Een man vindt dat het hoogheemraadschap onbehoorlijk handelde door de onderhandelingen over de aankoop van een perceel af te breken. De man onderhandelde al sinds 2016 over de aankoop van het perceel. Dit deed hij namens een maatschap. De onderhandelingen tussen de maatschap en het hoogheemraadschap waren in een vergevorderd stadium. Dat blijkt uit een concept koopovereenkomst tussen partijen. Kort daarna wees de Hoge Raad het Didam-arrest. Door het arrest kon het hoogheemraadschap het perceel niet langer één op één verkopen, maar moest het ook andere kandidaten de kans geven om deel te nemen aan een openbare procedure voor de verkoop. Gelet hierop besloot de maatschap zich terug te trekken uit de onderhandelingen.
De man wilde de onderhandelingen wél voortzetten en nam daarover contact op met het hoogheemraadschap. Het hoogheemraadschap was bereid om met de man te onderhandelen over de verkoop van het perceel. Daarop schakelde de man een advocaat in voor juridisch advies. Uit het advies kwam naar voren dat er goede aanknopingspunten waren om als enige serieuze kandidaat het perceel te kopen. Het hoogheemraadschap wilde echter niet verder onderhandelen, omdat het de argumenten uit het juridisch advies niet overtuigend vond. Daarop diende de man een klacht in bij het hoogheemraadschap. De man vond dat de onderhandelingen in een vergevorderd stadium waren en dat het vertrouwen was gewekt dat verkoop van het perceel aan hem toch mogelijk was.
Het hoogheemraadschap vond de klacht ongegrond. Het stelde zich op het standpunt dat er nog geen overeenstemming was over de verkoop van het perceel toen de Hoge Raad het Didam-arrest wees. Door het Didam-arrest was onderhandse verkoop niet meer mogelijk. De man kreeg van het hoogheemraadschap de gelegenheid om argumenten aan te dragen waarom het hem als enige serieuze kandidaat zou moeten aanmerken voor de één op één verkoop. De argumenten die de man inbracht vond het hoogheemraadschap echter niet overtuigend en daarom stopte het definitief de onderhandelingen.
De Nationale ombudsman is van oordeel dat het hoogheemraadschap niet onbehoorlijk handelde door de onderhandelingen met de man af te breken. Het argument van de man dat het afbreken van de onderhandelingen onbehoorlijk was, omdat deze al in een vergevorderd stadium waren is niet juist. Deze onderhandelingen waren met de maatschap en stopten toen die zich daaruit terugtrok na het Didam-arrest. Dat de man de onderhandelingen namens de maatschap deed maakt het niet anders.
Verder is de ombudsman van oordeel dat het feit dat het hoogheemraadschap welwillend was met het verkennen van de mogelijkheden om het perceel aan de man te verkopen niet betekent dat de man erop kon vertrouwen dat het perceel daadwerkelijk aan hem verkocht zou worden. Het hoogheemraadschap vond de argumenten van de man waarom het hem als enige serieuze kandidaat zou moeten aanmerken niet overtuigend. Dat het hoogheemraadschap de man daarop liet weten dat de onderhandelingen stopten kan de ombudsman volgen. Omdat het juridisch advies dat de man inwon was gericht op de positie in de onderhandelingen van de maatschap, vindt de ombudsman het verklaarbaar dat het hoogheemraadschap de argumenten uit het advies anders woog dan de man. Of het afbreken van de onderhandelingen ook juridisch gezien juist is, beoordeelt de ombudsman niet. Dat is aan de rechter.