2011/281: OM weigert schadevergoeding van onterecht aantal dagen hechtenis

Rapport

Verzoeker zat vanaf 2 december 2003 tot 2 augustus 2004 in voorarrest. Het Gerechtshof veroordeelde verzoeker op 16 juni 2006 in hoger beroep tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 140 uur, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis. Tegen deze uitspraak stelde verzoeker op 30 juni 2006 cassatie in. Op 3 maart 2009 gaf de Hoge Raad aan dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, maar dat de cassatiefase de redelijke termijn had overschreden. De Hoge Raad besloot tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf met zeven dagen (233 dagen waarvan 167 voorwaardelijk). De Hoge Raad liet de veroordeling tot de taakstraf van 140 uren ongewijzigd. Hierop volgde correspondentie tussen verzoeker en het Openbaar Ministerie, waarbij verzoeker om schadevergoeding verzocht omdat hij te lang in voorarrest had gezeten en om compensatie vroeg van de taakstraf.

Omdat vervulling van de taakstraf uitbleef, beval het openbaar ministerie op 21 september 2009 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Verzoeker diende hiertegen op 7 oktober 2009 een bezwaarschrift in. Omdat zo'n bezwaarschrift gelet geen schorsende werking heeft, gaf het openbaar ministerie een arrestatiebevel. Op 12 november 2009 werd verzoeker in verband hiermee door de politie aangehouden en ingesloten. Begin december 2009 spande verzoeker een kort geding aan tegen de Staat en verzocht hierbij om directe vrijlating. Op 15 december 2009 besloot het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van de straf alsnog op te schorten in afwachting van de beslissing op het bezwaarschrift. Op 15 december 2009 werd verzoeker daarom in vrijheid gesteld.

Het Gerechtshof verklaarde op 8 maart 2010 verzoekers bezwaarschrift tegen de omzetting van de taakstraf gegrond. Het Gerechtshof overwoog hierbij dat het Gerechtshof in zijn beslissing van 16 juni 2006, abusievelijk uitgegaan was van 73 dagen in plaats van 243 dagen voorarrest.

Verzoeker vroeg de Nationale ombudsman de zaak te onderzoeken. Hijklaagt erover dat het openbaar ministerie de executie van de omzetting van zijn taakstraf naar vervangende hechtenis niet heeft opgeschort in afwachting van de beslissing van het Gerechtshof op het bezwaarschrift van 7 oktober 2009 dat hij daartegen had ingediend.

De Nationale ombudsman oordeelde als volgt. Het Openbaar Ministerie heeft enige ruimte om naar eigen inzicht te bepalen in welke gevallen het besluit de vervangende hechtenis te schorsen. De wet regelt dit niet en het beleid hieromtrent is niet op schrift gesteld. Dit maakt dat het Openbaar Ministerie een dergelijke beslissing zorgvuldig dient te nemen en daarbij de betrokken belangen tegen elkaar moet afwegen. De Nationale ombudsman meent dat verzoekers situatie bij het Openbaar Ministerie voldoende vragen had moeten oproepen om eerder tot bestudering van zijn dossier en het betreffende arrest van het Hof over te gaan. Het redelijkheidsvereiste brengt met zich mee dat gelet op de inhoud van de brieven van verzoeker en van het arrest van het Hof,de advocaat-generaal na de ontvangst van het bezwaarschrift tegen de executie van de vervangende hechtenis, had moeten besluiten de executie op te schorten totdat de rechter op het bezwaarschrift had beslist.

Redelijkheidsvereiste: gegrond

De Nationale ombudsman beveelt de minister aan om verzoeker op de hoogte te stellen van de definitieve besluitvorming omtrent de vraag hoe de rechtspraak wil omgaan met verzoeken om schadevergoeding in zaken waarin de Hoge Raad de duur van een opgelegde straf heeft verminderd. De Nationale ombudsman beveelt daarnaast aan om verzoeker dan direct mee te delen of deze besluitvorming hem mogelijk compensatie oplevert voor de zeven dagen strafkorting die de Hoge Raad hem heeft gegeven.

Instantie: Openbaar Ministerie

Klacht:

executie van de omzetting van verzoekers taakstraf naar vervangende hechtenis niet opgeschort in afwachting van de beslissing van het Gerechtshof op het bezwaarschrift van 7 oktober 2009 dat hij daartegen had ingediend

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Openbaar Ministerie

Klacht:

geen rekening gehouden met het feit dat verzoeker duidelijk had gemaakt dat hij de taakstraf niet zou voldoen

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Openbaar Ministerie

Klacht:

pas op het moment dat verzoeker een kort geding aanspande, besloten om de tenuitvoerlegging op te schorten

Oordeel:

Gegrond