces-verbaal opgemaakt. De uiteindelijke beoordeling van de vraag of proces-verbaal wordt opgemaakt hangt af van de omstandigheden van het geval. De politie zal van geval tot geval op grond van haar ervaring met en inzicht in verkeerszaken moeten beoordelen of het desbetreffende verkeersongeval is veroorzaakt door een uit oogpunt van verkeersveiligheid ernstige fout. (...) Ik blijf overigens van mening, dat van een verbaalwaardig gedrag geen sprake is geweest. Dat betekent dan ook, dat mij geen schikkingsvoorstel had mogen worden toegestuurd. Kennelijk vindt justitie een opgemaakt proces-verbaal door politie altijd transactiewaardig als de politie vindt dat een ongeval proces-verbaal waardig is. Ook al blijkt dat uit de stukken niet, dat er sprake is van verbaalwaardig gedrag."

Beoordeling

. Ten aanzien van het arrondissementsparket1. Verzoeker, die op 10 juli 1996 was betrokken bij een aanrijding in Almelo, klaagt er in de eerste plaats over dat het arrondissementsparket te Almelo hem in strijd met de Richtlijn strafvorderings en transactiebeleid bij verkeersongevallen een transactie heeft aangeboden voor zijn aandeel aan de aanrijding. Verzoeker deelde mee dat het arrondissementsparket naar aanleiding van het proces-verbaal hem automatisch een transactievoorstel had gestuurd en had verzuimd te toetsen of het proces-verbaal volgens het geldende beleid was opgemaakt.2. De Minister van Justitie heeft meegedeeld dat bij de afweging om verzoeker een transactievoorstel te doen, de omstandigheden waren betrokken waaronder de aanrijding van verzoeker had plaatsgevonden, namelijk daglicht, droog wegdek en droog weer. In dit geval en onder deze omstandigheden had verzoeker een gevaarlijke situatie veroorzaakt door van rechts komend verkeer geen voorrang te verlenen. Om die redenen was er sprake van een proces-verbaalwaardig ongeval, aldus de Minister. In het verlengde daarvan had het arrondissementsparket verzoeker een transactievoorstel gedaan.3. De Richtlijn Verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen bepaalt dat van een verkeersongeval een proces-verbaal dient te worden opgemaakt wanneer uit een oogpunt van verkeersveiligheid sprake is van een ernstige overtreding van de wegenverkeerswetgeving, waarbij de verdachte in de gegeven situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan (zie

Achtergrond

, onder I.). De Richtlijn strafvorderings- en transactiebeleid bij verkeersongevallen bepaalt dat het Openbaar Ministerie de verdachte dient te vervolgen bij verkeersongevallen waarbij een norm van het RVV 1990, danwel een overtreding van de WVW 1994 is geschonden en waarbij een proces-verbaalwaardig gedrag door de verdachte is tentoongespreid (zie

Achtergrond

, onder II.).

4. Gelet op hetgeen de Minister van Justitie als motivering heeft gegeven voor het verzenden van een transactievoorstel aan verzoeker en gelet op hetgeen in de Richtlijn strafvorderings- en transactiebeleid bij verkeersongevallen is bepaald, kon het arrondissementsparket te Almelo in redelijkheid beslissen verzoeker een transactievoorstel toe te sturen in verband met het door hem veroorzaakte verkeersongeval. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk. II. Ten aanzien van het verbaliseren1. Voorts klaagt verzoeker er over dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Twente hem in strijd met de Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen heeft geverbaliseerd voor zijn aandeel aan de aanrijding van 10 juli 1996. In het proces-verbaal was volgens verzoeker geen motivering opgenomen waarom dit proces-verbaal tegen hem was opgemaakt. Verzoeker had in verband hiermee een transactievoorstel van f 350,- van het arrondissementsparket Almelo ontvangen. Verzoeker was van mening dat hij door de materi le en financi le afwikkeling van de aanrijding al genoeg ongemak had ondervonden. Voorts heeft verzoeker meegedeeld dat de aanrijding niet het gevolg was geweest van abnormaal en buitenproportioneel verkeersgedrag en dat hij geen grove schuld had aan de aanrijding.2. De beheerder van het regionale politiekorps Twente heeft meegedeeld dat de behandelende politiefunctionaris heeft geoordeeld dat verzoeker door zijn wijze van rijden een andere weggebruiker had betrokken in een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar. De politieambtenaar had de Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen correct toegepast, aldus de korpsbeheerder. De korpsbeheerder achtte verzoekers klacht ongegrond.3. De Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen bepaalt dat een proces-verbaal dient te worden opgemaakt wanneer uit een oogpunt van verkeersveiligheid sprake is van een ernstige overtreding van de wegenverkeerswetgeving, waarbij de verdachte in de gegeven situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan (zie

