1998/333

Rapport
Op 30 januari 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer A. te Bergum, met een klacht over een gedraging van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Limburg Zuid en een gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND). Nadat verzoeker nadere informatie had verstrekt, werd een onderzoek ingesteld naar deze gedragingen, die respectievelijk worden aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Limburg Zuid (de burgemeester van Maastricht) en de Minister van Justitie. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker, een Soedanese asielzoeker, klaagt erover dat de aan hem in januari 1997 uitgereikte beschikking, waarbij hij in Nederland werd toegelaten als vluchteling, is ingenomen door de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Limburg Zuid.

Achtergrond

1. Het derde lid van artikel 52 van het Vreemdelingenbesluit bepaalt dat de aanvraag om toelating als vluchteling wordt ingediend bij de Minister van Justitie. De aanvraag wordt behandeld door de IND.2. De IND legt van elke asielzoeker een dossier aan. Aan dit dossier wordt een nummer toegekend, het zogenaamde IND-nummer. Dit nummer is samengesteld uit tien cijfers. De eerste twee hebben betrekking op het jaar, het derde en vierde op de maand, het vijfde en zesde op de dag waarop het asielverzoek is ingediend. De laatste vier cijfers vormen een volgnummer. Elk dossier krijgt op deze manier een uniek nummer.3. Elke asielzoeker vanaf de leeftijd van 12 jaar krijgt aan het begin van de opvang een electronisch W-document. Dit document dient ter registratie en controle van de meldingsplicht en is een geldig identiteitsbewijs.4. Een beschikking met betrekking tot een verblijfsrechtelijke status vermeldt in ieder geval de volgende gegevens: betrokkenes namen, geboortedatum, IND-nummer en nationaliteit.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Minister van Justitie en de beheerder van het regionale politiekorps Limburg Zuid verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen de Staatssecretaris van Justitie, de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Zowel verzoeker als de Staatssecretaris van Justitie en de beheerder van het regionale politiekorps Limburg Zuid deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. Verzoeker, een Soedanese asielzoeker, geboren in 1963, diende op 9 mei 1996 een asielverzoek in. Zijn asielverzoek werd bij de IND geregistreerd onder nummer 9605.09.xxxx. De Staatssecretaris van Justitie besliste op 6 juni 1996 afwijzend op het asielverzoek. Deze beschikking werd op 6 juni 1996 aan verzoeker uitgereikt, waarna zijn toenmalige advocaat op 6 juni 1996 een bezwaarschrift indiende.2. Bij brief van 20 december 1996 stuurde de IND de vreemdelingendienst van het district Heerlen van het regionale politiekorps Limburg Zuid een beschikking ter uitreiking aan verzoeker.3. Verzoeker ontving vervolgens een oproep van de vreemdelingendienst om zich op 2 januari 1997 te melden. Aan hem werd de beschikking, zoals vermeld onder 2., uitgereikt. Hij tekende voor ontvangst en leverde pasfoto's in voor het aanmaken van zijn verblijfsdocument.4. Diezelfde dag meldde verzoeker zich wederom bij de vreemdelingendienst. Hij deelde mee dat in de beschikking de Afghaanse nationaliteit was opgenomen, terwijl hij de Soedanese nationaliteit heeft. De vreemdelingendienst nam daarop de beschikking in.. Het standpunt van verzoeker Het standpunt van verzoeker is weergegeven onder

Klacht

Verzoeker is van mening dat de beschikking die hem op 2 januari 1997 is uitgereikt voor hem was bestemd. In het verzoekschrift schreef hij hierover het volgende:

"Op 2 januari jongstleden werd ik opgeroepen door de Vreemdelingendienst in het AZC. Daar werd mij verteld door de beambte dat ik een beschikking had gekregen, en wel een A-status. Ik kreeg alle bescheiden om te ondertekenen, en gaven mij een kopie hiervan. Er werd meteen een foto genomen voor mijn B-document. Na enige tijd keek ik in de beschikking en zag dat er een aantal zaken niet klopten. In de beschikking stond een andere nationaliteit, namelijk de Afghaanse. Ik was ervan overtuigd dat de beschikking voor mij was, omdat ten tijde van het uitreiken van de beschikking de beambte deze uit mijn dossier haalde en deze ook later ook in mijn dossier werd teruggelegd. Verder stond er mijn naam op de beschikking en was deze geslagen op 20 december, waardoor er genoeg tijd was geweest om alles na te gaan. Daarom ging ik terug om ze te vragen e.e.a. te corrigeren. Ze namen alle papieren terug, ik dacht om e.e.a. te corrigeren. Later kwam ik er achter dat in het centrum iemand verbleef die S.A.(...)med heette en uit Afghanistan kwam. Ik ging naar het kantoor van het VVN om hen te vragen hoe het zat met mijn status. De persoon van het VVN, M., vroeg of (...)A. een status had ontvangen. Hem werd verteld dat ik een A-status heb. M. feliciteerde me toen met het verkrijgen van de A-status. Ik twijfelde echter en vroeg hem nog eens te bellen. Ik vroeg of de status was voor (...)med A. uit Soedan. Toen bleek dat de VD een fout had gemaakt, dat zeiden zij tegen M. Voor mij is het onbegrijpelijk dat een dergelijke instantie zo'n fout maakte. Het betekende voor mij een zware teleurstelling en een grote vernedering. Zij gaven mij een status en namen deze mij ook zonder enige uitleg af. Vanaf de datum dat ik ben gekomen had ik alle vertrouwen in Nederland, dat de komende zes maanden aan het hoofd staat van de EEG. Nederland moet daarom de grootste zorg in acht nemen omtrent het geven van beschikkingen aan asielzoekers, die erop vertrouwen dat hun zaken met de grootste zorgvuldigheid worden behandeld. Door wat met mij gebeurd is ben ik van oordeel dat het Ministerie van Justitie mij onrecht heeft aangedaan.". Het standpunt van de korpsbeheerder 1. Bij brief van 17 juni 1997 deelde de beheerder van het regionale politiekorps Limburg Zuid onder meer het volgende mee. "Dezerzijds doe ik U toekomen een uitgebreid rapport van dhr. N. m.b.t. het door hem ingestelde onderzoek alsmede een kopie van de overzichtslijst uitgereikte beschikkingen 1997, waar hij naar verwijst. Ik heb kennis genomen van dit rapport en stel vast dat hier sprake is van een menselijke vergissing, die ik betreur; tot twee

