2012/129: Vader klaagt over passage in AMK-rapport over mogelijk seksueel misbruik van zijn kinderen

Rapport

Rapport over klachten over BJZ Noord-Holland en BJZ Gelderland.

Publicatiedatum
Publicatienummer
2012/129
Inleiding

Algemeen

Verzoeker (hierna ook: vader) en zijn ex-partner (hierna: moeder) hebben samen drie kinderen. In 2008 is de relatie beëindigd. In het najaar van 2010 is er door een ex-vriendin van vader (hierna: melder) bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (hierna: AMK) van het Bureau Jeugdzorg Noord-Holland een melding gedaan naar aanleiding van een incident dat zich had voorgedaan tussen haar zoon en vader. Dit AMK-onderzoek heeft onder meer geleid tot het uitspreken van een OTS van vaders kinderen die eerst aan het BJZ werd opgedragen van de regio waar de moeder en de kinderen op dat moment verbleven. Moeder is daarna verhuisd naar de provincie Gelderland en toen werd de uitvoering van de OTS overgedragen aan BJZ Gelderland. BJZ Gelderland was het eerste BJZ dat daadwerkelijk met de uitvoering van de OTS kon beginnen, in de periode daarvoor was dat nog niet van de grond gekomen vanwege de wijzigingen in verblijfplaats van de moeder.

Vader is het niet eens met de geformuleerde conclusie in het AMK-rapport van BJZ Noord-Holland. Dit heeft tot een klachtenprocedure bij BJZ Noord-Holland geleid en vervolgens tot het indienen van een klacht bij de Nationale ombudsman.

De wijze waarop BJZ Gelderland de uitvoering van de ondertoezichtstelling is gestart heeft ook tot klachten van vader geleid. Deze klachten zijn uiteindelijk aan de Nationale ombudsman voorgelegd. Gezien de samenhang heeft de Nationale ombudsman besloten de klachten over beide instanties in één onderzoek te behandelen. De klachten van vader zijn als volgt geformuleerd:

Klacht

Ten aanzien van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland:

Vader klaagt erover dat het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling geen duidelijke conclusie heeft getrokken uit het uitgevoerde onderzoek. Daardoor blijft de beschuldiging van seksueel misbruik "in de lucht hangen", zonder dat vader zich daartegen kan verweren.

Ten aanzien van Bureau Jeugdzorg Gelderland:

Vader klaagt erover dat Bureau Jeugdzorg Gelderland zich bij het opstellen van het eerste plan van aanpak alleen heeft gebaseerd op de inhoud van het, door vader betwiste, dossier van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland. Als gevolg daarvan is de opstelling van Bureau Jeugdzorg Gelderland ten opzichte van vader vanaf het begin af aan gekleurd geweest, waardoor ook het opstarten van de bezoekregeling onnodig is vertraagd; vader heeft dit alles als stigmatiserend ervaren.

Bevindingen

Het AMK-onderzoek

1. Verzoeker is vader van drie kinderen, geboren in 2001, 2003 en 2005. De relatie tussen hem en de moeder van de kinderen is in 2008 beëindigd. De kinderen verblijven vanaf dat moment in het kader van een zorgregeling geregeld bij hem.

2. Het AMK heeft eind 2010 een telefonische melding over vader ontvangen. De melder is een ex-partner van vader, niet de moeder van zijn kinderen. In het verslag van de telefonische melding staat dat er volgens haar tijdens de relatie met vader enkele incidenten hebben plaatsgevonden, zowel tussen vader en zijn dochters als tussen vader en de zoon van melder, waar melder zich zorgen om maakt. Melder heeft vader aangesproken op bovenstaande incidenten en maakt zich ernstige zorgen over de kinderen van vader in omgang met hem. Het AMK heeft de melding opgevat als een signaal dat mogelijk zou kunnen duiden op seksueel overschrijdend gedrag jegens de kinderen van vader of seksueel misbruik van kinderen. Het AMK start daarom een onderzoek. Melder heeft naar het AMK een brief gestuurd waarin zij expliciet benoemt geen melding van misbruik gedaan te hebben.

3. In het AMK-dossier staat beschreven wat het doel is van het onderzoek. Een van de doelen zoals beschreven is: "bevestigen c.q. verwerpen van gemelde zorgen". Even verderop staat een contact tussen de AMK-medewerkster en de melder beschreven. Daarin staat dat "met melder besproken dat in de melding alleen haar zorgen staan en het AMK hier vervolgens een hypothese aan verbindt die onderzocht moet worden.(…)"

4. In het kader van dat onderzoek wordt vader gehoord. Ook de moeder van zijn eigen kinderen wordt gehoord. Er worden ook derden gehoord. De uitkomst van het AMK-onderzoek is gebaseerd op de melding en de informatie van de moeder van de kinderen van vader. Volgens het AMK was er sprake van emotionele kindermishandeling.

5. In het AMK-onderzoek gedateerd op 3 januari 2011 staat onder het kopje "Conclusie en afspraken" onder meer het volgende ten aanzien van het vermoeden van mishandeling en seksueel misbruik beschreven:

"Het onderzoek heeft bevestigd dat er sprake is van emotionele mishandeling. (…) Vader ontkent seksueel misbruik. (…) Moeder heeft zorgen over het gedrag van de kinderen. (…) Uit onderzoek van het AMK kan het vermoeden van seksueel misbruik niet bevestigd, maar ook niet uitgesloten worden. De prioriteit is de veiligheid van de kinderen te waarborgen middels hulpverlening. Hierbij is het belangrijk dat er gelet wordt op gedrag en ontwikkeling van de kinderen. De kinderen hebben begeleiding nodig bij de gebeurtenissen van de afgelopen tijd en voor het conflict tussen ouders. Indien nodig moet er een verlengd onderzoek komen gericht op de vermoedens van seksueel misbruik."