Achtergrond

, onder I.). Bij toepassing van deze richtlijn zal de politie van geval tot geval op grond van haar ervaring met en inzicht in verkeerszaken moeten beoordelen of het betreffende verkeersongeval is veroorzaakt door een uit een oogpunt van verkeersveiligheid ernstige fout en of de verdachte daarbij in die situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan.4. Gelet op de betreffende richtlijn en de omschrijving die de politieambtenaar in het proces-verbaal heeft gegeven van de omstandigheden waaronder de aanrijding had plaatsgevonden, kon deze politieambtenaar in redelijkheid beslissen een proces-verbaal van deze aanrijding op te maken. De vermelde omstandigheden waaronder de aanrijding had plaatsgevonden, leveren een toereikende motivering op voor het opmaken van een proces-verbaal. De onderzochte gedraging is op dit punt eveneens behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het arrondissementsparket Almelo, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is niet gegrond. De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Twente, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Twente (de burgemeester van Enschede), is niet gegrond. BIJLAGEACHTERGROND I.       Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen De Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen van 10 mei 1995, in werking getreden op 1 juli 1995 (Stcrt. 1995, 122) vermeldt onder meer:"Inleiding (...) De vervolging heeft echter wel een functie indien de fout van de verdachte zodanig is dat ondanks alle ongemakken en financieel nadeel, een strafrechtelijke sanctionering aangewezen is. Deze behoefte aan straffen is echter alleen aanwezig indien door de verdachte een zodanige fout is gemaakt, dat deze objectief gezien duidelijk boven het normale (wellicht onbewust) gevaarscheppende gedrag in het verkeer uitgaat, in welk geval sprake is van een ernstige gevaarzetting. In zo'n geval dient dan ook proces-verbaal te worden opgemaakt. (...) Met name de mate van onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid in het gedrag van de verdachte is derhalve bepalend voor het antwoord op de vraag of strafvervolging ge ndiceerd is. (...) Opmaken proces-verbaalIn geval van een verkeersongeval dient steeds proces-verbaal te worden opgemaakt:1. Wanneer uit een oogpunt van verkeersveiligheid sprake is van een ernstige overtreding van de wegenverkeerswetgeving, waarbij de verdachte in de gegeven situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan. ToelichtingHet hier gestelde zal zich onder meer voordoen bij overtreding van die verkeersvoorschriften, waarvan de niet-naleving tot de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen behoort en die als zodanig veelal object zijn van gericht verkeerstoezicht. Geenszins is bedoeld dat deze overtredingen altijd en automatisch moeten leiden tot het opmaken van proces-verbaal. De politie zal van geval tot geval op grond van haar ervaring met en inzicht in verkeerszaken moeten beoordelen of het betreffende verkeersongeval is veroorzaakt door een uit een oogpunt van verkeersveiligheid ernstige fout en de verdachte daarbij in die situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan.

De verbalisant dient hierover niet alleen te oordelen. Hij zal in de gevallen, welke naar zijn mening onder de norm van 1. Vallen n in twijfelgevallen moeten rapporteren. Hierbij vermeldt hij zijn oordeel. Per politieregio dienen n of meer kaderleden te zijn aangewezen die dergelijke rapporten beoordelen. Zij beslissen op basis van de rapportage of het gedrag van de verdachte valt onder het begrip 'ernstige overtreding' als bedoeld onder 1." II. Richtlijn strafvorderings- en transactiebeleid bij verkeersongevallen De Richtlijn strafvorderings- en transactiebeleid bij verkeersongevallen van 10 mei 1995, in werking getreden op 1 juli 1995 (Stcrt. 1995, 123) vermeldt onder meer:"Overeenkomstig de richtlijn 'Verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen' dient van een verkeersongeval een proces-verbaal te worden opgemaakt en dient in het verlengde daarvan de verdachte te worden vervolgd: 'Wanneer uit een oogpunt van verkeersveiligheid sprake is van een ernstige overtreding van de wegenverkeerswetgeving, waarbij de verdachte in de gegeven situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan.' Strafvorderings- en transactiebeleid van het Openbaar Ministerie bij verkeersongevallen (...) Verkeersongevallen waarbij een norm van het RVV 1990, danwel een overtreding van de WVW 1994 is geschonden en waarbij een proces-verbaalwaardig gedrag door de verdachte is tentoongespreid. (...) De strafrechtelijk reactie heeft in deze categorie verkeersongevallen slechts een algemeen corrigerend karakter. Derhalve is ook gekozen voor een enkel tarief."

Instantie: arrondissementsparket Almelo

Klacht:

Verzoeker (betrokken bij aanrijding) in strijd met Richtlijn strafvorderings- en transactiebeleid bij verkeersongevallen transactie aangeboden voor zijn aandeel aan de aanrijding.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Twente

Klacht:

Verzoeker in strijd met Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen geverbaliseerd voor zijn aandeel in de aanrijding.

Oordeel:

Niet gegrond