maal toe bood dhr. H. aan betrokkene hiervoor reeds zijn welgemeende excuses aan. Overigens is mij uit de stukken gebleken dat de naamsgelijkenis mede vanwege naams- en adresveranderingen reeds ook elders tot vergissingen leidde."2. In het bij der reactie gevoegde rapport van de heer N., chef vreemdelingenzaken van het district Heerlen, is het volgende opgenomen. "De ambtenaar belast met vreemdelingenzaken op de lokatie in het asielzoekerscentrum Brunssum is genaamd: H. (...), rechercheur vreemdelingenregistratie- en toezicht. Genoemde ambtenaar werd door mij met de inhoud van het klachtschrijven in kennis gesteld, waarna hij als volgt reageerde:"Ik heb deze zaak uitgediept en dit is, voorzover ik mij nog kan herinneren en kan nagaan, wat er gebeurd is. Het geheel berustte op een vergissing. Per interne post kwam in het asielzoekerscentrum te Brunssum een beschikking aan afkomstig van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie. Deze beschikking, gedateerd 20.12.1996 behelsde de toekenning van de A-status aan:. (...)med wonende te Brunssum, Groeneweg 6 (het adres van genoemd asielzoekerscentrum) en het verzoek was onder meer deze beschikking in persoon uit te reiken. In de administratie van de afdeling vreemdelingenzaken in het asielzoekerscentrum kwam slechts een persoon voor met zo'n naam. Op 02.01.1997 heb ik betrokkene uitgenodigd te komen naar de lokatie van de afdeling vreemdelingenzaken, alwaar hij verscheen en hij zich met zijn naam meldde. Ik vertelde hem dat ik hem een beschikking moest uitreiken, waarbij hij voor ontvangst moest tekenen. Ik pakte de beschikking (niet uit zijn dossier) maar uit de map waarin alle uit te reiken beschikkingen zaten. In het kort deelde ik betrokkene de inhoud van de beschikking mede en liet hem vervolgens de beschikking ondertekenen waarna ik hem de originele beschikking uitreikte. Hierna verliet betrokkene de lokatie van de afdeling vreemdelingenzaken. Na enkele minuten kwam betrokkene bij mij terug en deelde mij mede dat in de beschikking niet de juiste nationaliteit vermeld stond. Hij was immers Soedanees en niet zoals in de beschikking stond Afghaan. Ik vroeg betrokkene vervolgens naar zijn W-document (zie ACHTERGROND; N.o.) en dit inziende werd mij duidelijk dat ik de beschikking aan een verkeerde man had uitgereikt; niet aan A. (...)mad doch aan A. (...)med. Niet alleen de nationaliteit

doch ook het dossiernummer verschilde hetgeen mij eerder niet was opgevallen. Ook het verschil tussen A. (...)med en A. (...)mad was mij evenmin opgevallen. Het verschil in schrijfwijze van namen komt namelijk vaker voor. De naam waaronder iemand de procedure start, verschilt dikwijls van die waaronder hij uiteindelijk opgenomen wordt bij de Gemeentelijke Basis Administratie. Zelfs na het nader gehoor waarbij veelal de persoonsgegevens zijn gewijzigd of aangepast, blijkt vaker dat men nog veel later weer een andere versie van de naam naar voren brengt. Die wijzigingen worden doorgevoerd tot op het moment dat de personen via offici le dokumenten of een be digde verklaring in het GBA worden opgenomen. Er is dus vaker een verschil in de schrijfwijze van de namen zoals ze bekend zijn bij de IND, de afdeling vreemdelingenzaken of het Centraal Opvang Asielzoekers. Ook gebeurt dit vaak met de geboortedata. Ik had op dat moment geen reden te twijfelen aan de identiteit van de man die ik de (zoals ik veronderstelde) op zijn naam gestelde beschikking had uitgereikt. Ik heb de man mijn verontschuldigingen aangeboden en hem verteld dat ik mij vergist had. Ik nam de beschikking in en vertelde hem dat ik zou uitzoeken wat er verkeerd was gegaan. Hierop verliet deze man de afdeling vreemdelingenzaken. Vervolgens informeerde ik bij mevrouw J., Immigratie- en Naturalisatiedienst, district Zuid-West om na te gaan wat hier verkeerd was gegaan. Aan de telefoon werd echter niet duidelijk hoe de persoonsverwisseling tot stand was gekomen en wie de juiste persoon diende te zijn; ook in het systeem van de IND leverde een onderzoek niet het gewenste resultaat op. De juiste persoon te koppelen aan de juiste beschikking lukt niet. Met mevrouw J. IND werd afgesproken deze beschikking terug te sturen. De overtuiging bestond dat de beschikking verkeerd verstuurd was omdat in het asielzoekerscentrum Brunssum niemand met deze personalia verbleef. Mevr. J. van de IND zou verder uitzoeken voor wie de beschikking bestemd was en waar deze persoon verbleef. Ik tekende op de overzichtlijst van uitgereikte beschikkingen 1997 aan dat deze beschikking verkeerd verstuurd was (...). Later op dezelfde dag verscheen bij mij een man, mij bekend onder de naam S. die mij vertelde dat hij was opgeroepen teneinde te verschijnen op de lokatie vreemdelingenzaken. Deze man toonde mij zijn vreemdelingendocument F2 op naam van S.A. (...)mad. Deze bleek (mede bij controle van het dossiernummer) de persoon te zijn voor wie de beschikking was afgegeven. Door mevr. J. van de IND werd een nieuwe beschikking geslagen met de juiste personalia, die tot op dat moment kennelijk niet bekend waren bij de IND. Mevr. J. zou de personalia aanpassen in het systeem van de IND. Op 06.01.1997 heb ik de beschikking uitgereikt aan S.A. (...)mad.