BJZ Noord-Holland

6. BJZ Noord-Holland heeft na het AMK-onderzoek de zaak overgedragen aan de op dat moment aanwezige hulpverleningsinstantie, namelijk het opvanghuis waar moeder op dat moment met de kinderen verbleef. De rechter heeft 4 februari 2011 de OTS uitgesproken uit te voeren door BJZ Rotterdam. De OTS is uitgesproken na een verzoek van vader daartoe in verweer op een verzoek van moeder om de op dat moment bestaande zorg- en contactregeling op te heffen danwel te wijzigen en tijdens het verloop van de procedure op te schorten. In de beschikking heeft de rechtbank overwogen dat het in het belang van de kinderen is om de omgangsregeling - zoals door het Hof vastgelegd - zo snel mogelijk te hervatten. Als gevolg van de gewijzigde woonplaats van moeder, op dat moment in de regio Arnhem, was het praktisch niet haalbaar de omgangsregeling al op donderdag in te laten gaan. De rechtbank stelde dan ook een zorgregeling vast van eenmaal per twee weken van vrijdag 17.00 tot zondag 17.00.

7. Tijdens het AMK-onderzoek heeft moeder besloten de kinderen niet aan vader mee te geven volgens de toen geldende omgangsregeling. Tijdens het onderzoek is de moeder met de kinderen naar een Blijf van mijn Lijf-huis vertrokken. Vervolgens vindt zij enige tijd later huisvesting in de provincie Gelderland.

Klacht en rechtbankprocedure over AMK rapport.

8. Vader heeft een klacht ingediend bij de klachtencommissie van BJZ Noord-Holland. De klacht bestond uit verschillende klachtonderdelen. Vader was het niet eens met de totstandkoming van het rapport, hij vond het niet duidelijk gemaakt hoe de melding van de melder uitgegroeid is tot een vermoeden van seksueel overschrijdend gedrag / seksueel misbruik en vond de conclusie van het rapport veel te beperkt. De klachtencommissie heeft de klacht van vader op alle onderdelen ongegrond verklaard. De klachtencommissie heeft BJZ Noord-Holland bij de ongegrondverklaring van een van de klachtonderdelen in overweging gegeven om in de toekomst, in vergelijkbare gevallen, een neutralere formulering voor de conclusie te gebruiken dan "uit het onderzoek van het AMK kan het vermoeden van seksueel misbruik niet bevestigd maar ook niet uitgesloten worden". De Raad van Bestuur heeft vader in reactie op die uitspraak laten weten dat het in dat onderzoek niet mogelijk was om meer neutrale bewoordingen te kiezen en daarbij is verwezen naar de landelijke werkwijze en is ook aangegeven dat BJZ Noord-Holland geen redenen zag om hiervan af te wijken.

9. Vader heeft vervolgens een klacht ingediend bij de Nationale ombudsman. Daarnaast is vader ten aanzien van de conclusie in het rapport ook een procedure gestart bij de rechtbank in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens. Daarnaast heeft vader meerdere aangiften ingediend tegen onder meer moeder en medewerkers van BJZ Gelderland.

10. De rechtbank heeft op 12 april 2012 uitspraak gedaan en in de beschikking onder meer het volgende overwogen:

"De rechtbank oordeelt als volgt. De bezwaren van (naam vader) richten zich niet op de inhoud van het onderzoeksverslag, maar slechts op de zinnen a) dat het vermoeden van seksueel misbruik niet kan worden bevestigd, maar ook niet uitgesloten en b) dat er indien nodig een verlengd onderzoek moet komen. Deze zinnen hebben inmiddels aanvulling/nuancering nodig omdat geen verlengd onderzoek heeft plaatsgevonden, en nadien, vanaf januari 2011, geen nieuwe signalen zijn ontvangen die duiden op seksueel misbruik of seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast is van belang dat de inhoud van het onderzoeksverslag ook zonder de gewraakte zinnen voldoende recht doet aan het belang van BJZ Noord-Holland. De onderzoeksgegevens waarop de zinnen a) en b) zijn gebaseerd zijn immers uitgebreid in het verslag beschreven en kunnen bij een eventuele nieuwe melding of nieuwe signalen worden geraadpleegd mocht dat nodig zijn.

Daar staat tegenover dat de gewraakte zinnen thans de mogelijkheid open laten dat sprake is van seksueel misbruik, terwijl dit na uitvoerig onderzoek door het AMK niet is komen vast te staan en er overigens na afronding van het onderzoek geen signalen van seksueel misbruik meer zijn binnengekomen bij BJZ Noord-Holland. Dit alles is zeer belastend voor (naam vader) omdat de voornoemde opmerkingen een eigen leven kunnen gaan leiden zoals ook is gebleken. (naam vader) is in verschillende gerechtelijke procedures tussen hem en de moeder van de kinderen met het rapport geconfronteerd en dit kan voor de toekomst niet worden uitgesloten. Vorenstaande leidt tot de slotsom dat het belang van (naam vader) bij verwijdering van de gewraakte zinnen onder de gegeven omstandigheden zwaarder weegt dan het belang van BJZ Noord-Holland bij handhaving van de gewraakte zinnen. De rechtbank zal het verzoek van (naam vader) dan ook toewijzen. "

In reactie op het verslag van bevindingen heeft BJZ Noord-Holland laten weten dat de bewuste passages inmiddels uit het onderzoeksverslag zijn verwijderd. De Nationale ombudsman heeft ook een afschrift van het gewijzigde onderzoeksverslag ontvangen, gedateerd op 18 april 2012. Aan moeder en haar advocaat is op diezelfde datum eveneens een aangepast verslag verstuurd.

