2005/402

Rapport

Verzoekster is van Turkse nationaliteit en verblijft sinds 1994 in Nederland. Zij had een verblijfsvergunning voor verblijf bij ouders. Deze vergunning werd op 27 februari 2003 met terugwerkende kracht tot 11 augustus 2000 ingetrokken, omdat verzoekster die dag in het huwelijk was getreden. Van deze intrekking ging zij in bezwaar en vervolgens in beroep. Op 13 november 2003 diende zij ook een verzoek in om een vergunning voor voortgezet verblijf bij echtgenoot. Toen een beslissing op deze aanvraag uitbleef diende verzoekster op 26 mei 2004 een klacht in bij deIND De IND verklaarde de klacht bij brief van 21 juli 2004 gegrond. De IND deed de toezegging binnen zes weken op de aanvraag te beslissen. Toen er niets gebeurde verzocht verzoekster bij brief van 8 september 2004 de IND om nakoming van de toezegging. De brief werd opgevat als nieuwe klacht en na zes weken zou antwoord volgen, berichtte de IND. Verzoekster wendde zich ten einde raad op 23 september 2004 tot de Nationale ombudsman, die de zaak op 4 oktober 2004 ter interventie voorlegde aan de IND. In het e-mailbericht waarmee de No. de zaak aan de IND voorlegde, stond abusievelijk vermeld dat het ging om een verlengingsaanvraag van de heer B. in plaats van een verzoek om verlening van een vergunning voor mevrouw B.. Wel was in de brief het juiste dossiernummer bij de IND vermeld en werd gerefereerd aan de lopende klachtprocedure. Binnen een uur ontving de No. een e-mail terug van de IND waarin werd meegedeeld dat op 30 september 2004 op de aanvraag van de heer B. positief was beslist. De Nationale ombudsman gaf dit door aan verzoekster, die blij was met het bericht. Op 20 oktober 2004 liet de IND weten dat er sprake was van een misverstand. Niet verzoekster, maar haar zus had een verblijfsvergunning gekregen.

Verzoekster klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op 4 oktober 2004 in het kader van een interventie aan de Nationale ombudsman -naar later bleek ten onrechte- heeft meegedeeld dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 30 september 2004 positief had beslist op haar aanvraag om een verblijfsvergunning en dat het verblijfsdocument binnen vier weken aan haar zou worden uitgereikt door de gemeente Rotterdam.

De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging niet behoorlijk. Weliswaar was er in het bericht van de Nationale ombudsman een kleine onnauwkeurigheid geslopen, maar aan de hand van de verstrekte informatie had bij passende oplettendheid de IND het juiste dossier moeten raadplegen en correcte informatie moeten verschaffen

Door informatie te verstrekken over de zuster van verzoekster, die weliswaar dezelfde voorletter heeft, maar een andere familienaam en een ander dossiernummer bij de IND en geen klachtprocedure had lopen, is de IND tekort geschoten vanuit het oogpunt van administratieve nauwkeurigheid.

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Verzoekster (ten onrechte) meegedeeld dat de minister positief had beslist op verzoeksters aanvraag om een verblijfsvergunning en dat het verblijfsdocument binnen vier weken aan haar zou worden uitgereikt .

Oordeel:

Gegrond