Nadien verscheen A. (...)med bij de afdeling vreemdelingenzaken en kwam informeren naar zijn status. Ik heb hem andermaal verteld dat aan hem geen A-status was verleend. De beschikking was immers niet voor hem doch voor iemand anders bestemd. Ik heb hem mijn verontschuldigingen nogmaals aangeboden voor het ten onrechte aan hem uitreiken van de beschikking. Ik weet hoe gevoelig dergelijke zaken liggen met name bij asielzoekers; doorgaans ken ik de bewoners van het asielzoekerscentrum aangezien ik hen minimaal eens per week bij de meldingsplicht zie. Indien niet uiterst toevallig, zoals in dit geval de tenaamstelling van de beschikking was, zoals ze luidde, dan was dit nimmer gebeurd. (...) De beschikking die aan betrokkene is uitgereikt en vervolgens weer werd ingenomen, is niet meer in mijn bezit. Zoals reeds eerder vermeld is deze ingenomen beschikking teruggestuurd naar de IND. Onderzoek leerde dat S.A. (...)mad in november 1996 naar het asielzoekerscentrum Brunssum kwam onder de naam: A.(...)mad A. Hierna werd, nadat hij 15.11.1996 een be digde verklaring had ondertekend, zijn naam gewijzigd in S.(...)med A. (...) Ik rapporteur N. merk nog op, dat het mij bekend is dat H. werkzaam op het asielzoekerscentrum Brunssum zaken nauwgezet verwerkt. De zaak rondom genoemde beschikking stoelt mijns inziens op een menselijke vergissing waarbij de betrokken ambtenaar meteen zijn excuses heeft aangeboden met vermelding dat hij zich vergist had. Waarvan door mij naar waarheid is opgemaakt dit rapport hetwelk ik ondertekende en sloot op 10.06.1997 te Heerlen.". Het standpunt van de Staatssecretaris van Justitie Bij brief van 17 juli 1997 liet de Staatssecretaris van Justitie de Nationale ombudsman het volgende weten. "De heer A. beklaagt zich erover dat hem door de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Limburg Zuid werd meegedeeld dat hij als vluchteling is toegelaten. Deze mededeling bleek onjuist. Uit het departementale dossier van de heer A. blijkt niet van een beschikking tot toelating als vluchteling. Een beschikking met die strekking en op naam van de heer A. kan dan ook aan hem niet zijn uitgereikt.

U hebt ook de korpsbeheerder in de gelegenheid gesteld te reageren op de klacht van de heer A. Ik wacht graag het antwoord van de korpsbeheerder af en zal zo nodig hierop een aanvullende reactie geven.". De reactie van verzoeker Op 8 augustus 1997 deelde de advocaat van verzoeker in reactie op het standpunt van de korpsbeheerder en dat van de Staatssecretaris het volgende mee. "De Staatssecretaris van Justitie deelt in de brief van 17-7-1997 mede:"Uit het departementale dossier van de heer A. blijkt niet van een beschikking tot toelating als vluchteling. Een beschikking met die strekking en op naam van de heer A. kan dan ook aan hem niet zijn uitgereikt." De geciteerde passage staat in contrast met het rapport d.d. 10-6-1997 van de chef vreemdelingenzaken district Heerlen:"Op 02.01.1997 heb ik betrokkene uitgenodigd te komen naar de lokatie van de afdeling vreemdelingenzaken, alwaar hij verscheen en hij zich met zijn naam meldde. Ik vertelde hem dat ik hem een beschikking moest uitreiken, waarbij hij voor ontvangst moest tekenen. Ik pakte de beschikking (niet uit zijn dossier) maar uit de map waarin alle uit te reiken beschikkingen zaten. In het kort deelde ik betrokkene de inhoud van de beschikking mede en liet hem vervolgens de beschikking ondertekenen waarna ik hem de originele beschikking uitreikte." Er is derhalve wel degelijk een beschikking op naam van cli nt uitgereikt. Cli nt wijst er overigens op dat in het rapport d.d. 10-6-1997 de chronologische volgorde van de gebeurtenissen niet correct is weergegeven en dat niet alle relevante gebeurtenissen zijn vermeld. Cli nt is in persoon verschenen bij de afdeling vreemdelingenzaken. Hij moest zich door middel van zijn Wdocument legitimeren. Aan de hand van zijn W-document werden de personalia vermeld in de uit te reiken beschikking gecontroleerd. Het dossier van cli nt lag open en bloot op het buro van de desbetreffende ambtenaar. Nadat de personalia gecontroleerd waren moest cli nt de uitreikingsbrief voor ontvangst tekenen en werd hem de beschikking uitgereikt. Tevens werd meteen een foto van cli nt genomen voor zijn B-document (A-status = toelating als vluchteling). Het is derhalve niet zo dat de desbetreffende ambtenaar de personalia van cli nt aan de hand van het W-document vergeleek met de

gegevens vermeld in de beschikking nadat cli nt was teruggekeerd omdat de nationaliteit niet klopte. De controle van de personalia aan de hand van het W-document had reeds plaatsgevonden voor uitreiking van de beschikking hetgeen voor de hand ligt. Immers zal de ambtenaar zich eerst hebben willen vergewissen dat hij de juiste vreemdeling voor zich had alvorens aan de vreemdeling de voor deze bestemde beschikking uit te reiken. De personalia vermeld in de beschikking waren die van cli nt. Cli nt memoreert dat hij zich diezelfde dag nog heeft vervoegd bij het buro Vluchtelingenwerk. De aldaar werkzame M. heeft telefonisch navraag gedaan of aan cli nt een A-status toegekend was. Hoe gaat dat in de praktijk in zijn werk. Omdat namen als A. of (...)med geringe onderscheidende betekenis hebben zoals bijv. evenmin Jansen in Nederland of Smith in Engeland meldt degene die de IND belt om informatie omtrent een cli nt niet de naam van de cli nt want daar komt de IND niet veel verder mee. De IND vraagt altijd naar het IND-nummer teneinde de desbetreffende vreemdeling in het (computer)systeem op te kunnen sporen. Kennelijk stond in het computersysteem van de IND onder het IND-nummer van cli nt vermeld dat cli nt in aanmerking gekomen was voor een A-status want dit is aan M. van Vluchtelingenwerk gemeld. Dit verklaart waarom later de personalia aangepast zijn in het (computer)systeem van de IND (...). De opmerking van de korpsbeheerder (...) in zijn brief van 1761997 dat er hier sprake is van een menselijke vergissing is wellicht juist maar is niet relevant. Overal waar vormfouten gemaakt worden is er sprake van een menselijke vergissing. Een menselijke vergissing betekent echter niet zonder meer dat de overheid niet gebonden is aan de eventuele rechtsgevolgen van de onjuiste of gebrekkige rechtshandeling. Ten deze is aan de orde de rechtszekerheid en het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur dat door het bestuur gewekte verwachtingen moeten worden gehonoreerd. Een geadresseerde mag in principe uitgaan van de juistheid van een mededeling van het bestuur tenzij de mededeling niet is gedaan door een daartoe bevoegde of tenzij de mededeling kennelijk een vergissing is. Er was voor cli nt geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de mededelingen van de vreemdelingendienst resp. IND die hem werden gedaan en die door Vluchtelingenwerk zijn geverifieerd berustten op een kennelijke vergissing. Daarenboven werden de mededelingen gedaan door de bevoegde instantie. De mondelinge mededelingen werden gevolgd door de schriftelijke beschikking die aan cli nt na controle van zijn personalia door de bevoegde instantie werd uitgereikt.