BJZ Gelderland

11. In april 2011 is BJZ Gelderland belast met het uitvoeren van de OTS en de opdracht van de rechter om te werken aan de omgangsregeling. Op het moment dat de gezinsvoogden de zaak toebedeeld kregen was het 26 april 2011. Vlak daarna begon de meivakantie. Daarna bleek dat de rapportage in het kader van de verlenging van de OTS al op 17 mei 2011 bij de rechtbank aanwezig moest zijn. Moeder heeft rond die tijd opvoedingsondersteuning gekregen. De gezinsvoogden hebben eerst een kennismakingsgesprek met de moeder gehouden, daarna met vader. Het kennismakingsgesprek met de kinderen was op 15 juni 2011.

12. Het plan van aanpak is van 1 juni 2011. Op het voorblad staat vermeld dat dit plan van aanpak is gemaakt door de gezinsvoogd en moeder. Verderop in de tekst staan de zorgpunten van alle betrokkenen genoemd, ook de zorgpunten die vader heeft. Ook staat beschreven dat beide ouders nog niet bevraagd zijn over hun mening over de verschillende zorgpunten of over de veiligheid van de kinderen. Ook staat beschreven dat de kinderen zelf nog niet bevraagd zijn over hun beleving van veiligheid want op 15 juni 2011 zou het eerste contact plaatsvinden. Aan de hand van de gevoerde gesprekken, het lezen van het complete dossier en een gesprek met het AMK heeft BJZ geconcludeerd dat de kinderen hoe dan ook last hebben van de strijd tussen de ouders. In zijn reactie op het plan van aanpak voor het jongste kind - waarvan vader aangeeft dat die reactie ook voor de andere kinderen geldt - heeft vader aangegeven dat het plan van aanpak is geschreven op 31 mei 2011, direct na het kennismakingsgesprek tussen de gezinsvoogd en vader.

13. Voor de zomervakantie hebben de kinderen en vader twee keer contact gehad. Totdat het Hof op 10 augustus 2011 de omgangsregeling heeft vastgesteld heeft er verder geen contact tussen de kinderen en vader plaatsgevonden. In de tussentijd heeft vader van BJZ geëist, onder verwijzing naar de beschikking van de rechtbank, dat BJZ de omgang met zijn kinderen ging realiseren. Moeder is er door BJZ op gewezen dat zij deze omgangsregeling na moest leven. Omdat overeenstemming tussen de ouders over de (opbouw van de) omgangsregeling niet realiseerbaar was, heeft BJZ beide ouders schriftelijk meegedeeld geen mogelijkheid te zien om de omgang te realiseren en de beslissing van het Hof af te zullen wachten.

14. In de beschikking van het Hof is t.a.v. de zorgregeling onder meer opgenomen dat het Hof - met BJZ- van mening is dat een opbouw in de zorgregeling in het belang van de minderjarigen is omdat de kinderen al een tijd geen contact met hun vader hebben gehad en gelet op hun uitspraken na het begeleide contact. Na afloop van de door BJZ voorgestelde opbouwregeling, werd de zorgregeling vastgesteld m.i.v. 26 augustus 2011. Het Hof acht een zorgregeling die op donderdag begint niet in het belang van de kinderen, gezien de afstand tussen woonplaatsen van moeder en vader. Het Hof stelt een zorgregeling vast van eens per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur.

Visie vader ten aanzien van de klacht over BJZ Noord-Holland

15. Voor vader, die er als vader alles aan heeft gedaan om voor zijn kinderen een goede vader te zijn, is het enorm kwetsend geweest dat hij ervan is verdacht zijn kinderen seksueel te misbruiken dan wel te mishandelen. Dat er uit het AMK- onderzoek in zijn ogen geen duidelijke conclusie is getrokken vindt hij stuitend. Niet alleen privé is dat zwaar, maar ook in verband met zijn baan, waarbij hij met kinderen te maken heeft, hangt de getrokken conclusie als een zwaard van Damocles boven zijn hoofd.

16. Vader vindt het erg vreemd dat het AMK onderzoek heeft gedaan naar zijn omgang met zijn eigen kinderen omdat zijn ex-vriendin bij het AMK alleen een melding heeft gedaan dat hij haar zoon geslagen heeft en zeker niet over seksueel misbruik of vermoedens daarvan. Vader is van mening dat BJZ Noord-Hollandzich heeft laten misleiden door moeder en op het moment dat de kinderen met hun moeder in het Blijf van mijn Lijf-huis zaten niet meer terug kon. In plaats van goed onderzoek te verrichten is BJZ Noord-Hollandop zoek gegaan naar bewijs voor de eigen, verkeerde, inschatting van de situatie. Over de psychologe die bij het AMK-onderzoek is betrokken heeft vader een klacht bij het NIP ingediend. Alle klachten zijn gegrond verklaard.

