Verzoeker is zonder afmelding niet op een verplicht onderzoek naar zijn rijgeschiktheid verschenen.
De Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) heeft verzoeker laten weten dat hij wederom de onderzoekskosten, ditmaal € 948,00, moet voldoen. Verzoeker vindt het opnieuw betalen van het hele bedrag disproportioneel en heeft het CBR gevraagd of een gedeelte van de eerder door hem voldane kosten kan worden teruggestort. Het CBR heeft geantwoord dat uit dwingendrechtelijk voorgeschreven wet-en regelgeving volgt dat verzoeker de kosten voor het onderzoek nogmaals moet doen.
Verzoeker klaagt erover dat het CBR hem de volledige kosten in rekening heeft gebracht voor het onderzoek alcohol/drugs, hoewel hij het onderzoek niet heeft ondergaan.
Vast staat dat het CBR in het geval van verzoeker niet de volledige kosten heeft moeten maken voor het onderzoek, omdat verzoeker niet op het onderzoek is verschenen. De kosten die de psychiater in rekening brengt bij het CBR zijn aanzienlijk lager dan in het geval verzoeker wel was verschenen op het onderzoek. De kosten voor het opstellen van een verslag van bevindingen door de psychiater bedragen namelijk € 369,00 en die vallen weg. Het CBR stelt zich op het standpunt dat ervoor gekozen is een vast bedrag vast te leggen in een ministeriële regeling omdat daardoor efficiënt met de kostenberekening kan worden omgegaan vanuit het oogpunt van een beperking van de administratieve lasten.
Redelijkheidsvereiste. In het geval een burger niet op een onderzoek verschijnt kan het CBR steeds een standaard/uniform bedrag terugstorten. Niet valt in te zien dat dit tot een dusdanige verzwaring van de administratieve lasten leidt dat daarom maar aan het belang van de burger, namelijk dat deze meer betaalt dan nodig is, voorbij moet worden gegaan.
De Nationale ombudsman beveelt het CBR aan in dit geval en in het algemeen een deel van de kosten te vergoeden aan een burger die is opgeroepen voor een onderzoek, maar daar niet is verschenen.