Aldus zijn bij cli nt door de bevoegde instantie verwachtingen gewekt die gehonoreerd moeten worden. Saillant detail is dat op advies van Vluchtelingenwerk cli nt zich dezelfde dag opnieuw gewend heeft tot de desbetreffende ambtenaar van de Vreemdelingendienst met het verzoek om een kopie van de hem uitgereikte maar later ingenomen beschikking. De ambtenaar meldde niet in staat te zijn cli nt een kopie te verstrekken omdat de ambtenaar de beschikking inmiddels had verscheurd! In het rapport d.d. 10-6-1997 blz. 3 meldt de ambtenaar daarentegen:"De beschikking die aan betrokkene is uitgereikt en vervolgens werd ingenomen is niet meer in mijn bezit. Zoals reeds eerder vermeld is deze ingenomen beschikking teruggestuurd naar de IND". Cli nt is dus kennelijk door de desbetreffende ambtenaar voorgelogen. Uit de brief van de Staatssecretaris van Justitie d.d. 17-7-1997 moet geconcludeerd worden dat de beschikking is "verdwenen". Bovendien zijn door de IND de met betrekking tot deze zaak in het computersysteem van de IND opgeslagen relevante gegevens gewijzigd. Hierdoor is belangrijk bewijsmateriaal verloren gegaan. Cli nt is van mening dat deze gang van zaken de klachtwaardigheid van de gedragingen van de Staat jegens hem vergroot.". Het nadere standpunt van de Staatssecretaris van Justitie1. Bij brief van 7 oktober 1997 gaf de Staatssecretaris van Justitie op verzoek van de Nationale ombudsman een reactie op het rapport van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Limburg Zuid. Deze reactie luidt als volgt:"Uit genoemd rapport blijkt dat een vergissing is gemaakt bij de uitreiking van een beschikking waarbij een zekere A. (...)mad is toegelaten als vluchteling. Deze vergissing is kunnen ontstaan doordat er in het asielzoekerscentrum iemand verbleef van wie de naam op n letter na, overeenkwam met die van klager. Bij het maken van de beschikking is nog uitgegaan van de namen zoals deze vreemdeling die bij aanmelding had opgegeven. Nadien zijn deze gegevens gewijzigd in A. (...)mad S. (...) Zoals ik reeds meedeelde in mijn brief van 17 juli jl. blijkt uit het departementale dossier niet van een beschikking strekkende tot toelating als vluchteling van klager (...)med A., (...), van Soedanese nationaliteit en met het dossiernummer 9605.09.xxxx. Wel is aan klager reeds op 6 juni 1996 een beschikking uitgereikt waarbij de aanvragen om toelating als vluchteling en een vergunning tot verblijf zijn afgewezen en hem de maatregel als bedoeld

in artikel 18 a, eerste lid van de Vreemdelingenwet is opgelegd (...). Door de gemachtigde van klager, mr. F., is op 6 juni 1996 een bezwaarschrift ingediend tegen de weigering klager een vergunning tot verblijf te verlenen (...) en een beroepschrift tegen de weigering hem toe te laten als vluchteling (...). Omdat inmiddels de maatregel als bedoeld in artikel 18 a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet is opgeheven heeft de Arrondissementsrechtbank Haarlem op 20 augustus 1997 het beroepschrift aangemerkt als bezwaarschrift en doorgezonden naar de IND (...). Op het bezwaarschrift is nog niet beslist. Zoals uit het bovenstaande mag blijken is geen sprake geweest van een beschikking tot toelating als vluchteling die voor klager bestemd was. Bij gebrek aan gegevens is het voor mij niet mogelijk om na te gaan welke informatie is verstrekt aan de medewerker van buro vluchtelingenwerk. Wat er met de beschikking is gebeurd nadat deze is ingenomen door de vreemdelingendienst is niet bekend. Deze beschikking bevindt zich niet in het dossier van de heer A. (...)mad S. Uit de telefoonnotitie van 2 januari 1997 van een gesprek met de heer H. van de vreemdelingendienst (...) blijkt dat is afgesproken dat een nieuwe beschikking met de juiste personalia zal worden gestuurd. Uit de telefoonnotitie blijkt niet dat er een afspraak is gemaakt over wat er met de oude beschikking moet worden gedaan. Ik bestrijd dat er door het verloren gaan van deze beschikking relevant bewijsmateriaal verloren is gegaan. Afschriften van beide beschikkingen bevinden zich immers in het dossier van de heer A. (...)mad S. De computergegevens die zijn gewijzigd hebben uitsluitend betrekking op de personalia waaronder de heer A. (...)med S. bij mijn dienst bekend staat. Er is naar mijn mening sprake van een betreurenswaardig misverstand aan de zijde van de vreemdelingendienst. Ik heb begrepen dat de betrokken ambtenaar hiervoor zijn excuses heeft aangeboden. Ik zie echter geen aanleiding om aan dit misverstand verblijfsrechtelijke consequenties te verbinden. Uit het rapport van de politie Limburg Zuid blijkt dat al na enkele minuten duidelijk werd dat er een vergissing was gemaakt en dat de eerder uitgereikte beschikking niet voor klager bestemd was. De vergissing is diezelfde dag onder het aanbieden van verontschuldigingen nog hersteld. Gelet hierop kan naar mijn mening geen sprake zijn van gewekte verwachtingen in die zin dat hieraan verblijfsrechtelijke consequenties verbonden moeten worden.

Ik ben, gezien de geschetste gang van zaken, van mening dat de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de gemaakte vergissing, gegrond is. Voor zover deze klacht echter betrekking heeft op het verbinden van verblijfsrechtelijke consequenties aan de gemaakte vergissing in die zin dat aan klager een verblijfsstatus dient te worden toegekend, ben ik van mening dat de klacht ongegrond is."2.1. De Staatssecretaris legde bij de brief van 7 oktober 1997 onder meer als bijlagen over een afschrift van de beschikking van 20 december 1996, het daarbij behorende voorblad en de daarbij behorende aanbiedingsbrief van 20 december 1996 aan de korpschef van het regionale politiekorps Limburg Zuid. Het betrof een beschikking in bezwaar. In de beschikking was INDnr.9608.04.xxxx vermeld. De beschikking diende volgens de aanbiedingsbrief uitgereikt diende te worden aan A., van Afghaanse nationaliteit, geboren in 1972. Betrokkene werd toegelaten als vluchteling en de eerder verleende voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) werd ingetrokken.2.2. Tevens legde de Staatssecretaris een afschrift over van de beschikking in bezwaar onder IND-nummer 9608.04.xxxx, zoals die vervolgens was uitgereikt aan de heer A. (...)mad S. In deze beschikking, gedateerd 20 december 1996, was de naam van betrokkene gewijzigd van A. (...)mad in A. (...)mad S. Ook het geboortejaar was gewijzigd van 1972 in 1971.. Het commentaar van verzoeker Verzoekers advocaat gaf daarop bij brief van 13 november 1997 het volgende commentaar:"Aan een uit te reiken beschikking wordt door de IND een voorblad gehecht dat bij uitreiking van de beschikking door de vreemdeling moet worden getekend. Het origineel en de kopie van het voorblad worden aan de IND teruggezonden. Het gevolg hiervan is dat als een beschikking is uitgereikt aan een vreemdeling dit te bewijzen is aan de hand van het door de vreemdeling getekende voorblad dat aan de beschikking is gehecht. Cli nt herinnert zich dat hij de verschillende exemplaren van het voorblad met verschillende pennen moest tekenen. De door cli nt in ontvangst genomen beschikking met voorblad is op 2-1-1997 door de VD weer ingenomen en volgens het politierapport teruggestuurd naar mevr. J. van de IND. Als de beschikking niet is verscheurd zoals de VD ten onrechte aan cli nt heeft voorgehouden maar is teruggestuurd zoals gemeld in het politierapport dan moet de IND in staat zijn de aan cli nt uitgereikte beschikking zoals dat blijkt uit het aan de beschik-