17. Nadat het AMK-onderzoek was gestart heeft BJZ Noord-Holland tegen moeder gezegd dat zij de kinderen niet meer voor een bezoek naar hun vader moest laten gaan. Hieraan heeft moeder gehoor gegeven met het gevolg dat vader zijn kinderen heel lang niet heeft gezien. Moeder is met haar kinderen naar een Blijf van mijn Lijf-huis gegaan. BJZ Noord-Holland heeft daar aan meegewerkt. Door de beschuldiging van misbruik bewust in het midden te laten probeert BJZ die medewerking te rechtvaardigen. Maar vader vindt dat deze medewerking van BJZ Noord-Holland gezorgd heeft voor escalatie in het conflict tussen hem en de moeder.

Visie BJZ Noord-Holland

18. BJZ is zich er van bewust dat een melding over of vermoeden van seksueel misbruik van een kind voor degene tot wie het vermoeden zich richt zeer ingrijpend kan zijn. De werkwijze van het AMK is vastgelegd in het "Protocol van handelen Advies- en Meldpunten Kindermishandeling bij vermoedens van kindermishandeling in relaties van afhankelijkheid en onvrijheid". (Hierna: het protocol; zie voor wat betreft het kopje 'Onderzoeken en beoordelen' in een AMK-rapport onder Achtergrond, nummer 1) Ten aanzien van de melding over de kinderen en de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd, is gehandeld volgens het protocol. Het AMK heeft de conclusies uit het onderzoek geformuleerd conform het protocol. In het protocol is namelijk een soortgelijke zinsnede opgenomen.

Het AMK baseert zijn uitkomst nooit enkel op informatie van beide ouders. Een AMK onderzoek omvat meerdere activiteiten. Er wordt contact gezocht met ouders, met kinderen, bevoegde instanties en betrokken professionals bij het gezin. Het doel van een melding in ontvangst nemen is een optimale toegang tot het AMK voor degenen die een melding van een (vermoeden van) kindermishandeling wensen te doen. In een gesprek met de melder wordt voor het AMK noodzakelijke informatie verzameld. Daarbij wordt informatie verstrekt aan de melder over de functie van het AMK en haar werkwijze. Middels intercollegiale beoordeling – en in complexe gevallen een multidisciplinaire – beoordeling wordt besloten of de melding nader onderzocht en beoordeeld zal worden. Het AMK werkt met een zogenaamd 'hypothesetoetsend model'. Dit houdt in dat er aan de vermoedelijke mishandeling een hypothese wordt verbonden die onderzocht dient te worden. Deze hypothese wordt in een multidisciplinair team beoordeeld en bepaald.

19. De signalen zoals bij het AMK waren gemeld zijn door het AMK - hoewel de melder deze misschien niet met deze woorden heeft gemeld - als signalen opgevat die mogelijk zouden kunnen duiden op seksueel overschrijdend gedrag jegens- of seksueel misbruik van de kinderen. Er is geen sprake geweest van een beschuldiging van misbruik. Het AMK vond deze signalen zodanig zorgelijk dat er is besloten om een onderzoek in te stellen. Dit mag ook van het AMK worden verwacht. Uit het onderzoek is vervolgens naar voren gekomen dat er sprake is van emotionele kindermishandeling. Er zijn wel zorgen over de omgang van vader met zijn kinderen, maar er zijn geen signalen naar voren gekomen op basis waarvan het AMK kan concluderen dat er vermoedens zijn van seksueel misbruik. Het is echter ook niet zo dat uit het onderzoek is gebleken dat de gemelde signalen helemaal niet bevestigd konden worden. In het kader van het AMK-onderzoek is er ook contact opgenomen met moeder. Zij heeft bepaalde signalen genoemd die ook de melder had genoemd. Ook mede op basis van haar verklaring heeft het AMK de conclusie zo geformuleerd dat het vermoeden van seksueel misbruik niet bevestigd, maar ook niet uitgesloten kon worden. Indien nodig zou er een verlengd onderzoek moeten komen gericht op de vermoedens van seksueel misbruik. Indien er helemaal geen zorgen over mogelijk seksueel misbruik of overschrijdend gedrag naar voren gekomen zouden zijn, had het AMK voor een andere formulering gekozen.

Moeder heeft het AMK na de zitting van februari 2011 gebeld en om advies gevraagd. Moeder heeft haar twijfels over de veiligheid van de kinderen bij vader naar voren gebracht. Het AMK heeft moeder geadviseerd dit met de gezinsvoogd te bespreken en aangegeven dat moeder verantwoordelijk is voor de veiligheid van de kinderen en dat veiligheid het handelen van de ouder rechtvaardigt. Moeder bleek vervolgens besloten te hebben om de omgangsregeling niet uit te voeren.

20. BJZ is van mening dat het in de richting van vader zorgvuldig heeft gehandeld door de opmerking van de klachtencommissie, om in het vervolg in vergelijkbare situaties een andere, neutralere formulering te kiezen, serieus te nemen. De klachtencommissie heeft die aanbeveling voor voorkomende situaties gedaan. Vader heeft BJZ Noord-Holland verzocht om ook in zijn situatie te bekijken of een andere formulering mogelijk was. BJZ Noord-Holland heeft geconcludeerd dat de gekozen conclusie het beste de lading dekt. Daarnaast doet deze zin recht aan de zorgen die er wel bestaan over het contact van vader met zijn kinderen.

