2008/314

Rapport

Verzoeker klaagde dat de Belastingdienst zijn voorlopige aanslag inkomstenbelasting ambtshalve verminderde. De Belastingdienst had beter een nadere negatieve voorlopige aanslag of de definitieve aanslag op kunnen leggen. Door deze keuze kreeg verzoeker geen heffingsrente vergoed. Dat zou door het opleggen van een nadere negatieve voorlopige aanslag of een definitieve aanslag wel het geval zijn geweest.

De Nationale ombudsman overwoog dat de Belastingdienst, onder de omstandigheden van dit geval, bij de vermindering van de voorlopige aanslag niet had mogen kiezen voor de ambtshalve vermindering nu er ook andere, minder bezwarende, mogelijkheden waren om de voorlopige aanslag te verminderen. Van de Belastingdienst had verwacht mogen worden dat hij er zorg voor zou dragen dat eventuele nadelige gevolgen van een regeling evenredig verdeeld werden tussen burger en overheid. Door dit niet te doen heeft de Belastingdienst in strijd met het evenredigheidsvereiste gehandeld. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging dan ook niet behoorlijk.

De Nationale ombudsman heeft de Belastingdienst in overweging gegeven om de werkwijze aan te passen waardoor recht wordt gedaan aan het evenredigheidsvereiste.

Instantie: Belastingdienst/Haaglanden

Klacht:

Bij de verlaging van verzoekers voorlopige aanslag overgegaan tot ambtshalve vermindering van deze voorlopige aanslag; geen nadere negatieve voorlopige aanslag opgelegd waarbij wel heffingsrente wordt vergoed.

Oordeel:

Gegrond