king gehecht en door cli nt getekend voorblad in het onderhavige geding te brengen. Uit bijlage 1 (dit is de beschikking van 20 december 1996 op naam van A. (...)mad; N.o.) volgt geenszins dat dit de beschikking is die aan cli nt op 2-1-1997 is uitgereikt. Immers is het aan deze beschikking gehecht voorblad niet ingevuld en door cli nt voor ontvangst getekend. Door mevr. J. van de IND is een nieuwe beschikking geslagen nadat de personalia zijn aangepast in het systeem van de IND. Kennelijk is de IND in staat op eenvoudige wijze na wijziging van de personalia in de computer nieuwe beschikkingen te slaan. De gang van zaken duidt er niet op dat een vergissing is gemaakt bij het uitreiken van de beschikking. Mede gelet op de waarborgen die aan de uitreiking van een beschikking zijn verbonden mocht cli nt ervan uitgaan en erop vertrouwen dat de beschikking die hem was uitgereikt inhield dat hem een A-status was verleend. Of er bij het slaan van de beschikking een fout is gemaakt door de IND was voor cli nt niet kenbaar en overigens niet meer te controleren omdat de IND de computergegevens heeft gewijzigd. Herhaald zij dat de VVN (Vluchtelingenwerk; N.o.) de dag van uitreiking op verzoek van cli nt telefonisch contact opnam met de informatielijn van de IND en na naam en IND-nummer van cli nt te hebben opgegeven gefeliciteerd werd aangezien uit de computergegevens van de IND bleek dat cli nt een A-status was toegekend. Dit bevestigt dat het niet zo is dat bij de uitreiking op 211997 aan cli nt een vergissing is gemaakt. Op 2-1-1997 lag er nog niet een beschikking ter uitreiking gereed voor de Afghaanse A.M.S. Eerst na wijziging van de personalia aldus het politierapport is een nieuwe beschikking geslagen en uitgereikt op 611997. Bij cli nt waren overigens al eerder verwachtingen gewekt dat hij in aanmerking zou komen voor een A-status. Ten eerste was cli nt op 11-12-1996 getransfereerd van OC Haarlem naar AZC Brunssum. Ten tweede zou cli nt normaal gesproken bij aankomst in AZC Brunssum een stempelboekje ontvangen hebben. Kennelijk was de VD ervan op de hoogte dat hij een A-status zou krijgen want bij aankomst in het AZC Brunssum kreeg hij geen stempelboekje meer. Astatus houders hoeven nl. niet te stempelen. Pas na de gebeurtenissen van 2-1-1997 kreeg cli nt een stempelboekje en moest hij weer gaan stempelen. Ten onrechte wordt in de reactie d.d. 7-10-1997 gesteld dat al na enkele minuten duidelijk werd dat een vergissing was gemaakt en dat de uitgereikte beschikking niet voor klager was bestemd en dat geen sprake is van gewekte verwachtingen waaraan verblijfsrechtelijke consequenties zijn verbonden.

De hier genoemde duidelijkheid en dat de beschikking niet voor cli nt bestemd was is cli nt niet duidelijk gemaakt. De beschikking werd ingenomen omdat cli nt erop had geattendeerd dat de nationaliteit in de uitgereikte beschikking niet klopte. De VD deelde mede dat e.e.a. een vergissing was en nader moest worden uitgezocht. Cli nt verwachtte slechts een correctie m.b.t. de nationaliteit, temeer nadat de VVN had geverifieerd dat hem een A-status was toegekend. Pas een week later vernam cli nt van de VVN dat er sprake zou zijn geweest van een vergissing en dat de A-status niet voor hem bestemd was.". De nadere reactie van de Staatssecretaris In haar nadere reactie van 23 februari 1998 op het commentaar van verzoeker liet de Staatssecretaris nog het volgende weten:"In mijn brief van 7 oktober 1997 heb ik reeds aangegeven dat niet duidelijk is wat er met het originele exemplaar van de beschikking van 20 december 1996 is gebeurd. Een afschrift van een getekend voorblad kan ik dus niet overleggen. Ik ben echter van mening dat de inhoud van zowel het dossier van de heer A. (klager) als van de heer A. (...)mad S. de verklaringen van de heer H. over de toedracht bij het uitreiken van de beschikking, ondersteunen. Uit het dossier van de heer A. (...)mad S. blijkt dat bij beschikking van 20 december 1996 is besloten hem toe te laten als vluchteling en dat, na telefonisch contact met de vreemdelingendienst Brunssum, de naam in de beschikking is gewijzigd van A. (...)mad in A. (...)mad S. Afschriften van deze dossierstukken heb ik u reeds doen toekomen. Uit het dossier van de heer A. blijkt dat er nog geen beslissing is genomen op het namens hem ingediende bezwaarschrift. Van een beschikking waarbij hij als vluchteling wordt toegelaten is derhalve evenmin sprake. Hierbij merk ik op dat bij iedere beslissing op een bezwaarschrift de advocaat van de vreemdeling op de hoogte wordt gesteld van de genomen beslissing door het toezenden van (een afschrift van) de beschikking. In geval er een beroepsprocedure gaande is wordt tevens de rechtbank van de beslissing op de hoogte gesteld. (...) Voor zover de heer A. uit de overplaatsing van OC Haarlem naar het AZC Brunssum en uit het niet verstrekken van een registratiekaart (stempelboekje) conclusies meent te kunnen trekken over de inhoud van een nog te nemen beslissing op het bezwaarschrift komen deze geheel voor zijn rekening."

