Verzoeker had bij de gemeente geklaagd over de wijze waarop de gemeente had gehandeld bij de verkoop aan zijn moeder van een stuk gemeentegrond dat grensde aan het perceel van haar woning. De gemeente had de strook grond, die jaren bij zijn ouders in gebruik was geweest, verkocht voor een prijs die met vijftig procent was verhoogd vanwege illegale ingebruikname. Ook stoorde het verzoeker dat hij de wethouder hierover slechts telefonisch had kunnen spreken, waarbij deze had gezegd dat hij hier eigenlijk geen tijd voor had en dat verzoeker blij mocht zijn dat de grond voor deze prijs was verkocht omdat die wat hem betreft hoger had mogen uitvallen. Tijdens de in het kader van de klachtbehandeling gehouden hoorzitting klaagde verzoeker er ook over dat de wethouder nadat verzoeker een klacht had ingediend hem persoonlijk een brief had geschreven. De gemeente liet in de brief waarmee zij de klacht afdeed de klacht over het verkopen van de grond buiten verdere behandeling met het argument dat klachten over het gekozen beleid van een gemeente niet behandeld hoeven te worden. De gemeente merkte verder nog op dat de wethouder beter niet buiten de klachtprocedure om een brief aan verzoeker had kunnen schrijven maar zijn standpunt in de klachtprocedure had moeten inbrengen.
Verzoeker klaagde er onder meer over dat de wethouder buiten de klachtprocedure om een brief had geschreven. De Nationale ombudsman vond dit niet getuigen van de professionele houding die van een wethouder mocht worden verlangd. Een klachtprocedure dient om de verhoudingen tussen partijen die er onderling niet uitkomen te herstellen en geschiedt door een persoon die niet betrokken is geweest bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft. Het schrijven van een brief door een bij de onderzochte gedraging betrokken persoon deed hier afbreuk aan. De Nationale ombudsman vond dat in een situatie als deze een gesprek een beter alternatief was geweest.
Verder overwoog de Nationale ombudsman dat de gemeente haar beslissing op de klacht niet juist had gemotiveerd. Het buiten behandeling laten van de klacht over het verkopen van de grond met het argument dat deze klacht het beleid van de gemeente betrof, was niet op zijn plaats aangezien de klacht niet zag op het beleid zelf maar op de wijze waarop de gemeente hier in het geval van verzoekers moeder uitvoering aan had gegeven.
Gemeente had klacht dat verzoeker geen gehoor had gevonden bij de wethouder niet ongegrond mogen achten: gemeente had zich moeten onthouden van oordeel.
Gemeente had verzoeker ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om te reageren op de verklaring die de wethouder had afgelegd nadat verzoeker tijdens de hoorzitting zijn klacht had toegelicht.