Visie vader ten aanzien van de klacht over BJZ Gelderland

21. Hoewel vader diverse keren heeft aangegeven het niet eens te zijn met de inhoud van het AMK-rapport, heeft BJZ Gelderland dit toch gebruikt bij het opstellen van de eerste plannen van aanpak. Hij vindt het onbegrijpelijk dat er zoveel waarde wordt gehecht aan leugens van BJZ Noord-Holland. Dat heeft hij BJZ Gelderland ook laten weten. Van zijn bezwaren tegen het gebruik van het AMK-rapport is in de plannen van aanpak niets terug te vinden. Daarnaast heeft BJZ Gelderland zijn taak verzaakt door zelf geen onderzoek te doen bij het opstellen van het eerste plan van aanpak én is BJZ Gelderland te veel op hypotheses van anderen afgegaan.

22. Met dat AMK-rapport van BJZ Noord-Holland in de hand heeft BJZ Gelderland besloten dat er een omgangsregeling onder begeleiding opgestart zou worden. Na de discussie hierover bij BJZ Noord-Holland bleef vader voor zijn gevoel nog steeds en nu ook weer door BJZ Gelderland als dader behandeld.

23. Het is voor vader onbegrijpelijk dat hij zijn kinderen in negen maanden tijd maar 4 uur heeft gezien, ondanks dat er vanaf het moment dat BJZ Gelderland de zaak toegewezen had gekregen - april 2011 - door BJZ Gelderland aan de omgangsregeling gewerkt moest worden en moest worden toegewerkt naar de eerder bestaande zorgregeling. De rechtbank had in februari 2011 (de op dat moment geldende beschikking) namelijk bepaald dat de omgang zo snel mogelijk hervat moest worden én dat er slechts één keer van de bepaalde regeling zou worden afgeweken om weer aan elkaar te wennen. Hij weet zeker dat BJZ Gelderland hem bewust heeft willen straffen door de omgangsregeling op te schorten tot na de zomervakantie. BJZ heeft daarmee niet in zijn belang of in dat van zijn kinderen gehandeld. Ook heeft BJZ niet in zijn belang gehandeld door na te laten aan de rechtbank te melden dat de kinderen al na het tweede contact met hun vader, op 8 juli 2011, hebben aangegeven na de vakantie weer bij hem te willen logeren. Daarnaast vindt vader het stuitend dat BJZ de werkwijze in grote mate afhankelijk maakt van de uitdrukkelijke wens van minderjarige kinderen, met wie bovendien slechts een paar maal - en in aanwezigheid van hun moeder - is gesproken. In dit licht bezien vindt vader het opmerkelijk dat de kinderen na de zomervakantie van 2011 opeens wel bij hem mochten logeren.

24. Bij vader heeft dit de indruk gewekt dat BJZ hem het contact met zijn kinderen tijdens de zomervakantie heeft willen ontzeggen maar daarna niet anders kon dan akkoord te gaan met omgang omdat de kinderen daarom hadden gevraagd. Vader is van mening dat BJZ hiermee volledig het belang van moeder heeft gediend en voorbij gaat aan het belang van zijn kinderen, om contact met hun vader te kunnen hebben. Het enige dat vader wil is een goed contact met zijn kinderen in de voor beide ouders vertrouwde woonomgeving. Vader wordt nu echter als een soort van dader neergezet en moeder als een soort van slachtoffer. Dit alles duurt al vier jaar, er zijn elf zittingen bij een rechtbank of een gerechtshof geweest en vader heeft meer dan €40.000 aan kosten voor een advocaat gemaakt. En toch nog is moeder degene die aan het langste eind trekt. BJZ heeft ook niet ingegrepen op het moment dat moeder niet voldeed aan de informatieverplichting.

Visie BJZ Gelderland

25. Bij het opstellen van de eerste plannen van aanpak moet BJZ rekening houden met de termijn waarbinnen de plannen opgesteld moeten worden (6 weken na de start van de OTS). Deze plannen van aanpak werden opgesteld in verband met de verlenging van de OTS-termijn, die liep op 3 augustus 2011 af. BJZ moet om die reden wel gebruik maken van eerder opgemaakte rapportages. BJZ is van mening dat het rapport van het AMK een verslaglegging is van professionals en dat het daarop moet kunnen vertrouwen. Vader heeft zijn klacht over het AMK-rapport nu voorgelegd aan de Nationale ombudsman. Zolang die geen uitspraak heeft gedaan blijft het AMK-rapport de basis van de eerste plannen van aanpak.

In reactie op het verslag van bevindingen heeft BJZ Gelderland de Nationale ombudsman laten weten dat na de uitspraak van de rechtbank Amsterdam de rapportage is aangepast. BJZ Gelderland is vanaf het begin af aan uitgegaan van strijdende ouders, waar kinderen klem tussen zitten. Dit is ook het uitgangspunt geweest voor het beleid en het handelen inzake de ondertoezichtstelling.

26. Er is wel degelijk geluisterd naar de bezwaren van vader over het AMK-rapport, maar in die fase van de hulpverlening kon niet worden verwacht dat het AMK-rapport opzij

werd geschoven. De informatie van BJZ Noord-Holland is slechts ten dele en genuanceerd weergegeven in de stukken van BJZ en heeft niet geleid tot een gekleurde of stigmatiserende houding. De belangen van de kinderen zijn steeds leidend geweest bij de handelwijze van BJZ. Bij het opstellen van het plan van aanpak heeft BJZ gerefereerd aan de melding bij het AMK, maar er is ook vermeld dat het onderzoek van het AMK niet heeft geleid tot een duidelijke conclusie. Daarnaast zijn er ook andere bronnen geraadpleegd, zo wordt beschreven welke andere hulpverlening er in het vrijwillige kader is uitgevoerd en is er informatie ingewonnen bij de school. In elk plan van aanpak wordt eerdere hulpverlening beschreven. BJZ begint niet opnieuw, maar bouwt voort op wat andere professionals eerder al hebben gedaan.