I. De nadere reactie van verzoeker Op 31 maart 1998 liet verzoekers advocaat tot slot nog onder meer het volgende weten:"De Staatssecretaris van Justitie bevestigt dat de diverse exemplaren van de beschikking van 20-12-1996 die aan cli nt zijn uitgereikt en door cli nt voor ontvangst zijn getekend niet overgelegd kunnen worden, alhoewel de Vreemdelingendienst niet ontkent dat cli nt de beschikking voor ontvangst heeft getekend en de beschikking door de Vreemdelingendienst weer is ingenomen. Evenmin wordt door de Staatssecretaris van Justitie ontkend dat na wijziging van de personalia in de computer een nieuwe beschikking is geslagen. Concluderend is niet meer te achterhalen t.n.v wie met vermelding van welke personalia en/of de oorspronkelijke beschikking is geslagen wat in de beschikking als argumentatie is gehanteerd om tot vluchtelingschap te concluderen. Dat tot vluchtelingschap wordt geconcludeerd in geval van een vluchteling uit Soedan is niet uitzonderlijk gelet op de zeer zorgwekkende, politieke en mensenrechtensituatie aldaar. Amnesty International rapporteert voortdurend over buitengerechtelijke executies, verdwijningen, willekeurige detenties en andere mensenrechtenschendingen. Op grond van het beleid van de Staatssecretaris van Justitie kwamen tot 22-3-1996 afgewezen asielzoekers uit Soedan minimaal in aanmerking voor vvtv. Op 22-3-1996 heeft de Staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer meegedeeld dat er gelet op het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken d.d. 11-9-1995 het beleid wordt gewijzigd. De rechtseenheidkamer Rechtbank Den Haag heeft echter bepaald dat de beschikbare informatie onvoldoende is voor de beleidswijziging per 22-3-1996. Met andere woorden dienen vluchtelingen uit Soedan ook na 2231996 minimaal in aanmerking te komen voor een vvtv. Cli nt is naar Nederland gevlucht op 9 mei 1996. Ten onrechte heeft de Staatssecretaris van Justitie bij beschikking van 5 juli 1996 de aanvraag om toelating als vluchteling vergunning tot verblijf niet ingewilligd en op de datum uitreiking 6-6-1996 van de beschikking cli nt gesommeerd Nederland onmiddellijk te verlaten. Immers had cli nt minimaal in aanmerking moeten komen voor een vvtv. Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden is het te rechtvaardigen dat de Staatssecretaris van Justitie de eerdere onjuiste besluitvorming heroverwegende alsnog tot toelating als vluchteling overgaat en cli nt in januari 1997 daarom uitgenodigd

heeft om de beschikking toelating als vluchteling na uitreiking in ontvangst te nemen. Dat er met de beschikking iets mis was, was voor cli nt niet kenbaar. Zijn dossier lag open en bloot op het bureau van de Vreemdelingendienst. Hij heeft handtekeningen moeten zetten en pasfoto's moeten laten maken i.v.m. de a-status die hem was toegekend. Het w-document waarmee hij voordien moest stempelen werkte niet meer in de computer van de vreemdelingendienst en hij hoefde niet meer twee keer per dag te stempelen. Allemaal indicaties voor cli nt dat hem daadwerkelijk de a-status was vergund. Dat de toenmalige advocaat mr. F. niet door de Staatssecretaris van Justitie op de hoogte is gesteld van de beschikking zegt niets. Eerst na februari 1997 geldt de regel dat toezending van de beschikking aan de advocaat externe werking heeft. Voor februari 1997 gold de regel dat een beschikking externe werking had nadat deze was uitgereikt aan de betrokken vluchteling. De Staatssecretaris van Justitie meldt dat terzake de weigering cli nt toe te laten als vluchteling beroep is ingesteld bij de Rechtbank. Opgemerkt moet worden dat bij beschikking van 5 juli 1996 aan cli nt een aanwijzing is gegeven als bedoeld in art. 18a eerste lid Vreemdelingenwet zich tot het tijdstip van vertrek uit Nederland uitsluitend op te houden in het onderzoek- en opvangcentrum te Haarlem en van naleving van deze verplichtingen blijk te geven door tweemaal daags in persoon van zijn aanwezigheid in voornoemd onderzoek- en opvangcentrum kennis te geven aan een ambtenaar belast met toezicht op vreemdelingen. Zoals boven vermeld is cli nt na uitreiking van de beschikking ontheven van de verplichting zich tweemaal daags in persoon te melden. Vervolgens is aan cli nt op 19-8-1997 medegedeeld dat de maatregel ex art. 18a is opgeheven; reden waarom de beroepsprocedure bij de Rechtbank kon worden ingetrokken."

Beoordeling

1. Verzoeker, een Soedanese asielzoeker, klaagt erover dat de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Limburg Zuid de beschikking die hem op 2 januari 1998 is uitgereikt, diezelfde dag heeft ingenomen. Verzoeker is er blijkens zijn verzoekschrift van overtuigd dat de beschikking voor hem was bestemd. De uitgereikte beschikking betrof een inwilligende beslissing in bezwaar op een verzoek om toelating als vluchteling.

2. Volgens verzoeker is onvoldoende aangetoond dat de beschikking die de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND) heeft overgelegd (met IND-nummer 9608.04.xxxx op naam van A.) de beschikking, althans een kopie daarvan, is van de beschikking die destijds aan hem is uitgereikt. Het bij de beschikking behorende voorblad, waaruit blijkt dat de beschikking was uitgereikt, is niet ondertekend. Het door verzoeker ondertekende voorblad kon de IND niet meer over leggen.3. Gelet op de lezingen over de gang van zaken op 2 januari 1997 van zowel verzoeker als de vreemdelingendienst staat het voldoende vast dat de bij de reactie van de Staatssecretaris van Justitie van 7 oktober 1997 overgelegde beschikking van 20 december 1996 op naam van A. onder IND-nummer 9608.04.xxxx een kopie is van de beschikking zoals de vreemdelingendienst die op 2 januari 1997 heeft uitgereikt aan verzoeker en diezelfde dag weer heeft ingenomen. Hierbij is doorslaggevend dat op het moment dat de vreemdelingendienst de beschikking ter uitreiking ontving, bij deze dienst slechts n persoon met de naam A. bekend was, namelijk verzoeker. Het ligt dan ook voor de hand dat hij degene is geweest die de vreemdelingendienst heeft opgeroepen en aan wie deze beschikking is uitgereikt. Niet valt in te zien dat hem een andere beschikking zou zijn uitgereikt, zoals hij heeft gesuggereerd, dan hiervoor genoemde beschikking.4. In de beschikking was een ander IND-nummer dan dat van verzoeker (9605.09.xxxx) opgenomen. Afgezien van de naam waren de nationaliteit en de geboortedatum verschillend van die van verzoeker. Daarmee staat voldoende vast dat de beschikking bestemd was voor iemand anders dan verzoeker. Tevens staat daarmee vast dat de vreemdelingendienst bij de uitreiking van de beschikking een vergissing heeft gemaakt.5.1. Verwacht mag worden dat het uitreiken van beschikkingen aan vreemdelingen en met name aan asielzoekers gebeurt na een nauwkeurige controle vooraf, die verder gaat dan alleen naamscontrole, dit gelet op het ervaringsgegeven dat naamsveranderingen in de loop van de asielprocedure veelvuldig voorkomen.5.2. Uit de lezing van de vreemdelingendienst over de gang van zaken komt naar voren dat verzoeker zich met zijn naam heeft gemeld bij de vreemdelingendienst en dat hem vervolgens is meegedeeld dat hij een beschikking kreeg uitgereikt, en dat hij voor ontvangst moest tekenen. De inhoud van de beschikking werd in het kort meegedeeld.

