Een vrouw werd bij de beëindiging van een demonstratie aangehouden door de politie. Vanwege haar medische situatie was het voor haar gevaarlijk om op een bepaalde manier getild te worden. Dat was voor de aanhouding aan de agenten verteld. Toen de politie haar toch optilde, verzette zij zich en kreeg zij handboeien om. Zij werd vervolgens op een karretje naar een politieauto gereden door één van de agenten. Volgens de vrouw draaide deze agent haar arm pijnlijk op haar rug, schreeuwde hij tegen haar en lachte hij haar uit. De politie reed een stukje met de vrouw in de politieauto, maar besloot de vrouw vanwege haar medische situatie niet mee te nemen naar het cellencomplex. Zij werd aan de kant van de weg uit de politieauto gelaten.
De vrouw diende een klacht in bij de politie over de manier waarop zij werd aangehouden en vrijgelaten. De vrouw vond dat de politie beter rekening had moeten houden met haar medische situatie. Zij was heel erg geschrokken door wat er was gebeurd en hoe de politie met haar was omgegaan.
Toen de politie de klacht ging behandelen, bleek dat er niets over haar aanhouding was opgeschreven in de systemen van de politie. Verder lukte het de politie niet om één van de betrokken agenten te vinden. Zijn identiteit bleef onbekend. De politie erkende dat dit beter had gemoeten. Daarvoor bood de politie excuses aan. De politie stelde ook een klachtencommissie in, die de politiechef adviseerde over de klacht. De politie vond dat de vrouw niet zomaar op straat uit de politieauto gezet kon worden. Die klacht was gegrond. De overige klachten van de vrouw over het optreden van de politie werden ongegrond verklaard.
De vrouw diende vervolgens een klacht in bij de Nationale ombudsman. Zij was niet tevreden met de reactie van de politie. En zij klaagde ook over de hoorzitting die de klachtencommissie hield.
De ombudsman is het met de politie eens dat bepaalde dingen niet goed zijn gegaan. Het is heel belangrijk dat de politie goed registreert. Doordat dit niet is gebeurd, kon één van de betrokken agenten niet gevonden worden en kon hij niet zijn verhaal doen in de klachtenprocedure. De politie gaf geen oordeel over de klacht van de vrouw die over het gedrag van deze agent ging. De ombudsman doet dat wel. Het ligt aan de politie dat er niets is opgeschreven over de aanhouding en dat de onbekende agent niet gevonden is. Verder heeft de vrouw een duidelijk verhaal, dat grotendeels gelijk is aan het verhaal van de aanwezige agenten. De ombudsman vindt het gedrag van de agent die de vrouw verplaatste niet professioneel.
Verder vindt de ombudsman dat de politie beter naar de vrouw had kunnen luisteren toen zij haar wilden aanhouden. De politie had in gesprek kunnen gaan over de manier waarop zij het beste verplaatst kon worden. Zo had de vrouw, als demonstrant met een onzichtbare beperking, veilig kunnen demonstreren.
De vrouw klaagde ook over de hoorzitting die de klachtencommissie hield. Zij vond het vervelend dat de hoorzitting in een politiebureau was, en dat zij samen met de betrokken agenten gehoord werd. De ombudsman vindt dat de klachtencommissie voldoende heeft uitgelegd waarom de hoorzittingen tijdelijk op een politiebureau plaatsvonden. Vanaf het najaar zullen er weer zittingen op een externe locatie zijn. De ombudsman vindt wel dat de klachtencommissie beter had kunnen reageren op de vraag van de vrouw om haar niet samen met de agenten te horen. Namelijk door haar zorgen serieus te nemen en het gesprek daarover aan te gaan.