27. Niet de informatie van het AMK, maar de strijd tussen de ouders heeft centraal gestaan in het plan van aanpak. Het uitblijven van contact tussen vader en zijn kinderen is een ontwikkelingsbedreiging van de kinderen genoemd. Er bestond geen aanleiding te twijfelen aan de inhoud van de rapportages van BJZ Noord-Holland of het AMK. Een BJZ mag erop vertrouwen dat een ander BJZ op de juiste wijze verslag heeft gedaan van ingezette hulpverlening. Het plan van aanpak is zorgvuldig tot stand gekomen, met alle betrokkenen hebben verschillende gesprekken plaatsgevonden en vader heeft van zijn recht om correcties in de weergegeven feiten aan te brengen gebruik gemaakt. Uiteindelijk is het BJZ die een beoordeling van de problematiek maakt.

28. Als er al sprake is geweest van een eenzijdige benadering, dan is die gericht geweest op het belang van de kinderen, zoals BJZ is opgedragen in de eerste OTS beschikking van de rechtbank van 4 februari 2011. Het eerste contact tussen vader en de kinderen verliep goed, de kinderen gaven echter ook duidelijk aan om het contactherstel door middel van opbouw plaats te laten vinden. De eerste twee stappen hebben onder protest van vader plaatsgevonden. De volgende stap is uiteindelijk niet gezet omdat vader aangaf het opbouwadvies niet langer te willen volgen. Een nog beperktere opbouw achtte de stichting niet in het belang van de kinderen. Het door vader voorgestelde traject waarin een paar stappen werden overgeslagen heeft BJZ niet in het belang van de kinderen geacht. BJZ heeft vader gevraagd of hij instemde met het advies van BJZ of niet, en hem meegedeeld dat het niet elke keer met hem in discussie zou gaan over een andere opbouw. Omdat overeenstemming tussen de ouders over de (opbouw van de) omgangsregeling niet realiseerbaar was, heeft BJZ beide ouders schriftelijk meegedeeld geen mogelijkheid te zien om de omgang te realiseren en de beslissing van het Hof af te zullen wachten. In die periode hebben de gezinsvoogden zich met name beziggehouden om de kinderen te ondersteunen in het omgaan met het echtscheidingsconflict.

29. De uitvoering van de omgangsregeling is primair een verantwoordelijkheid van ouders. Op het moment dat de ondertoezichtstelling aan BJZ Gelderland werd overgedragen waren er verschillende procedures met betrekking tot de omgang

aanhangig bij verschillende gerechtshoven. Het uitgangspunt voor de omgang was en is dat rechterlijke uitspraken dienen te worden opgevolgd. In dit geval is geprobeerd om met instemming van de ouders te starten met een periode van opbouw, waarbij een spoedige hervatting van de omgang conform de rechterlijke beschikking het doel was. Deze opbouw werd noodzakelijk geacht omdat de kinderen hun vader acht maanden niet hadden gezien. De leeftijd van de kinderen heeft ook bij het voorstel om de omgang op te bouwen een rol gespeeld. Het rapport van het AMK heeft bij dit voorstel van BJZ géén rol gespeeld. Het Hof heeft uitgesproken dat het het eens was met de opbouwregeling en dat het eerste bezoekweekend op 26 augustus 2011 moest plaatsvinden. Aangezien de opbouwregeling niet afgerond was doordat vader zijn medewerking weigerde is vader, naar aanleiding van de uitspraak van het Hof, weer verzocht om mee te werken aan een opbouwregeling die in het belang van zijn kinderen was. Vader weigerde wederom en uiteindelijk is de zorgregeling toch op 26 augustus opgestart conform de uitspraak van het Hof en tegen het belang van de kinderen in.

30. BJZ wilde zich inspannen om -vooral op basis van het uitdrukkelijke verzoek van de kinderen - de omgang geleidelijk te hervatten. Helaas heeft vader daar niet aan mee willen werken en heeft dit de samenwerkingsrelatie verstoord. BJZ betreurt het dat vader de opstelling als gekleurd ervaart. BJZ heeft de indruk dat vader hooggespannen verwachtingen heeft gehad van de ondertoezichtstelling. Op het moment dat BJZ niet aan deze verwachtingen kon voldoen heeft dat mogelijk bijgedragen aan zijn indruk dat BJZ partijdig was. BJZ heeft geprobeerd om beide ouders te motiveren de strijd te staken of deze zo te voeren dat de kinderen daarmee zo min mogelijk werden belast. Dit is helaas niet gelukt. BJZ is van mening dat beide ouders daar een rol in spelen.

Beoordeling

Ten aanzien van de klacht over BJZ Noord-Holland

32. Het redelijkheidsvereiste brengt met zich mee dat overheidsinstanties – en in deze ook BJZ- de verschillende belangen zorgvuldig tegen elkaar afwegen. De uitkomst daarvan mag niet onredelijk zijn. Vader was van mening dat deze belangenafweging zeer onredelijk is geweest en is daarom naast het indienen van de klacht bij de Nationale ombudsman eveneens een procedure bij de rechter gestart. De rechter heeft geoordeeld dat de passage waarin de conclusie van het onderzoek wordt weergegeven uit de rapportage moet worden geschrapt omdat geen nader onderzoek is ingesteld naar het vermoeden van misbruik en deze conclusie geen eigen leven moet gaan leiden ten nadele van verzoeker. Deze uitspraak van de rechter is leidend voor het oordeel van de Nationale ombudsman.