Verzoeker tekende voor ontvangst en kreeg het origineel van de beschikking. Hieruit blijkt dat de vreemdelingendienst louter op basis van de naam van verzoeker is overgegaan tot de formaliteiten die horen bij het uitreiken van een beschikking. De vreemdelingendienst heeft niet op basis van andere criteria onderzocht of de uit te reiken beschikking wel voor verzoeker was bestemd, terwijl deze beschikking voldoende aanknopingspunten bood voor verdere controle. Naast de naam, zijn ook de nationaliteit, de geboortedatum, de fase van de procedure en het IND-nummer in de beschikking opgenomen. Daarnaast bevat het W-document (zie

Achtergrond

) de personalia, de nationaliteit en het IND-nummer van de betrokken asielzoeker.5.3. Indien wordt uitgegaan van de lezing van verzoeker, dat hij zich voor de uitreiking van de beschikking heeft moeten legitimeren met zijn W-document en dat de gegevens op de uit te reiken beschikking werden gecontroleerd met die van het W-document, moet worden geconcludeerd dat deze controle niet nauwkeurig genoeg is geweest. Welke lezing ook wordt gevolgd, in beide gevallen is sprake van een verwijtbare vergissing van de vreemdelingendienst. Op dit punt is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.6. De vreemdelingendienst heeft wel juist gehandeld door de uitgereikte beschikking in te nemen en verzoeker verontschuldigingen aan te bieden, nadat was gebleken dat bij de uitreiking ervan een fout was gemaakt. In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.7. De Staatssecretaris kan worden gevolgd in haar standpunt dat door de betreurenswaardige vergissing geen verwachtingen zijn gewekt waaraan verblijfsrechtelijke consequenties moeten worden verbonden. De argumenten die zij daarvoor heeft aangevoerd – al na korte tijd was duidelijk dat er een vergissing was gemaakt en de vergissing is dezelfde dag onder het aanbieden van verontschuldigingen hersteld – rechtvaardigen dit standpunt. Op dit punt is de onderzochte gedraging behoorlijk.8. Gelet op het voorgaande is er geen reden voor een verwijt jegens de IND.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Limburg-Zuid, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van dat korps (de burgemeester

van Maastricht), is gegrond voor wat betreft het uitreiken van de beschikking en niet gegrond voor wat betreft het weer innemen van de uitgereikte beschikking. De klacht over de onderzochte gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is niet gegrond.                           

(eerste) CONCEPT BEOORDELING EN CONCLUSIE1. Verzoeker, een Soedanese asielzoeker, klaagt erover dat de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Limburg Zuid de beschikking, die hem op 2 januari 1998 is uitgereikt, diezelfde dag heeft ingenomen. Verzoeker is er blijkens zijn verzoekschrift van overtuigd dat de beschikking voor hem was bestemd. De uitgereikte beschikking betrof een inwilligende beslissing in bezwaar op een verzoek om toelating als vluchteling.2. Volgens verzoeker is onvoldoende aangetoond dat de beschikking die de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND) heeft overgelegd (met IND-nummer 9608.04.xxxx) de beschikking, althans een kopie daarvan, was van de beschikking die aan hem was uitgereikt. Het bij de beschikking behorende voorblad, waaruit blijkt dat de beschikking was uitgereikt, was niet ondertekend. Het door verzoeker ondertekende voorblad kon de IND niet meer overleggen.3. Gelet op de lezingen over de gang van zaken op 2 januari 1997 van zowel verzoeker als de vreemdelingendienst staat het voldoende vast dat de bij de reactie van de Staatssecretaris van Justitie van 7 oktober 1997 overgelegde beschikking van 20 december 1996 op naam van verzoeker onder IND-nummer 9608.04.xxxx een kopie is van de beschikking zoals de vreemdelingendienst die op 2 januari 1997 heeft uitgereikt aan verzoeker en diezelfde dag weer heeft ingenomen.4. In de beschikking was een ander IND-nummer dan dat van verzoeker (9605.09.xxxx) opgenomen. Afgezien van de naam waren de nationaliteit en de geboortedatum verschillend van die van verzoeker. Daarmee staat voldoende vast dat de beschikking bestemd was voor iemand anders dan verzoeker.5. Tevens staat daarmee vast dat de vreemdelingendienst bij de uitreiking van de beschikking een vergissing heeft gemaakt. Uit de lezing van de vreemdelingendienst over de gang van zaken komt naar voren dat verzoeker zich met zijn naam meldde bij de vreemdelingendienst en dat hem vervolgens is meegedeeld dat hij een beschikking kreeg uitgereikt en hij voor ontvangst moest tekenen. De inhoud van de beschikking werd in het kort meegedeeld. Verzoeker tekende voor ontvangst en kreeg het origineel van de beschikking. Hieruit blijkt dat de vreemdelingendienst enkel op basis van de naam van verzoeker is overgegaan tot de formaliteiten

die horen bij het uitreiken van een beschikking. De vreemdelingendienst heeft niet op basis van andere criteria onderzocht of de uit te reiken beschikking voor verzoeker bestemd was, terwijl de beschikking voldoende aanknopingspunten biedt voor verdere controle. Afgezien van de naam zijn de nationaliteit, de geboortedatum, de fase van de procedure en het IND-nummer. in de beschikking opgenomen. Daarnaast bevat het W-document (zie