33. De rechter heeft een belangenafweging gemaakt. De zorgen die het AMK met de gekozen formulering graag wilde weergeven waren ook al duidelijk gemaakt in het onderzoeksverslag. Zonder aan de inhoud van het onderzoek zelf af te doen was het mogelijk om de bewuste passage te schrappen. Aan de andere kant stond het belang van vader dat zeer groot was bij verwijdering van de bewuste passage en daarnaast had hij de inhoud van het AMK-rapport zelf niet betwist. De rechter heeft ervoor gekozen om het belang van vader hierin zwaarder te laten wegen. Met bovenstaande rechterlijke uitspraak wordt naar het oordeel van de Nationale ombudsman duidelijk dat aan het onderzoek in het geheel geen conclusie kan en mag worden verbonden, nu er geen vervolgonderzoek heeft plaatsgevonden.

34. Op basis van deze afweging van de rechter komt de Nationale ombudsman tot de conclusie dat BJZ Noord-Holland met het handhaven van de gewraakte passage over het bevestigen noch uitsluiten van seksueel misbruik niet heeft voldaan aan het redelijkheidsvereiste.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

Ten aanzien van de klacht over BJZ Gelderland

35. In het Handboek Deltamethode is niet expliciet opgenomen hoe vaak en in welke vorm er contact met de gezinsleden moet zijn, wel dát het er in de fase van het opstellen van het plan van aanpak moet zijn. Uit de aangeleverde informatie van zowel BJZ als verzoeker blijkt dat er voorafgaand aan het opstellen van het plan van aanpak contact met zowel vader als moeder is geweest, waarbij het eerste gesprek met de verzorgende ouder is gevoerd. Helaas is het niet gelukt dat contact met de kinderen te krijgen, maar met de twee belangrijkste personen in hun leven, namelijk hun vader en hun moeder, is wel gesproken. Verzoeker diende een klacht in omdat het gesprek met hem naar zijn indruk geen betekenis had in het opstellen van het plan van aanpak. Het AMK-onderzoek was voor BJZ Gelderland de enige basis voor het plan.

36. Verzoeker klaagt er over dat BJZ Gelderland op de hand van moeder is geweest. De Nationale ombudsman toetst deze klacht aan het behoorlijkheidsvereiste dat de overheid zich onpartijdig op moet stellen en moet handelen zonder vooroordelen. De overheid wekt bij de burger het vertrouwen dat zij onpartijdig te werk gaat. Dit betekent dat de overheid ook alle schijn van partijdigheid vermijdt. In het geval van een ondertoezichtstelling waarbij het begeleiden of uitvoeren van een omgangsregeling een van de hoofddoelen is, is het van belang om te vermijden dat BJZ zelf onderdeel van het conflict wordt.

37. Uit de door BJZ en verzoeker verstrekte informatie komt een beeld naar voren van twee strijdende ouders die het niet eens kunnen worden. Uit de stukken blijkt dat zowel vader als moeder zijn aangesproken op hun verantwoordelijkheden als ouder. Beiden is gevraagd rekening te houden met de uitingen van de kinderen en of zij akkoord gingen met een aangepaste omgangsregeling om de contactopbouw met hun vader te vergemakkelijken. Moeder ging akkoord, vader uiteindelijk niet (meer). BJZ stond daarbij wel voor de taak om buiten het conflict tussen de ouders te blijven. Daarin zijn ze niet geslaagd, een verstorende rol speelt uiteraard dat het gewraakte AMK-onderzoek mede als basis diende voor het plan van aanpak. De Nationale ombudsman is van oordeel dat gezien de discussie die er was over het AMK-rapport en het ontbreken van een kritische opstelling van BJZ ten opzichte van dit rapport zelf nu er geen nader onderzoek werd uitgevoerd, BJZ Gelderland zeer behoedzaam gebruik had moeten maken van het AMK-rapport. Op dat punt heeft BJZ verzuimd voldoende aandacht te besteden aan het respecteren van verzoekers kritiek op het onderzoek en aan te geven welke feiten in het onderzoek uitdrukkelijk wel (of juist niet) een rol spelen bij het opstellen van het plan van aanpak. Dat de conclusie uit het AMK-rapport het belang van vader onnodig heeft geschaad is inmiddels uitgesproken door de rechter. Daarbij komt ook dat in de ogen van vader moeder de oorzaak was van het weer langzaam moeten opbouwen van de omgang in plaats van deze regeling meteen uit te voeren. Zij is en was de verzorgende ouder, de kinderen moesten vanuit haar huis naar verzoeker toe. BJZ heeft bij het zoeken van de medewerking van vader voor de aangepaste omgangsregeling niet voldoende duidelijk gemaakt geen partij te zijn, maar bij alle beslissingen het belang van de kinderen voorop te stellen.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

Aanbeveling

BJZ Gelderland heeft in de reactie op deze klacht laten weten dat zolang de Nationale ombudsman nog geen uitspraak had gedaan over de klacht van vader over het AMK-rapport, het van mening bleef dat dit een van de basisonderdelen van het plan van aanpak mocht zijn. De Nationale ombudsman geeft BJZ Gelderland in overweging om, nu zowel de rechter in zijn beschikking van 12 april 2012 een uitspraak heeft gedaan en het onderzoek van de Nationale ombudsman is afgerond, te bekijken in welke zin er stukken in het dossier van BJZ Gelderland nog aangepast dienen te worden. Daarbij dient zo mogelijk overleg met vader plaats te vinden.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van BJZ Noord-Holland is gegrond wegens schending van het vereiste van redelijkheid.