Achtergrond

) de personalia, de nationaliteit en het IND-nummer van de betrokken asielzoeker. Bij het uitreiken van beschikkingen aan vreemdelingen en met name aan asielzoekers ligt nauwkeurige controle vooraf, die verder gaat dan alleen naamscontrole, ligt ook voor de hand gelet op het veelvuldig voorkomen van naamsveranderingen in de loop van de asielprocedure. De vreemdelingendienst heeft in dit geval niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen door alleen op basis van de door verzoeker opgegeven naam over te gaan tot uitreiking van de beschikking, en verzoekers gegevens op het W-document niet te vergelijken met de gegevens die waren opgenomen in de beschikking. In zoverre is sprake van een verwijtbare vergissing. Op dit punt is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.6. De vreemdelingendienst heeft wel juist gehandeld door de uitgereikte beschikking in te nemen en verzoeker verontschuldigingen aan te bieden, nadat was gebleken dat bij de uitreiking ervan een fout was gemaakt. In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.7. De staatssecretaris kan worden gevolgd in haar standpunt dat er volgens haar door de betreurenswaardige vergissing geen verwachtingen waren gewekt waaraan verblijfsrechtelijke consequenties verbonden moesten worden. De argumenten die zij daarvoor aanvoert – al na korte tijd was duidelijk dat er een vergissing was gemaakt en de vergissing is dezelfde dag onder het aanbieden van verontschuldigingen hersteld – kunnen deze conclusie voldoende rechtvaardigen deze conclusie. Op dit punt is de onderzochte gedraging behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Limburg-Zuid, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van dat korps (de burgemeester van Maastricht), is gegrond voor wat betreft het uitreiken van de beschikking. De klacht is niet gegrond voor wat betreft het innemen van de uitgereikte beschikking. De klacht over de onderzochte gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is niet gegrond.

CONCEPT BEOORDELING EN CONCLUSIE1. Verzoeker, een Soedanese asielzoeker, klaagt erover dat de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Limburg Zuid de beschikking, die hem op 2 januari 1998 is uitgereikt, diezelfde dag heeft ingenomen. Verzoeker is er blijkens zijn verzoekschrift van overtuigd dat de beschikking voor hem was bestemd. De uitgereikte beschikking betrof een inwilligende beslissing in bezwaar op een verzoek om toelating als vluchteling.2. Volgens verzoeker is onvoldoende aangetoond dat de beschikking die de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND) heeft overgelegd (met IND-nummer 9608.04.xxxx) de beschikking, althans een kopie daarvan, was van de beschikking die aan hem was uitgereikt. Het bij de beschikking behorende voorblad, waaruit blijkt dat de beschikking was uitgereikt, was niet ondertekend. Het door verzoeker ondertekende voorblad kon de IND niet meer overleggen.3. Gelet op de lezingen over de gang van zaken op 2 januari 1997 van zowel verzoeker als de vreemdelingendienst staat het voldoende vast dat de bij de reactie van de Staatssecretaris van Justitie van 7 oktober 1997 overgelegde beschikking van 20 december 1996 op naam van verzoeker onder IND-nummer 9608.04.xxxx een kopie is van de beschikking zoals de vreemdelingendienst die op 2 januari 1997 heeft uitgereikt aan verzoeker en diezelfde dag weer heeft ingenomen.4. In de beschikking was een ander IND-nummer dan dat van verzoeker (9605.09.xxxx) opgenomen. Afgezien van de naam waren de nationaliteit en de geboortedatum verschillend van die van verzoeker. Daarmee staat voldoende vast dat de beschikking bestemd was voor iemand anders dan verzoeker.5. Tevens staat daarmee vast dat de vreemdelingendienst bij de uitreiking van de beschikking een vergissing heeft gemaakt. Uit de lezing van de vreemdelingendienst over de gang van zaken komt naar voren dat verzoeker zich met zijn naam meldde bij de vreemdelingendienst en dat hem vervolgens is meegedeeld dat hij een beschikking kreeg uitgereikt en hij voor ontvangst moest tekenen. De inhoud van de beschikking werd in het kort meegedeeld. Verzoeker tekende voor ontvangst en kreeg het origineel van de beschikking. Hieruit blijkt dat de vreemdelingendienst enkel op basis van de naam van verzoeker is overgegaan tot de formaliteiten

die horen bij het uitreiken van een beschikking. De vreemdelingendienst heeft niet op basis van andere criteria onderzocht of de uit te reiken beschikking voor verzoeker bestemd was, terwijl de beschikking voldoende aanknopingspunten biedt voor verdere controle. Afgezien van de naam zijn de nationaliteit, de geboortedatum, de fase van de procedure en het IND-nummer. in de beschikking opgenomen. Daarnaast bevat het W-document (zie

Achtergrond

) de personalia, de nationaliteit en het IND-nummer van de betrokken asielzoeker. Bij het uitreiken van beschikkingen aan vreemdelingen en met name aan asielzoekers ligt nauwkeurige controle vooraf, die verder gaat dan alleen naamscontrole, ligt ook voor de hand gelet op het veelvuldig voorkomen van naamsveranderingen in de loop van de asielprocedure. De vreemdelingendienst heeft in dit geval niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen door alleen op basis van de door verzoeker opgegeven naam over te gaan tot uitreiking van de beschikking, en verzoekers gegevens op het W-document niet te vergelijken met de gegevens die waren opgenomen in de beschikking. In zoverre is sprake van een verwijtbare vergissing. Op dit punt is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.6. De vreemdelingendienst heeft wel juist gehandeld door de uitgereikte beschikking in te nemen en verzoeker verontschuldigingen aan te bieden, nadat was gebleken dat bij de uitreiking ervan een fout was gemaakt. In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.7. De staatssecretaris kan worden gevolgd in haar standpunt dat er volgens haar door de betreurenswaardige vergissing geen verwachtingen waren gewekt waaraan verblijfsrechtelijke consequenties verbonden moesten worden. De argumenten die zij daarvoor aanvoert – al na korte tijd was duidelijk dat er een vergissing was gemaakt en de vergissing is dezelfde dag onder het aanbieden van verontschuldigingen hersteld – kunnen deze conclusie voldoende rechtvaardigen deze conclusie. Op dit punt is de onderzochte gedraging behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Limburg-Zuid, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van dat korps (de burgemeester van Maastricht), is gegrond voor wat betreft het uitreiken van de beschikking. De klacht is niet gegrond voor wat betreft het innemen van de uitgereikte beschikking. De klacht over de onderzochte gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is niet gegrond.

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Aan asielzoeker uitgereikte beschikking (toelating als vluchteling) weer ingenomen.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Limburg-Zuid/vreemdelingendienst

Klacht:

Aan asielzoeker uitgereikte beschikking (toelating als vluchteling) weer ingenomen.

Oordeel:

Niet gegrond