De klacht over de onderzochte gedraging van BJZ Gelderland is gegrond wegens (de schijn van) partijdigheid.

Achtergrond:

1. In het Protocol van handelen Advies- en Meldpunten Kindermishandeling bij vermoedens van kindermishandeling in relaties van afhankelijkheid en onvrijheid (Versie juni 2009; hierna: het protocol) staat beschreven waartoe de functie 'Onderzoeken en beoordelen' in een AMK-rapport toe leidt. Daarover is in het protocol opgenomen:

Een deskundig oordeel over de vraag of sprake is van enigerlei vorm van kindermishandeling;

Een deskundig oordeel over onderliggende problematiek;

Een risicotaxatie;

Een plan voor risicomanagement, ofwel, een deskundig oordeel over benodigd€ aanvullend onderzoek, diagnostiek, ondersteuning, hulpverlening en bescherming;

Een deskundig oordeel over de mate waarin individuele gezinsleden de problematiek onderschrijven en de mate waarin zij een daarop aansluitende hulpvraag hebben, dan wel tot hulp gemotiveerd kunnen worden;

Een deskundig oordeel over de vraag of ouders bereid en in staat zijn hun verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het welbevinden van hun kind op zich te nemen;

Een beargumenteerd besluit over het al dan niet ondernemen van verdere actie;

De start van de functie "Verwijzen en overdragen";

Beëindiging van de bemoeienis in het geval dat:

Uit het onderzoek blijkt dat het gemelde kind niet wordt mishandeld. Dat is het geval wanneer het in de melding geuite vermoeden overtuigend kan worden weerlegd;

In het onderzoek het in de melding geuite vermoeden niet kan worden bevestigd én niet kan worden weerlegd én er voor het AMK onvoldoende aanknopingspunten zijn om de melding- zonodig met inschakeling van anderen- nader te (doen) onderzoeken;

Naar het oordeel van het AMK aanvullend onderzoek, diagnostiek, ondersteuning, hulpverlening of bescherming niet nodig zijn.

2. Handboek Deltamethode Gezinsvoogdij (versie 3, december 2009):

11.3 Het plan van aanpak

De Deltamethode werkt met een beperkt aantal formulieren. De kern bestaat uit het plan van aanpak en de actieagenda. Het plan van aanpak volgt de logica van het vierstappenmodel. De gezinsvoogd maakt het plan van aanpak in samenwerking met de gezinsleden en met gebruikmaking van de informatie van anderen. Bij iedere stap is het belangrijk om zowel de feitelijke informatie te verzamelen als de visie van de gezinsleden en van personen rond het gezin.

- Stap 1: inventariseren, voert de gezinsvoogd uit op grond van het Raadsrapport en de

voorgeschiedenis van de OTS. Vanaf de start horen daar de feitelijke aanvullingen van de gezinsleden bij en hun visie op de genoemde zorgen en sterke punten.

- Stap 2: het vertalen van de zorgpunten naar ontwikkelingsbedreigingen voor het kind gebeurt door de gezinsvoogd samen met de gedragsdeskundige. Deze stap is de meest analytische en kan daardoor iets verder afstaan van de belevingswereld van de gezinsleden. Het moet echter zodanig worden geformuleerd, dat de gezinsleden het begrijpen en er commentaar op kunnen geven.

- Stap 3: het formuleren van gewenste ontwikkelingsuitkomsten. De gezinsvoogd doet dit in wisselwerking met de gezinsleden. De gezinsvoogd heeft hierover ideeën, maar de gezinsleden kunnen vaak heel goed zeggen wat goed zou zijn voor het kind. Het ene gezin zal dit in zeer algemene termen verwoorden, het andere zal concrete punten noemen. De gezinsvoogd formuleert dit onderdeel samen met de gezinsleden.

- Stap 4: het vertalen van de gewenste ontwikkelingsuitkomsten naar concrete werkafspraken voor de komende periode. Dit gebeurt eveneens door de gezinsvoogd samen met de gezinsleden.

Op deze manier bouwt de gezinsvoogd het plan van aanpak vanaf het eerste moment samen met het gezin op, waarbij zowel de informatie van de Raad en de voorfase van de OTS worden gebruikt als de eerste gesprekken vanaf de kennismaking. De gezinsvoogd betrekt de jeugdige bij de kennismaking en de planvorming op een bij de leeftijd van het kind passende manier. Het plan van aanpak besteedt expliciet aandacht aan de vraag of hulp op indicatie nodig is, dan wel reeds is ingeschakeld. Geïndiceerd zorgaanbod kan goed worden ingezet voor het uitvoeren van effectief gebleken methoden voor specifieke problemen. Het inschakelen van hulp op indicatie maakt onderdeel uit van de actieagenda. Is er reeds hulp op indicatie, dan worden de werkpunten voor de jeugdige, de ouders en de gezinsvoogd met betrekking tot de hulp op indicatie opgenomen in de actieagenda.